ECLI:NL:RBZWB:2025:2533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/7216
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit Dienst Toeslagen

In deze zaak heeft verzoekster, die over de periode 2011 tot en met 2018 kinderopvangtoeslag ontving voor één kind, de Dienst Toeslagen verzocht om een herbeoordeling van haar toeslagen. Na een lichte toets concludeerde de Dienst Toeslagen dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor een compensatie van € 30.000,-, wat op 15 september 2023 aan haar werd medegedeeld. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 27 september 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoekster beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 28 januari 2025 heeft de Dienst Toeslagen een integrale beoordeling uitgevoerd, maar ook toen werd verzoekster niet als gedupeerde aangemerkt en werd er geen compensatie aangeboden. Aangezien verzoekster geen procesbelang meer had, trok zij haar beroep in en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat, hoewel verzoekster ten tijde van het instellen van het beroep wel belang had, de Dienst Toeslagen niet tegemoet was gekomen aan haar verzoek. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Wel werd de Dienst Toeslagen opgedragen om het betaalde griffierecht van € 51,- aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 22 april 2025 door rechter mr. S.C.S. van Bree, in aanwezigheid van griffier mr. C.F.E.M. Mes, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7216 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

1. Verzoekster heeft over de periode 2011 tot en met 2018 kinderopvangtoeslag ontvangen voor één kind. Zij heeft de Dienst Toeslagen verzocht om een herbeoordeling van haar toeslagen. Na een beoordeling op grond van de lichte toets heeft de Dienst Toeslagen geconcludeerd dat verzoekster niet in aanmerking komt voor een compensatie van
€ 30.000,-. Dit is bij besluit van 15 september 2023 aan haar medegedeeld.
1.1.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om compensatie. De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar bij besluit van 27 september 2024 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Verzoekster heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
1.2.
Bij besluit van 28 januari 2025 heeft de Dienst Toeslagen beslist in het kader van de zogenaamde integrale beoordeling. Ook bij de integrale beoordeling heeft de Dienst Toeslagen geen reden gezien om verzoekster als gedupeerde aan te merken en enige compensatie te betalen.
1.3.
Nu verzoekster geen procesbelang meer heeft bij het beroep, heeft zij het beroep ingetrokken en daarbij verzocht de Dienst Toeslagen te veroordelen de proceskosten te vergoeden.
1.4.
De Dienst Toeslagen heeft de rechtbank medegedeeld dat hij zich berust in de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2.1.
Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2.2.
Verzoekster heeft haar beroep tegen het besluit in het kader van de lichte toets ingetrokken, omdat zij geen procesbelang meer heeft nu de Dienst Toeslagen haar situatie inmiddels integraal heeft beoordeeld. Met de integrale beoordeling is de Dienst Toeslagen niet – geheel of gedeeltelijk – tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. Daarom is er geen aanleiding de Dienst Toeslagen te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
Omdat verzoekster ten tijde van het instellen van het beroep wel belang had bij dat rechtsmiddel, zal de rechtbank bepalen dat de Dienst Toeslagen aan verzoekster het betaalde griffierecht van € 51,- vergoedt. [1]

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af;
- draagt de Dienst Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 51,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2025 door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 8:74, tweede lid, van de Awb verleent de rechtbank de bevoegdheid dit te doen.