ECLI:NL:RBZWB:2025:2519
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- D.H. Hamburger
- R.J.H. de Brouwer
- L.W. Boogert
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot amfetamineproductie
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die in het verleden is veroordeeld voor het medeplegen van het vervaardigen van amfetamine. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie, is gebaseerd op een rapport van de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De officier van justitie stelde dat de betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 447.100,00, gebaseerd op een opbrengst van 376 kilogram amfetaminebase. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat er geen bewijs was voor een geslaagd eindproduct en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil moest worden gesteld.
De rechtbank oordeelde dat zij gebonden was aan de feiten vastgesteld door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, dat eerder had geoordeeld dat er minimaal 175 kilogram amfetaminebase was vervaardigd. Na beoordeling van de argumenten van beide partijen concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor een hogere opbrengst dan 175 kilogram. De rechtbank stelde vast dat, uitgaande van een gemiddelde prijs van € 2.400,00 per kilogram, de totale opbrengst € 420.000,00 zou zijn geweest. Echter, na aftrek van de kosten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de betrokkene geen wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten. De rechtbank besloot daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil te stellen.