ECLI:NL:RBZWB:2025:2523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
02-800344-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1962, thans verblijvende in [FPC] te [plaats 1]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar beoordeeld. De rechtbank constateert dat [betrokkene] eerder is veroordeeld tot tbs met verpleging van overheidswege na een poging tot doodslag. De tbs is op 14 april 2015 aangevangen en is bij eerdere beslissingen verlengd. Tijdens de zitting op 10 april 2025 zijn zowel de officier van justitie als [betrokkene] en deskundigen gehoord. De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar, maar de rechtbank heeft besloten om de tbs met een jaar te verlengen. Dit besluit is genomen omdat er momenteel geen perspectief is op een vervolgplek voor [betrokkene], ondanks zijn goede gedrag in de kliniek. De rechtbank benadrukt dat de verlenging met een jaar niet betekent dat de tbs over een jaar beëindigd kan worden, maar dat zij de situatie van [betrokkene] over een jaar opnieuw wil beoordelen. De rechtbank hoopt dat er op korte termijn een vervolgvoorziening voor [betrokkene] zal worden gevonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-800344-11
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 april 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1962, op [geboorteplaats] ([land]),
thans verblijvende in [FPC] te [plaats 1],
raadsman: mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 21 februari 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [betrokkene];
- het rapport van [FPC] d.d. 6 februari 2025, waarin het advies van de instelling is vermeld;
- een rapport van psychiater [naam 1] d.d. 3 december 2024;
- een rapport van de psycholoog [naam 2] d.d. 4 oktober 2024.

2.De procesgang

Bij beslissing van het Gerechtshof te `s-Hertogenbosch van 30 augustus 2013 is [betrokkene] wegens een poging tot doodslag veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf en tbs met
verpleging van overheidswege.
De tbs is op 14 april 2015 aangevangen en bij beslissing van 20 april 2023 laatstelijk
verlengd met een termijn van twee jaar.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 10 april 2025 is de officier van justitie gehoord. Tevens is [betrokkene] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman. Voorts is de deskundige [naam 3], behandelcoördinator/psychotherapeut, gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar. De tbs-instelling heeft daartoe aangevoerd dat bij [betrokkene] sprake is van een waanstoornis en zwakbegaafdheid. Ziektebesef en/of -inzicht is afwezig. [betrokkene] ontkent dat sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. Daarnaast blijft hij van mening dat het inzetten van agressie, zoals ten tijde van het indexdelict, volledig te wijten is aan het handelen van anderen. Als zich in de toekomst een vergelijkbare situatie voordoet, zal [betrokkene] naar eigen zeggen op dezelfde manier reageren en is hij van mening dat het dan te rechtvaardigen is. Op het moment dat hij zonder begeleiding op zichzelf teruggeworpen zou worden, is het zeer waarschijnlijk dat [betrokkene] de medicatie inname gaat staken. Er is geen intrinsieke motivatie aanwezig tot inname van de medicatie, hetgeen voortkomt uit het hiervoor omschreven ontbreken van ziektebesef en -inzicht. De kans op recidive wordt dan door de instelling ingeschat als hoog. Het functioneren van [betrokkene] is in de kern ongewijzigd. Hij neemt in de instelling trouw zijn medicatie, er is geen sprake van middelengebruik en er doen zich geen gewelddadige incidenten voor. Ook hebben onbegeleide vrijheden geen probleem opgeleverd. De pathologie en de delictdynamiek blijven echter permanent aanwezig. Er doen zich met regelmaat situaties voor waaruit blijkt dat [betrokkene] op een achterdochtige en wantrouwende wijze naar zijn omgeving kijkt en deze snel ervaart als krenkend en bedreigend. Hierdoor komt hij gemakkelijk in conflict met zijn omgeving.
Langdurige forensische bescherming is noodzakelijk om verantwoord te kunnen functioneren. Een FPC kan dit bieden, echter wel een FPC waar geen of zeer lage behandeldruk aanwezig is en waar langdurig verblijf mogelijk is. [betrokkene] heeft zijn behandelplafond bereikt waardoor een FPC waarbij behandeling een voorwaarde is niet passend is. De kliniek is van mening dat een longcare instelling passend is, echter wordt hij daar vooralsnog niet aangenomen. Eerdere overplaatsingsaanvragen naar longcare voorzieningen zijn afgewezen en het vinden van een vervolgplek is in een impasse geraakt. De kliniek blijft in overleg met DIZ om de mogelijkheden steeds opnieuw door te nemen. De kliniek adviseert de maatregel met twee jaar te verlengen.
Ter zitting heeft de deskundige [naam 3] daaraan nog het volgende toegevoegd. De meest passende plek voor [betrokkene] zou een plek zijn zonder, danwel met een lage behandeldruk. Er zijn diverse plekken bekeken, maar hiervoor is hij afgewezen. De nieuwe longcare voorziening die in [plaats 2] komt, wordt nog als een optie beschouwd. Echter, zal dit een kleine voorziening betreffen die merendeels zal worden gevuld met patiënten die vanuit de eigen voorziening doorstromen. De deskundige acht het om die reden geen reëel te verwachten optie. De overstap naar het gebruik van Clozapine behoort nog wel tot de te onderzoeken mogelijkheden om de delictdynamiek te bewerken en daarmee de uitstroommogelijkheden te vergroten. [betrokkene] staat hier vooralsnog negatief tegenover. Er is sprake van een schrijnende situatie. Men wil perspectief bieden, maar op dit moment is dat er niet. [betrokkene] kan wel proberen zich op een andere manier op te stellen als het gaat om verloven, in die zin dat hij zich wat vrijer voelt verloven uit te voeren. Wellicht zijn er in dat geval instellingen die beter aansluiten. De deskundige blijft bij het advies de tbs met twee jaar te verlengen.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

[betrokkene] heeft zowel bij de psychiater als bij de psycholoog het onderzoek geweigerd waardoor de vragen niet beantwoord konden worden door de deskundigen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, op grond van het rapport van de tbs-instelling en de ter zitting door de deskundige gegeven toelichting, de vordering tot verlenging van de tbs met twee jaar te verlengen, gehandhaafd. De officier van justitie leeft mee met de situatie waarin [betrokkene] zit en hoopt dat hem snel meer perspectief geboden kan worden.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat aan de formele criteria voor een verlenging is voldaan.
Inmiddels heeft [betrokkene] een flinke periode bij de [FPC] achter de rug. De verdediging is van mening dat perspectief moet worden geboden. Om die reden wordt een verlenging van een jaar als passend gezien. [betrokkene] houdt zich aan alle regels, maar zit aan zijn behandelplafond. De tbs-instelling moet moeite blijven doen om een kliniek voor [betrokkene] te vinden. Door een verlenging met een jaar wordt de vinger aan de pols gehouden, hetgeen nodig is voor [betrokkene]. Hij komt op dit moment niet vooruit en hij heeft perspectief nodig om het vol te houden.
[betrokkene] heeft ter zitting verklaard dat hij elke dag aan het wachten is. Hij zit tussen mensen die naar de long stay moeten en dat gaat niet samen. Het gedrag van deze personen is niet positief, omdat zij niks te verliezen hebben. Hij zou graag zien dat er een andere plek voor hem komt. Hij wenst niet over te gaan op andere medicatie, omdat er iemand aan is overleden in de instelling. De situatie waarin hij nu zit, is uitzichtloos, aldus [betrokkene].

7.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dat dit recidivegevaar moet voortvloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op het advies van de tbs-kliniek en de gegeven toelichting van de deskundige ter zitting wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium.
De rechtbank vindt het positief dat het functioneren van [betrokkene] in de kern ongewijzigd is gebleven. Hij neemt in de kliniek trouw zijn medicatie, er is geen sprake van middelengebruik en er doen zich geen gewelddadige incidenten voor. Hij heeft onbegeleide vrijheden en houdt zich hierbij aan de voorwaarden. De pathologie en de delictdynamiek blijven echter permanent aanwezig. Uit het verhandelde ter zitting en het rapport van de tbs-instelling blijkt dat overplaatsingsaanvragen naar longcare voorzieningen zijn afgewezen en dat het vinden van een vervolgplek in een impasse is geraakt. De nieuwe longcare voorziening, die komt in [plaats 2], werd door de instelling als optie beschouwd. Echter is ter zitting gebleken dat het geen reële te verwachten optie is voor [betrokkene]. De rechtbank leidt daaruit af dat er op dit moment derhalve nog steeds geen perspectief is op een vervolgplek.
Als uitgangspunt geldt dat de tbs-maatregel dient te worden verlengd met een termijn van twee jaar als aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zullen nemen dan de tijd die nog resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar. De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen.
De rechtbank ziet in de situatie waarin [betrokkene] zich bevindt echter wel een bijzondere omstandigheid die noopt tot verlenging met de beperktere duur van een jaar. Vast staat dat [betrokkene] al lange tijd precies doet wat er van hem verwacht wordt en dat er buiten zijn schuld om nog steeds geen vervolgplek voor hem gevonden is. Zowel [betrokkene] als ook de instelling doen, zonder twijfel, hun uiterste best, maar dit heeft tot op heden helaas niet kunnen resulteren in een vervolgvoorziening. Beide partijen zouden dit graag anders zien. De rechtbank zal de maatregel met één jaar verlengen. Deze verlenging van een jaar is uitdrukkelijk niet bedoeld om de indruk te wekken dat de tbs over een jaar (voorwaardelijk) beëindigd kan worden. Wel wil de rechtbank over een jaar de stand van zaken weten en vindt zij het van belang dat de persoon [betrokkene] ook door haar gezien wordt. De rechtbank hoopt dat op korte termijn een vervolgvoorziening zal worden gevonden waarmee perspectief aan [betrokkene] kan worden geboden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van [betrokkene] wordt verlengd met een jaar.

8.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier K. de Klerk-Van Rijs en
is uitgesproken ter openbare zitting op 24 april 2025.
De oudste en jongste rechter zijn niet in de gelegenheid om deze beslissing mede te ondertekenen.