ECLI:NL:RBZWB:2025:2474
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering en de beoordeling van psychische klachten
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Het UWV had op 31 mei 2024 besloten om per 23 april 2024 geen ZW-uitkering aan eiser toe te kennen, waarop eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 22 juli 2024, waarna eiser beroep instelde. De voorzieningenrechter had eerder op 10 september 2024 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Tijdens de zitting op 23 april 2025, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. Eiser, die als AR manager in de muzieksector werkte, had zich op 23 april 2024 ziekgemeld vanwege psychische klachten. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts b&b tot de conclusie is gekomen dat de klachten van eiser op de datum van ziekmelding niet ernstig genoeg waren om hem ongeschikt te maken voor zijn werk.
De rechtbank wijst erop dat eiser tijdens zijn WW-periode had aangegeven dat het goed met hem ging en dat hij bezig was met het opstarten van een eigen bedrijf. Dit staat in contrast met zijn ziekmelding. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn psychische klachten op 23 april 2024 ernstiger waren dan door het UWV werd aangenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.