ECLI:NL:RBZWB:2025:2526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
BRE 23/11647 WLZ
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) voor een jeugdige met Spina bifida en verstandelijke beperking

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een jeugdige, [eiser], die toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft aangevraagd. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft deze aanvraag op 9 juli 2023 afgewezen, en het bezwaar dat namens [eiser] is ingediend, is op 23 oktober 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 18 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij [eiser], zijn wettelijk vertegenwoordiger en zijn broer aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het CIZ, mr. S. Kersjes.

De rechtbank concludeert dat [eiser], geboren in 2009 in Syrië en in 2017 naar Nederland gevlucht, ernstige beperkingen heeft door Spina bifida en een verstandelijke beperking. Ondanks deze beperkingen is de rechtbank van oordeel dat [eiser] niet voldoet aan de strenge criteria voor toegang tot de Wlz, omdat hij niet permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft. De rechtbank oordeelt dat de hulp die [eiser] nodig heeft, op geplande momenten kan worden geboden en dat hij in staat is om zelf hulp in te roepen wanneer dat nodig is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt vast dat het CIZ zorgvuldig heeft gehandeld in zijn besluitvorming. De rechtbank wijst erop dat het feit dat [eiser] niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg, niet betekent dat hij geen recht heeft op andere vormen van zorg en ondersteuning, zoals via de zorgverzekeraar of de gemeente. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11647 WLZ

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

wettelijk vertegenwoordigd door [naam 1]
gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen,
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat namens [eiser] is ingesteld over de toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
Het CIZ heeft de aanvraag voor een Wlz-indicatie met het besluit van 9 juli 2023 (primair besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 oktober 2023 heeft het CIZ het bezwaar dat namens [eiser] is ingediend ongegrond verklaard.
1.2.
Het CIZ heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , zijn gemachtigde, zijn wettelijk vertegenwoordiger en zijn broer. Namens het CIZ was mr. S. Kersjes aanwezig. Als tolk was [naam 2] aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2. [eiser] , geboren op [geboortedag] 2009 in Syrië, is met zijn familie in 2017 gevlucht naar Nederland. Namens [eiser] is op 28 februari 2023 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz. [eiser] is bekend met Spina bifida (meningomyelocele) en een verstandelijke beperking. Hij heeft moeite met zowel fijn - als grof motorische handelingen. [eiser] kan korte afstanden lopen met orthopedische schoenen. Voor de middellange en lange afstanden is hij aangewezen op een rolstoel. [eiser] heeft dagelijks hulp bij persoonlijke verzorging nodig. [eiser] is volledig incontinent. Er is hulp nodig bij darmspoelen en [eiser] gebruikt incontinentiemateriaal. [eiser] functioneert op een laag niveau met wisselende prestaties (IQ 52-70). Op sociaal-emotioneel niveau maakt hij een sombere indruk en laat hij veel boosheid zien. In contact met leeftijdgenoten begrijpt hij niet altijd goed wat de ander bedoelt. Hij heeft moeite duidelijk te maken wat er speelt of waar hij last van heeft. Door de taalbarrière ontstaan er sneller conflicten. [eiser] bezoekt het speciaal onderwijs (VSO). Zijn uitstroomperspectief is arbeidsmatige dagbesteding.
Het CIZ heeft naar aanleiding van de aanvraag dossieronderzoek verricht en een medisch advies gevraagd. Medisch adviseur van het CIZ, [naam 3], heeft op 7 april 2023 een huisbezoek afgelegd, waarbij naast [eiser] ook zijn ouders, ambulant begeleidster, vrijwilligster en tolk aanwezig waren. De medisch adviseur heeft de aanwezige medische informatie bestudeerd en heeft op 6 juli 2023 advies uitgebracht. Volgens de medisch adviseur zijn bij [eiser] de grondslagen lichamelijke handicap en verstandelijke handicap van toepassing, maar omdat niet kan worden vastgesteld of [eiser] blijvend 24 uurs zorg in de nabijheid nodig heeft, komt hij niet in aanmerking voor toegang tot de Wlz. Vervolgens heeft het CIZ het primaire besluit genomen en dat in bezwaar gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het CIZ een juist besluit heeft genomen door de aanvraag voor Wlz-zorg voor [eiser] af te wijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beroepsgronden.
Namens [eiser] wordt aangevoerd dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig is uitgevoerd omdat de medisch adviseur ten onrechte geen medische informatie heeft ingewonnen bij de behandelend artsen om een compleet beeld te krijgen. Verder wordt aangevoerd dat [eiser] , anders dan het CIZ stelt, aan alle voorwaarden voldoet om voor Wlz=-zorg in aanmerking te komen. Gesteld wordt dat de medische situatie niet goed is ingeschat. De combinatie van een lichamelijke en geestelijke beperking maakt zijn situatie complex. Hij is niet in staat om zelf regie te voeren en hulp in te roepen als dat nodig is. De hulpvraag vindt niet alleen overdag en op vaste momenten plaats. Hierdoor is ernstig nadeel niet te voorkomen. Omdat [eiser] een verstandelijke beperking heeft, ligt het niet in de lijn der verwachting dat er zulke ontwikkelingen zullen plaatsvinden dat de zorg- en hulpbehoefte af zullen nemen. Tenslotte wordt aangevoerd dat het CIZ ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting.
6.
Overwegingen.
6.1.
Uit artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz volgt dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, indien de daar genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid, onder de voorwaarden als daar zijn omschreven.
Niet in geschil is dat bij [eiser] sprake is van de grondslagen lichamelijke handicap en verstandelijke handicap.
Het CIZ heeft vastgesteld dat [eiser] veel begeleiding, ondersteuning en hulp nodig heeft. Volgens het CIZ is hiervoor 24 uurs zorg in de nabijheid niet nodig, omdat hulp kan worden geboden op geplande momenten en [eiser] zelf kan aangeven wanneer hij hulp nodig heeft, zoals bij een verschoning. Daarnaast wijst het CIZ erop dat [eiser] pas in 2017 in Nederland is komen wonen, tot dat moment geen scholing heeft gekregen en in Nederland veel van school verzuimt, wat hem belemmert om vorderingen te maken. [eiser] heeft dagelijks begeleiding nodig, maar kan ook een deel van de dag alleen thuis zijn. Volgens het CIZ kan nu nog niet worden voorspeld hoe [eiser] zich in de toekomst zal ontwikkelen en kan niet worden vastgesteld of hij blijvend 24 uurs zorg in de nabijheid nodig zal hebben. Daarom is er geen toegang tot de Wlz.
6.2.
Zorgvuldigheid van het onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat het door het CIZ verrichte onderzoek, anders dan namens eiser is gesteld, zorgvuldig is geweest. Het advies van de medisch adviseur is volledig en op voldoende zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De medisch adviseur heeft een huisbezoek afgelegd, heeft contact opgenomen met de leerkrachten van [eiser] en heeft kennis genomen van alle voorhanden zijnde medische informatie en heeft deze bij haar advisering betrokken. Ook is in beroep een aanvullend medisch advies gevraagd en uitgebracht over medische informatie die namens eiser nog is ingebracht. Op grond daarvan bestond er een voldoende duidelijk beeld over de medische situatie van [eiser] en bestond, anders dan namens eiser is gesteld, geen aanleiding om meer informatie op te vragen.
6.3.
Hoorzitting.
Namens eiser wordt aangevoerd dat het CIZ ten onrechte geen hoorzitting heeft gehouden.
Van het horen kan worden afgezien als de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Bij de ontvangstbevestiging van het bezwaar heeft het CIZ een “Formulier Hoorzitting” aan de gemachtigde van [eiser] gestuurd. Dit formulier is tijdig teruggestuurd. Aangegeven is dat eiser graag mondeling wil worden gehoord. In de e-mail van het CIZ van 5 oktober 2023 is aan eisers gemachtigde de conceptbeslissing op bezwaar gezonden. In deze e-mail wordt meegedeeld dat een eventuele hoorzitting plaatsvindt voordat de concept beslissing voor advies naar het Zorginstituut wordt verzonden. Aan de gemachtigde is gevraagd of hij uiterlijk 12 oktober 2023 wil laten weten of hij prijs stelt op een hoorzitting en dat zonder bericht van zijn kant het CIZ ervan uitgaat dat het dossier kan worden voorgelegd aan het Zorginstituut en dat het concept na 12 oktober 2023 zal worden verstuurd. Vervolgens heeft het CIZ op 18 oktober 2023 de conceptbeslissing op bezwaar met een brief aan de gemachtigde gezonden. De gemachtigde heeft niet op de e-mail en ook niet op de concept beslissing gereageerd. Op 23 oktober 2023 heeft het CIZ de beslissing op bezwaar genomen.
De rechtbank is van oordeel dat het CIZ uit het feit dat de gemachtigde niet heeft gereageerd op het e-mailbericht en ook niet op het conceptbesluit op bezwaar mocht afleiden dat geen hoorzitting meer gewenst was. De rechtbank betrekt daarbij dat de gemachtigde op de zitting geen goede reden heeft kunnen geven voor het niet reageren richting het CIZ.
6.4.
Toegang tot Wlz-zorg.
Niet in geschil is dat [eiser] ernstige beperkingen heeft en dat sprake is van de grondslagen lichamelijke beperking en verstandelijke beperking.
Voor toegang tot Wlz-zorg gelden zeer strenge wettelijke eisen. Om in aanmerking te komen voor een indicatie voor Wlz-zorg moet een betrokkene op basis van zijn onder de Wlz vallende medische grondslag, een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen.
Het CIZ heeft aan het bestreden besluit het medisch advies van 6 juli 2023 ten grondslag gelegd. De strekking van dit advies is dat [eiser] beperkingen heeft, maar dat deze niet leiden tot een noodzaak voor permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Uit de aanwezige medische informatie maakt de rechtbank, evenals het CIZ, op dat [eiser] veel hulp en ondersteuning nodig heeft in het dagelijks leven, maar niet dat hij voldoet aan de strenge criteria voor toegang tot de Wlz. De rechtbank overweegt daarbij dat een deel van de benodigde zorg planbaar is (bijvoorbeeld het spoelen van de darmen) en dat [eiser] , voor zover de zorg niet planbaar is, hulp kan vragen (bijvoorbeeld bij het verschonen van incontinentiemateriaal). Ook blijkt uit informatie van zijn leerkrachten dat [eiser] zelf hulp kan inroepen als hij niet verder kan met een opdracht en dat hij dit goed doet.
De in beroep overgelegde brief van revalidatiearts Warnier van 24 oktober 2023 leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De inhoud van deze brief komt grotendeels overeen met de eerder door deze arts ingezonden brief van 23 februari 2023 die door de medisch adviseur bij de beoordeling is betrokken. Uit die medische informatie volgt dat [eiser] dagelijks begeleiding nodig heeft, maar ook een deel van de dag alleen thuis kan zijn.
In beroep is ook nog nadere medische informatie overgelegd van de revalidatiearts, te weten de brieven van 14 juni 2024 en van 18 februari 2025, alsmede de brief van de behandelend kinderfysiotherapeut Visser-Voermans van 5 november 2024. Het CIZ heeft naar aanleiding van deze informatie opnieuw de medisch adviseur geraadpleegd. Medisch adviseur [naam 4] heeft op 3 maart 2025 gerapporteerd dat de overgelegde medische informatie een herhaling is van reeds aangeleverde informatie en dat die niet tot nieuwe inzichten leidt. De rechtbank kan dit volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ – onder verwijzing naar het medisch advies – ook afdoende gemotiveerd dat [eiser] nog stappen kan zetten in zijn ontwikkeling en dat het nog te vroeg is om een definitieve uitspraak te doen over (de blijvendheid van) de zorgbehoefte.
De rechtbank ziet daarom in hetgeen naar voren is gebracht geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de medisch adviseurs van het CIZ.
Niet aannemelijk is daarom geworden dat vanwege een lichamelijke of verstandelijke beperking blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen.
Het CIZ heeft terecht de toegang tot de Wlz geweigerd.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
6.5.
Het feit dat [eiser] niet voldoet aan de strenge criteria van de Wlz, betekent niet dat hij geen recht zou hebben op zorg en ondersteuning. Zoals ter zitting is besproken kunnen [eiser] dan wel zijn wettelijk vertegenwoordigers zich daarvoor wenden tot de zorgverzekeraar (Zorgverzekeringswet) en/of de gemeente (Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning).

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. R.J.H. van der Linden, leden, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier op 29 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Awb kan van het horen worden afgezien als de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Wet langdurige zorg (Wlz)
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van
zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken
nodig heeft.
Op grond van artikel 3.2.3, eerste lid, van de Wlz wordt het recht op zorg op aanvraag van de verzekerde in een indicatiebesluit vastgesteld door het CIZ. Het recht op zorg dat wordt vastgesteld in het indicatiebesluit sluit aan bij de behoefte van de verzekerde.