ECLI:NL:RBZWB:2025:2500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11035904 CV EXPL 24-1145 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet betaalde verzekeringspremie en beëindiging van verzekeringsovereenkomst

In deze zaak vordert ABN AMRO Schadeverzekering N.V. betaling van een bedrag van € 6.120,11 van 't Gouddoppertje Holding B.V. wegens niet-betaalde verzekeringspremies. De verzekeraar stelt dat de verzekeringsovereenkomst niet is beëindigd, ondanks de bewering van 't Gouddoppertje dat de polis per 26 oktober 2022 door de verzekeraar is beëindigd. De kantonrechter oordeelt dat uit de communicatie van de verzekeraar niet kan worden afgeleid dat de polis is beëindigd. 't Gouddoppertje heeft de premie over de periode van 1 september 2023 tot 1 september 2024 van € 5.249,86 niet betaald, ondanks meerdere aanmaningen. De kantonrechter wijst de vordering van de verzekeraar toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. 't Gouddoppertje wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is gewezen op 12 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11035904 CV EXPL 24-1145
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: de verzekeraar,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
tegen
'T GOUDDOPPERTJE HOLDING B.V.,
te Middelburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: 't Gouddoppertje,
vertegenwoordigd door [gemachtigde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024;
- de mondelinge behandeling van 3 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. ’
t Gouddoppertje heeft een verzekeringsovereenkomst, te weten een ABN AMRO bedrijfspolis (hierna: bedrijfspolis) gesloten bij de verzekeraar.
2.2.
Per brief van 2 september 2023 heeft de verzekeraar meegedeeld dat de bedrijfspolis is verlengd met 12 maanden. De premie bedraagt € 5.249,86 en de premievervaldag is 1 september.
2.3.
Ondanks verschillende aanmaningen heeft ’t Gouddoppertje de premie over de periode van 1 september 2023 tot 1 september 2024 van € 5.249,86 niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
De verzekeraar vordert bij vonnis -samengevat- uitvoerbaar bij voorraad om
’t Gouddoppertje te veroordelen om aan de verzekeraar te betalen een bedrag van € 6.120,11 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en handelsrente (tot 13 februari 2024), vermeerderd met de handelsrente over € 5.249,86 vanaf 13 februari 2024 en met veroordeling van ’t Gouddoppertje in de proceskosten.
3.2.
De verzekeraar legt aan haar vordering ten grondslag dat ’t Gouddoppertje haar betalingsverplichting niet is nagekomen die voortvloeit uit de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst.
3.3. '
t Gouddoppertje voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft ’t Gouddoppertje het verweer gevoerd dat zij de verzekeringspremie over de periode van 1 september 2023 tot 1 september 2024 niet hoefde te betalen omdat de verzekeringsovereenkomst per 26 oktober 2022 door de verzekeraar is beëindigd. De kantonrechter passeert dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
4.2.
ABN AMRO Bank (hierna: de bank) heeft in haar brief van 26 oktober 2022 meegedeeld de bancaire relatie met ’t Gouddoppertje te beëindigen. Dit vanwege het feit dat -ondanks meerdere verzoeken daartoe- ‘t Gouddoppertje geen informatie over haar eigendom- en zeggenschapsstructuur heeft verstrekt aan de bank. Onder het kopje ‘Wat moet u doen?’ staat onder meer dat de bank van ’t Gouddoppertje verwacht dat zij de bedrijfspolis beëindigt of bij een andere verzekeraar, niet zijnde een dochteronderneming van ABN AMRO onderbrengt. Anders dan ’t Gouddoppertje heeft aangevoerd, kan uit deze mededeling niet de conclusie worden getrokken dat de bedrijfspolis daarmee is beëindigd. Uit de tekst van de brief volgt dat ’t Gouddoppertje zelf actie moet ondernemen om de bedrijfspolis te beëindigen dan wel om de polis bij een andere verzekeraar onder te brengen. Dit heeft zij niet gedaan.
4.3.
Verder heeft ’t Gouddoppertje ook niet richting de verzekeraar gereageerd naar aanleiding van de brief van 2 september 2023 waarin is meegedeeld dat de bedrijfspolis werd verlengd en verzocht is de jaarpremie te voldoen. Indien ’t Gouddoppertje meende dat de bedrijfspolis al in oktober 2022 was beëindigd, dan had het op haar weg gelegen de verzekeraar hiervan op de hoogte te stellen. Dit had ’t Goudoppertje kunnen doen door te ageren tegen de factuur dan wel tegen de daarna gestuurde herinneringen. Hiervan is niets gebleken.
4.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van ’t Gouddoppertje dat zij de premie niet hoeft te betalen omdat de verzekeraar hierdoor geen schade heeft geleden. Hoewel het juist is dat de dekking van een polis vervalt als de premie niet wordt betaald, doet dit niet af aan het feit dat partijen een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten. Op grond van deze overeenkomst is ’t Gouddoppertje gehouden haar betalingsverplichting na te komen.
4.5.
Voor zover ’t Gouddoppertje het standpunt inneemt dat de verzekeraar de premie had moeten incasseren van een door de bank geblokkeerde rekening waar volgens
’t Gouddoppertje voldoende saldo opstond, wordt dit standpunt niet door de kantonrechter gevolgd. Uit de brieven van de verzekeraar van 25 september 2023 en 17 oktober 2023 blijkt dat de verschuldigde premie niet kon worden geïncasseerd van de opgegeven bankrekening van ’t Gouddoppertje. De reden waarom er niet van deze rekening geïncasseerd kon worden, kan in dit geval in het midden blijven. Het had op de weg van
’t Gouddoppertje gelegen om -na de mededelingen van de verzekeraar- de verschuldigde premie op een andere wijze te betalen. Dit is niet gebeurd. De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 5.249,86 toe.
4.6.
De verzekeraar maakt aanspraak op een bedrag van € 98,89 aan wettelijke (handels)rente vanaf het intreden van het verzuim tot 13 februari 2024 (de datum van het opstellen van de dagvaarding). Vaststaat dat het om twee handelspartijen gaat en dat niet tijdig is betaald, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 13 februari 2024 wordt toegewezen over de toewijsbare hoofdsom van
€ 5.249,86.
4.7.
De verzekeraar vordert een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De verzekeraar heeft ook een vergoeding van btw gevorderd over de buitengerechtelijke incassokosten. Omdat de verzekeraar geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 771,36 (incl. btw) toegewezen.
4.8. '
t Gouddoppertje is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de verzekeraar worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,17
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.477,17

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt 't Gouddoppertje om aan de verzekeraar te betalen een bedrag van € 6.120,11, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 5.249,86, vanaf 13 februari 2024 tot de dag van volledige betaling:
5.2.
veroordeelt 't Gouddoppertje in de proceskosten, waarvan € 1.477,17 te betalen aan de verzekeraar, binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als 't Gouddoppertje niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2025.