ECLI:NL:RBZWB:2025:2479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
BRE 21/5162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure van belanghebbende B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. Het verzet betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2024, waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard wegens het ontbreken van een juiste machtiging. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 11 april 2025, waarbij mr. D.A.N. Bartels als gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, evenals een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. Bartels niet heeft voldaan aan de verzoeken om een machtiging en uittreksels uit het handelsregister van belanghebbende te overleggen. Ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank heeft belanghebbende geen uittreksel ingediend, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. In het verzet heeft mr. Bartels aangevoerd dat hij geen kans heeft gekregen om het verzuim te herstellen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzet ongegrond is, omdat de verplichting tot het overleggen van de machtiging en uittreksels duidelijk was en niet is nageleefd.

De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of voor het toekennen van immateriële schadevergoeding, aangezien mr. Bartels niet bevoegd was om namens belanghebbende een verzoek daartoe in te dienen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 op het verzet van

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2024 in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2023 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard, wegens het niet overleggen van een juiste machtiging. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] , alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting en rioolheffing met aanslagnummer [nummer] .
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 11 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben mr. Bartels en namens de heffingsambtenaar [persoon 1] deelgenomen.

Procesverloop

2. Bij brief van 29 november 2021 is mr. Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging en uittreksels uit het handelsregister te overleggen. Bij brieven van 7 januari 2022 en 16 februari 2022 is dit verzoek herhaald. Mr. Bartels bij brief, ontvangen op 22 februari 2022, gereageerd en een machtiging op naam van [persoon 2] en uittreksels uit het handelsregister van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V overgelegd.
2.1.
De griffier heeft op 22 februari 2024 gevraagd om een uittreksel uit het handelsregister van belanghebbende. Mr. Bartels heeft hier bij brief, ontvangen op 19 maart 2024, op gereageerd en een uittreksel uit het handelsregister van [bedrijf 3] B.V. ingediend.
2.2.
Mr. Bartels heeft niet voldaan aan het verzoek van de rechtbank, waarna het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 11 oktober 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3.1.
Mr. Bartels voert in verzet aan dat hem geen mogelijkheid is geboden om het verzuim te herstellen.
3.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. Als de ander een rechtspersoon is of een natuurlijk persoon die een onderneming drijft, kan de rechtbank ook verlangen dat – recente – uittreksels uit het handelsregister worden overgelegd.
3.4.
De rechtbank heeft mr. Bartels bij brieven van 7 januari 2022, 16 februari 2022 en 22 februari 2022 gevraagd om een uittreksel uit het handelsregister van belanghebbende. De rechtbank ziet geen reden om te betwijfelen of deze ook zijn ontvangen blijkens de reactie van mr. Bartels op de brieven. Dat de gevraagde stukken niet worden ingediend is een omstandigheid die voor rekening van belanghebbende kan worden gelaten.
3.5.
Vast staat dat de rechtbank binnen de gestelde termijn geen uittreksel uit het handelsregister van belanghebbende heeft ontvangen.

Conclusie en gevolgen

4. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 11 oktober 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
4.1.
Nu niet is gebleken dat mr. Bartels is gemachtigd door een vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder van belanghebbende, kan er ook geen sprake zijn van enige spanning of frustratie bij belanghebbende die te wijten zou zijn aan het handelen of nalaten van de rechtbank of heffingsambtenaar. Mr. Bartels is tenslotte niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om immateriële schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzet ongegrond;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 25 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).