ECLI:NL:RBZWB:2025:2473
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor leerlingenvervoer per taxibus
Op 15 januari 2025 heeft verzoeker een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda voor leerlingenvervoer per taxibus voor zijn zoon. Het college heeft deze aanvraag op 21 februari 2025 afgewezen, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt en de voorzieningenrechter heeft verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 april 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij en zijn vrouw niet in staat zijn om hun zoon van en naar school te vervoeren. Volgens de geldende verordening is het in principe de verantwoordelijkheid van de ouders om het vervoer te regelen, en de afstand van de woning naar de school bedraagt slechts 4 km, terwijl een vervoersvoorziening pas kan worden toegekend bij een afstand van meer dan 6 km.
Hoewel er sprake is van een bijzonder geval omdat de zoon begeleiding nodig heeft, heeft het college al een passende voorziening aangeboden in de vorm van een begeleiderspas voor het openbaar vervoer. Verzoeker heeft dit aanbod echter afgewezen, wat de voorzieningenrechter niet als een goede reden beschouwde. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het bestreden besluit onrechtmatig te achten en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 24 april 2025 door mr. M. Breeman, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks.