ECLI:NL:RBZWB:2025:2504

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
10856514 CV EXPL 23-3961 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding na schade aan zeilboot tijdens storm

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jachthaven en een huurder van een ligplaats. De jachthaven vorderde betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding na een incident waarbij de zeilboot van de huurder van bokken viel tijdens een storm. De jachthaven stelde dat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en vorderde een totaalbedrag van € 3.096,14, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De huurder voerde verweer en vorderde in reconventie een schadevergoeding van € 20.000,00, stellende dat de jachthaven tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de stallingsovereenkomst.

De rechtbank oordeelde dat de jachthaven niet tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de vordering tot betaling van de facturen toewijsbaar was. De rechtbank wees de vordering van de huurder in reconventie af, omdat de jachthaven voldoende zorg had gedragen voor de stalling van de boot. De rechtbank oordeelde dat de huurder de kosten voor de hijswerkzaamheden en de winterstalling moest vergoeden, evenals het liggeld voor 2022. De huurder werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.997,10, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De vordering van de huurder in reconventie werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10856514 CV EXPL 23-3961
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [de jachthaven] ,

te [plaats 1] ,
alsmede haar vennoten:
2.
[vennoot 1],
te [plaats 2] ,
3.
[vennoot 2],
te [plaats 2] ,
4.
[vennoot 3],
te [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [de jachthaven] ,
gemachtigde: mr. K.K.M. Aerts-de Kok,
tegen
[de huurder],
te [plaats 3] ( [land] ),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de huurder] ,
gemachtigde: mr. A.C.F. Berkhof.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de aanvullende producties 11 tot en met 14 van [de huurder] ;
- de aanvullende productie 15 van [de huurder] ;
- de aanvullende productie 16 van [de huurder] ;
- de aantekeningen van de griffier van de op 26 november 2024 gehouden mondelinge behandeling, inclusief de door mr. Aerts en mr. Berkhof ieder voor zich overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de jachthaven] is een jachthaven die ook beschikt over faciliteiten om boten uit het water te halen. Daarnaast is er een werf waar boten gedurende de winterperiode op de kant gestald kunnen worden.
2.2.
Op of omstreeks 2 juni 2020 is tussen partijen een ligplaatsovereenkomst gesloten voor de zeilboot (hierna: de boot) van [de huurder] met als ingangsdatum
1 januari 2021. Het jaarlijkse liggeld bedroeg € 1.355,00.
2.3.
Omstreeks september 2021 zijn partijen ook overeengekomen dat de boot in de winterperiode bij [de jachthaven] zou worden gestald. Het stallingstarief bedroeg
€ 575,00.
2.4.
Op 9 oktober 2021 is de boot uit het water gehesen en opgebokt.
2.5.
Op 21 oktober 2021 is de boot van de bokken gevallen tijdens een storm en heeft 2 andere boten in de val meegenomen en beschadigd.
2.6.
Om de drie boten weer op de bokken te zetten, heeft [de jachthaven] hijswerkzaamheden laten verrichten. De totale kosten voor deze werkzaamheden bedroegen € 2.043,00. Een derde deel van deze kosten, € 681,00, heeft [de jachthaven] bij [de huurder] in rekening gebracht.
2.7.
Op 22 maart 2022 is de boot van [de huurder] bij [de jachthaven] opgehaald.
2.8.
Ondanks sommaties daartoe heeft [de huurder] de volgende facturen onbetaald gelaten:
- factuur d.d. 16-11-2021 € 681,00 (hijswerkzaamheden)
- factuur d.d. 02-01-2022 € 1.930,00 (liggeld 2022 € 1.355,00 en winterstalling € 575,00)
Totaal € 2.611,00

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[de jachthaven] vordert bij vonnis - samengevat - [de huurder] te veroordelen om aan [de jachthaven] te betalen een bedrag van € 3.096,14 (€ 2.611,00 aan hoofdsom,
€ 386,10 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 99,04 aan wettelijke rente tot
31 oktober 2023), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.611,00 vanaf 31 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [de huurder] in de kosten van het geding.
3.2.
[de jachthaven] legt aan haar vordering ten grondslag dat [de huurder] zijn betalingsverplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomsten niet is nagekomen. Verder vordert [de jachthaven] primair op basis van de algemene voorwaarden en subsidiair op grond van zaakwaarneming een bedrag van € 681,00 aan kosten voor de hijswerkzaamheden.
3.3.
[de huurder] voert verweer.
in reconventie
3.4.
[de huurder] vordert bij vonnis - samengevat - [de jachthaven] , hoofdelijk, te veroordelen aan [de huurder] te betalen een bedrag van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding en met veroordeling van [de jachthaven] in de kosten van deze procedure.
3.5.
[de huurder] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [de jachthaven] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de stallingsovereenkomst. De wijze van opbokken van de boot was onzorgvuldig en [de jachthaven] heeft daarbij gebruik gemaakt van ondeugdelijk materiaal. Hierdoor is de boot van [de huurder] van de bokken gevallen en onherstelbaar beschadigd. De vervangingswaarde van de boot bedraagt € 20.000,00 en [de huurder] vordert dit bedrag aan schade.
3.6.
[de jachthaven] voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen
deze gezamenlijk worden beoordeeld.
Ligplaatsovereenkomst en toepasselijke algemene voorwaarden
4.2.
Vast staat dat partijen een ligplaatsovereenkomst hebben gesloten. Partijen verschillen van mening hoe deze overeenkomst tot stand is gekomen en of de algemene voorwaarden (hierna: het havenreglement) en de algemene HISWA voorwaarden (hierna: HISWA voorwaarden) op deze overeenkomst van toepassing zijn. [de huurder] heeft ter zitting betwist dat hij het aanvraagformulier voor de ligplaats van zijn boot via de website van [de jachthaven] heeft ingediend. Hij voert aan dat hij per sms-bericht een verzoek heeft gedaan en daarna bij [de jachthaven] is langs geweest om de details te bespreken. [de huurder] vermoedt dat een medewerker van [de jachthaven] op dat moment het aanvraagformulier heeft ingevuld met de gegevens die [de huurder] heeft verstrekt. [de jachthaven] stelt dat, als het formulier al door de havenmeester zou zijn ingevuld, dit is gedaan in opdracht van [de huurder] . De opmerkingen die onderaan het formulier staan moet [de huurder] zelf hebben ingevuld of aan de havenmeester hebben gedicteerd.
4.3.
De kantonrechter gaat ervan uit dat deze overeenkomst tot stand is gekomen doordat [de huurder] het aanmeldformulier zelf - al dan niet aan de balie bij [de jachthaven] - heeft ingevuld. Daarbij heeft hij voorafgaand aan het verzenden van het formulier op de akkoordknop moeten drukken zodat het havenreglement en de HISWA voorwaarden van toepassing zijn op deze overeenkomst. [de huurder] heeft tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst het standpunt ingenomen dat hij het aanvraagformulier niet zelf heeft ingevuld. Dit aanvraagformulier was als productie bij de dagvaarding gevoegd. [de huurder] had dit verweer eerder kunnen en moeten voeren. Verder is het aanmeldformulier verzonden via het e-mailadres: [e-mailadres] en ter zitting heeft [de huurder] bevestigd dat dit zijn e-mailadres is. De kantonrechter acht het niet logisch dat [de jachthaven] gebruik zou hebben gemaakt van dit e-mailadres om het aanmeldformulier te versturen. Indien er veronderstellenderwijs van uit wordt gegaan dat het aanvraagformulier door een medewerker van [de jachthaven] is ingevuld dan geldt het volgende. Gelet op de ingevulde gegevens kan het niet anders dan dat dit formulier in opdracht van [de huurder] is ingevuld. De kantonrechter acht het daarbij onaannemelijk dat een medewerker van [de jachthaven] akkoord zou zijn gegaan met de algemene voorwaarden - door op de akkoordknop te drukken - zonder dit vooraf met [de huurder] te bespreken. Uit de toevoeging op het aanvraagformulier dat [de huurder] akkoord is met de algemene voorwaarden en ook met de algemene HISWA voorwaarden volgt dat deze voorwaarden van toepassing zijn op deze overeenkomst.
Vernietigbaarheid artikel 21 havenreglement
Ter zitting heeft [de huurder] zich op het standpunt gesteld dat artikel 21 van het havenreglement kwalificeert als een beding waarvan vermoed wordt dat dit onredelijk bezwarend is. [de huurder] heeft dit beding op 25 november 2024 buitengerechtelijk vernietigd. [de jachthaven] betwist dat het beding onredelijk bezwarend is omdat [de huurder] niet in zijn wettelijke rechten wordt beperkt. De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of een beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is. In dit geval kan de kantonrechter deze toets echter achterwege laten. Ook hoeft de kantonrechter niet te beoordelen of dit artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid buiten toepassing moet blijven. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, heeft de vernietiging dan wel het buiten toepassing laten van dit artikel namelijk geen consequenties voor de beoordeling van deze zaak.
Factuur hijswerkzaamheden
[de jachthaven] vordert een derde deel van de kosten voor de hijswerkzaamheden die zijn verricht nadat de boten van de bokken zijn gevallen. [de huurder] heeft niet betwist dat deze werkzaamheden zijn verricht. Los van hetgeen in artikel 6 van het havenreglement is bepaald, diende [de jachthaven] als zaakwaarnemer de zorg te betrachten en maatregelen te treffen die noodzakelijk waren om verdere schade aan de omgevallen boten te voorkomen. De kosten die [de jachthaven] daarvoor heeft gemaakt, kan zij verhalen op de eigenaren van de boten. Omdat het gaat om drie boten moet [de huurder] een derde deel van de totale kosten aan [de jachthaven] vergoeden. Het gevorderde bedrag van € 681,00
(⅓ van € 2.043,00) voor de hijswerkzaamheden is toewijsbaar.
Factuur winterstalling
Partijen zijn overeengekomen dat de boot van [de huurder] tijdens de winterperiode bij [de jachthaven] zou worden gestald voor een bedrag van € 575,00. Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat de boot tot 22 maart 2022 opgebokt in de winterstalling bij [de jachthaven] heeft gestaan. Ter zitting heeft [de huurder] aangevoerd dat hij tegen de factuur van 2 januari 2022 - waarin onder meer de kosten voor de winterstalling in rekening zijn gebracht - heeft geprotesteerd. [de huurder] heeft dit standpunt verder niet onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. De gevorderde kosten voor de winterstalling van € 575,00 zijn toewijsbaar.
Factuur liggeld 2022
In artikel 10 van het havenreglement staat dat de opzegging van een ligplaats schriftelijk bij de verhuurder moet worden gedaan uiterlijk op 1 november van het voorgaande jaar. Het standpunt van [de jachthaven] is dat de ligplaatsovereenkomst niet is opgezegd zodat [de huurder] het liggeld voor 2022 is verschuldigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [de huurder] aangevoerd dat hij de overeenkomst mondeling heeft opgezegd door te melden dat de boot zou worden opgehaald. Het liggeld over 2022 hoeft hij dan ook niet te betalen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [de huurder] zijn standpunt dat hij de overeenkomst mondeling heeft opgezegd, onvoldoende onderbouwd. [de huurder] heeft weliswaar meegedeeld dat hij de boot zou verwijderen, hetgeen door [de jachthaven] ook niet wordt ontkend, maar hij heeft niet gezegd wanneer hij dat zou (laten) doen. Dit is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de ligplaatsovereenkomst is opgezegd. Uit het feit dat [de huurder] geen andere boot op de ligplaats heeft neergelegd, kan evenmin de conclusie worden getrokken dat de ligplaatsovereenkomst is opgezegd en [de huurder] de kosten voor de ligplaats over 2022 niet hoeft te betalen. Daar komt bij dat [de huurder] zijn standpunt dat hij heeft geprotesteerd bij [de jachthaven] na ontvangst van de factuur van 2 januari 2022 niet heeft onderbouwd. [de huurder] is het liggeld over 2022 verschuldigd en het gevorderde bedrag van € 1.355,00 is toewijsbaar.
4.4.
In beginsel is de vordering van [de jachthaven] dus toewijsbaar tenzij het beroep van [de huurder] op verrekening slaagt of de vordering in reconventie wordt toegewezen.
Tekortkoming
4.5.
[de huurder] stelt dat [de jachthaven] te kort is geschoten in haar verplichtingen die voortvloeien uit de stallingsovereenkomst. [de jachthaven] heeft de boot niet op een juiste wijze opgebokt en zij heeft bij dit opbokken tevens gebruik gemaakt van ondeugdelijk materiaal. [de jachthaven] verwijst naar het rapport van Nationale Nederlanden (hierna: NN) dat is opgemaakt naar aanleiding van het incident waarbij de boot van [de huurder] van de bokken is gevallen. NN concludeert dat de gebruikte bokken en wijze waarop de boot was gestald zijn beoordeeld en ruim voldoende zijn bevonden. De oorzaak van het omvallen van de boot is volgens NN gelegen in de zeer plotselinge stormachtige wind in combinatie met de wijze waarop [de huurder] zijn boot heeft achtergelaten op de kant. Anders dan [de huurder] stelt, is de kantonrechter van oordeel dat [de jachthaven] geen ondeugdelijk materiaal heeft gebruikt en de boot op juiste wijze heeft opgebokt. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
4.6.
Uit het rapport van NN blijkt niet van een tekortkoming bij het opbokken van de boot van [de huurder] door [de jachthaven] . Ook het gebruikte materiaal wordt als ruim voldoende beoordeeld. Dit standpunt wordt onderschreven door twee andere schade-experts die zijn ingeschakeld vanwege de schade aan de twee andere boten. Deze experts hebben verder geen belang in deze kwestie. De drie experts hebben - volgens het rapport van NN - onafhankelijk van elkaar vastgesteld dat de wind de oorzaak is van het omvallen van de boten. Er is door de verzekeraars van de twee andere boten ook geen aansprakelijkheidsstelling gestuurd aan [de jachthaven] dan wel aan [de huurder] . [de huurder] daarentegen stelt dat hij na het incident zelf heeft waargenomen dat het gebruikte materiaal ondeugdelijk was en dat de boot niet op de juiste wijze op de bokken was geplaatst. Deze stellingen heeft [de huurder] onvoldoende onderbouwd. [de huurder] heeft aanvullende stukken overgelegd waaruit blijkt dat er andere manieren
- wellicht zelfs betere manieren - zijn om boten op te bokken. Hieruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat [de jachthaven] bij het opbokken van de boot van [de huurder] gebruik heeft gemaakt van ondeugdelijk materiaal. Verder blijkt uit de conclusie van het rapport van NN dat de wijze van stallen van de boot door hen is beoordeeld en ruim voldoende is bevonden. Omdat [de huurder] geen (tegen)rapport in het geding heeft gebracht, neemt de kantonrechter de bevindingen uit dit rapport als uitgangspunt en staat daarmee vast dat de boot op juiste wijze op de bokken is geplaatst en dat geen gebruik is gemaakt van ondeugdelijk materiaal. Van een tekortkoming van [de jachthaven] is op dit punt geen sprake.
Waarschuwingsplicht
4.7.
Ter zitting is naar voren gekomen dat [de huurder] meent dat [de jachthaven] onzorgvuldig heeft gehandeld door hem niet te waarschuwen dat hij zijn boot moest aftuigen zodra de boot opgebokt op de kant stond. Het uitgangspunt in de wet is dat de bewaarnemer bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht moet nemen.
Het is aan de bewaargever om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de bewaarnemer zijn zorgplicht heeft geschonden. [de huurder] heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat andere jachthavens booteigenaren expliciet waarschuwen dat de boot direct moet worden afgetuigd zodra deze op de kant staat en [de jachthaven] haar waarschuwingsplicht dus heeft geschonden. Ook heeft [de huurder] niet gesteld dat [de jachthaven] op andere wijze haar zorgplicht heeft geschonden. Verder kan uit het feit dat de boot tijdens de bewaarneming verloren is gegaan niet worden geconcludeerd dat de bewaarnemer daarmee niet de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen.
4.8.
Dit betekent dat [de jachthaven] niet tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de stallingsovereenkomst zodat het beroep op verrekening niet slaagt en de vordering in reconventie wordt afgewezen.
Wettelijke rente
4.9.
[de jachthaven] vordert wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen. In het lichaam van de dagvaarding wordt een betalingstermijn van 8 dagen genoemd terwijl op de facturen een betalingstermijn van 30 dagen staat. Deze laatste termijn komt overeen met de betalingstermijn genoemd in artikel 6 van de HISWA voorwaarden zodat een betalingstermijn van 30 dagen tussen partijen is overeengekomen. De gevorderde wettelijke rente is dan ook toewijsbaar over de facturen vanaf 30 dagen na de factuurdatum.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[de jachthaven] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [de jachthaven] heeft aan [de huurder] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 386,10 toegewezen.
Proceskosten
4.11.
[de huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de jachthaven] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
496,00
- overige explootkosten
146,14
(kosten Belgische deurwaarder)
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.343,87
4.12.
Daarnaast dient [de huurder] de proceskosten in reconventie te betalen. De proceskosten van [de jachthaven] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
406,00
(2 punten × factor 0,5 × € 406,00)
Totaal
406,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [de huurder] om aan [de jachthaven] te betalen een bedrag van € 2.997,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.611,00, vanaf 30 dagen na de factuurdata tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [de huurder] in de proceskosten, waarvan € 1.343,87 te betalen aan [de jachthaven] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.4.
wijst de vordering van [de huurder] af;
5.5.
veroordeelt [de huurder] in de proceskosten, waarvan € 406,00 te betalen aan [de jachthaven] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [de huurder] tot betaling van de kosten van betekening als [de huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1., 5.2., 5.5. en 5.6. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.