In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 20 april 2025. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant Tilburg, die als gecertificeerde instelling betrokken is bij de zorg voor de minderjarigen. De ouders van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, vooral gezien de problematische relatie tussen de ouders en het contactverlies met de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2025 was de moeder aanwezig, maar de vader verscheen niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, ondanks eerdere positieve ontwikkelingen. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om de rol van de vader in het leven van de kinderen kritisch te bekijken en te monitoren hoe het met de kinderen gaat. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.