ECLI:NL:RBZWB:2025:249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/02/428936 / JE RK 24-2113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinszaak

Op 8 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Sumner, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van de rekestprocedure, waarbij de kinderrechter de belangen van de kinderen vooropstelde. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 17 januari 2024 en diende te worden verlengd voor een periode van een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er nog steeds sprake was van een gebrekkige samenwerking tussen de ouders en een gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen hadden al meer dan drieënhalf jaar geen contact meer met hun vader, wat hen emotioneel en in hun ontwikkeling bedreigde. Tijdens de behandeling gaven de kinderen aan dat ze de omgang met hun vader belangrijk vonden, maar dat ze ook behoefte hadden aan erkenning van hun ervaringen. De moeder en de vader gaven beide aan dat ze bereid waren om mee te werken aan een traject voor contactherstel, maar er waren zorgen over de effectiviteit van dit proces.

De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig waren en dat het in het belang van de kinderen was om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling werd verlengd van 17 januari 2025 tot 17 januari 2026, met de hoop dat de ouders in de tussentijd zouden werken aan hun communicatie en de mogelijkheid tot contactherstel zou verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428936 / JE RK 24-2113
Datum uitspraak: 8 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
.
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat mr. J. Brouwer te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.M. van Breemen te Rijen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met advocaat mr. F. Pool, waarnemende mr. J. Brouwer;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover op 7 januari 2025 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Bij beschikking van [datum] 2019 is tussen de vader en de moeder de scheiding van tafel en bed uitgesproken.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.5.
Bij beschikking van 17 januari 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 17 januari 2024 tot 17 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij aanvang van de ondertoezichtstelling in januari 2024 al zo’n drieënhalf jaar geen contact meer hadden met hun vader. Begeleide omgang werd toen ingezet. Nadat de kinderen aangaven een onveilig gevoel te hebben gehad tijdens de begeleide omgang omdat de omgangsbegeleider onbekend was voor hen en zij het gevoel kregen dat zij niet gehoord werden, besloot de GI op 30 april 2024 de omgang te stoppen. Op dit moment stuurt de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] iedere vier weken een kaartje. Beide kinderen hebben aangegeven dit voor nu als enige vorm van contact te willen.
4.2.
De samenwerking tussen de ouders verloopt nog steeds erg stroef. Zo heeft de moeder op 11 juli 2024 bij de voorzieningenrechter vervangende toestemming moeten verzoeken voor vakantie met de kinderen naar Frankrijk. Eind september 2024 is [coach] gestart met een ouderschapstraject. Ook gaat deze een specialistisch contacthersteltraject inzetten. Dit allereerst om bij de kinderen vertrouwen te winnen, met als doel om vervolgens tot een traject van contactherstel te kunnen komen tussen de vader en de kinderen. Vanuit het vrijwillige kader was daarnaast in januari 2024 voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] begeleiding gestart vanuit [psycholoog] . In overleg met [psycholoog] nemen de kinderen de kaart die zij telkens van de vader ontvangen hier mee naartoe, zodat zij samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deze kaart kunnen lezen. De school geeft aan dat na het stopzetten van de begeleide omgang het in alle opzichten beter gaat met [minderjarige 2] . Hij heeft moeite om naar school te gaan, maar eenmaal op school gaat het prima. [minderjarige 1] is net gestart op de middelbare school en doet het daar erg goed.
4.3.
Concluderend maken de moeilijke oudercommunicatie, het ouderschapstraject van ouders en het zojuist gestarte specialistische contacthersteltraject dat de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar aangewezen acht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI haar verzoek gehandhaafd.
4.4.
[minderjarige 1] heeft tegen de kinderrechter verteld dat het goed met haar gaat, dat zij de overgang van de basisschool naar de middelbare school heeft gemaakt en dat zij het op school heel erg naar haar zin heeft. Over of de ondertoezichtstelling verlengd zou moeten worden heeft [minderjarige 1] geen mening. Ze laat dat in het midden. De omgang vindt [minderjarige 1] het belangrijkste. Ze wil van haar vader graag de erkenning krijgen over wat er in het verleden is gebeurd en dat haar vader inziet wat dat met haar gedaan heeft.
4.5.
[minderjarige 2] heeft verteld dat hij na dit lopende schooljaar de basisschool gaat beëindigen. Ook [minderjarige 2] heeft over of de ondertoezichtstelling nog verlengd zou moeten worden geen mening en vindt de omgang het belangrijkste. De tussen ouders gemaakte belafspraak naar aanleiding van het afgelopen zomer gehouden kort geding over de vakantie is [minderjarige 2] niet goed bevallen. [minderjarige 2] vond het vervelend om naar zijn vader te moeten bellen. Het liefste wil [minderjarige 2] helemaal geen contact met zijn vader.
4.6.
De moeder heeft, al dan niet bij monde van haar advocaat, naar voren gebracht dat zij het lastig vindt om de vraag te beantwoorden of de ondertoezichtstelling nog zou moeten worden verlengd. Bij de start van de ondertoezichtstelling begreep de moeder dat een ondertoezichtstelling nodig zou zijn om tussen de vader en de kinderen omgang te kunnen realiseren. In die zin stond de moeder achter een ondertoezichtstelling en kon zij met het verzoek instemmen. Echter heeft de GI nadien haar vertrouwen beschaamd. Zo is naar de mening van de moeder de opbouw van de omgang niet zorgvuldig verlopen, ging het voor de kinderen te snel en zijn de kinderen daarin onvoldoende meegenomen. Daarbij betreurt de moeder dat de GI lange tijd niet heeft willen overgaan tot rectificatie dat bij haar geen sprake is van middelenmisbruik (alcohol) en dat dat er ook nooit geweest is. Dit alles neemt volgens de moeder niet weg dat zij bereid is om aan de ondertoezichtstelling en wat daarin nodig is haar medewerking te verlenen, op voorwaarde dat zij en de kinderen in het vervolg serieus worden genomen, zoals ten aanzien van het zich in het verleden voorgedane huiselijke geweld. De moeder wil dat met name de kinderen daarin erkenning zullen krijgen.
4.7.
De vader heeft, al dan niet bij monde van zijn advocaat, er op gewezen dat de kinderrechter in haar beschikking ondertoezichtstelling van 17 januari 2024 heeft overwogen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun emotionele en identiteitsontwikkeling worden bedreigd. Naar de mening van de vader is dat nog steeds het geval, omdat hij de kinderen nog altijd niet ziet. De vader hecht er groot belang aan dat ingezet gaat worden op contactherstel tussen hem en de kinderen. In dat verband betreurt de vader dat hij dat niet terugziet in de stukken van [coach] , maar dat hij daarin enkel terugleest dat de mogelijkheden daartoe zullen worden onderzocht. De vader hoopt dat de moeder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in elk geval in positieve zin zal stimuleren voor contact met hem, maar heeft daarin nog onvoldoende vertrouwen. Naar de mening van de vader heeft hij zich in de afgelopen jaren ten opzichte van de moeder onvoldoende mondig opgesteld en was hij niet opgewassen tegen haar kritieken. Om die reden acht de vader de komende ouderschapsreorganisatie eens temeer van belang. De vader is ook bereid om deel te nemen aan psycho-educatie en verklaart daarover reeds adviezen te hebben ingewonnen. Naar de mening van de vader zal ook de moeder daar baat bij hebben. Met het verzoek tot ondertoezichtstelling stemt de vader in.
5.
De beoordeling
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog altijd sprake is van een gebrekkige samenwerking tussen ouders over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook blijkt dat er nog altijd sprake is van een ontbrekend contact tussen de vader en de minderjarigen.
In deze zin worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Daarmee zijn de gronden voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds aanwezig.
5.4.
Het is positief dat de beide ouders bereid zijn om aan de door de GI gearrangeerde ouderschapsreorganisatie vanuit [coach] hun medewerking te gaan verlenen. Om tot contactherstel te kunnen komen zal door [coach] daarnaast een specialistisch contacthersteltraject worden ingezet. Dit moet uitwijzen of vervolgens een traject van contactherstel tussen enerzijds de vader en anderzijds [minderjarige 1] en [minderjarige 2] slagingskans heeft. De kinderrechter heeft begrip voor het standpunt van de vader hierover dat dit hem teveel onzekerheid geeft of het daadwerkelijk tot (een traject van) contactherstel zal komen. Echter gezien de grote weerstand bij [minderjarige 1] een [minderjarige 2] voor contact met hun vader dient uit zorgvuldigheid dit traject te worden bewandeld. Uiteindelijk zal dit de kans op succesvol contactherstel vergroten. Immers moet met alle mogelijke middelen worden voorkomen dat een traject van contactherstel voor de kinderen opnieuw op een teleurstelling zal uitlopen.
In dit verband is in elk geval positief dat de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven, dat hij bereid is om mee te werken aan een traject (psycho-educatie) dat hem meer inzicht zal kunnen geven in de belevingswereld van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.5.
De GI dient er op toe te zien hoe de vader én de moeder boodschappen aan de kinderen overbrengen. Immers zijn ook voor de moeder hierin stappen te zetten. Tekenend is wat dit betreft dat de moeder na de afgelopen zomer aan de orde geweest zijnde kort geding procedure naar de kinderen uitdroeg, als dat zij van hun vader tijdens de vakantie foto’s van de kinderen zou moeten versturen en de kinderen tijdens de vakantie met hun vader moesten bellen. Echter dit betrof een afspraak tussen de ouders tijdens de mondelinge behandeling, waar de moeder dus zelf mee akkoord was gegaan. De kinderrechter gaat er van uit dat de moeder de kinderen in het vervolg niet langer zal belasten met zaken die de vader in een negatief daglicht zullen zetten.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.8.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 17 januari 2025 tot 17 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025 door mr. Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 22 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.