ECLI:NL:RBZWB:2025:2544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
02-072410-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met obstructief slaapapneusyndroom

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025, stond de verdachte terecht voor een verkeersongeval dat op 2 mei 2022 plaatsvond te Hengstdijk. De verdachte, die leed aan obstructief slaapapneusyndroom (OSAS), viel tijdens het rijden in slaap, wat leidde tot een frontale botsing met een andere auto, waarbij de bestuurder van die auto, [slachtoffer], om het leven kwam. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van roekeloos rijgedrag, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet wist dat hij aan OSAS leed en daardoor niet kon voorzien dat hij in slaap zou vallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, omdat hij niet kon worden verweten dat hij in slaap viel. De rechtbank erkende dat de verdachte door zijn aandoening in een situatie van verontschuldigbare onmacht verkeerde. Echter, het subsidiaire feit, het rijden met een te hoge snelheid en het veroorzaken van gevaar op de weg, werd wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor dit feit, omdat hij geen verwijt kon worden gemaakt voor zijn gedrag ten tijde van het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit en verklaarde het subsidiaire feit bewezen, maar ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-072410-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ([land])
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. C. de Lange, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval is ontstaan tussen zijn personenauto en een personenauto met daarin [slachtoffer] (verder: ‘[slachtoffer]’), waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden, dan wel dat verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij gaat daarbij uit van aanmerkelijke schuld. Niet ter discussie staat dat verdachte in zijn auto in slaap is gevallen en dat hij ten tijde van het verkeersongeval leed aan het obstructief slaapapneusyndroom (verder: ‘OSAS’). Echter, hieruit kan niet geconcludeerd worden dat het in slaap vallen het gevolg was van deze aandoening. Het OSAS heeft bij verdachte geleid tot overmatige slaperigheid. Een zogenoemd ‘microslaapje’ ontstaat niet onverwachts, maar is het resultaat van een voorafgaande periode van overmatige vermoeidheid. Verdachte moet deze vermoeidheid hebben opgemerkt en had zich ervan moeten weerhouden om in deze toestand een voertuig te (blijven) besturen. Verdachte zat niet fit achter het stuur en hij had zich daarvan bewust moeten zijn. Het in slaap vallen achter het stuur was voorzienbaar en daarom is er sprake van aanmerkelijke schuld van verdachte aan het verkeersongeval. Er is geen sprake van verontschuldigbare onmacht of van momentane onoplettendheid. Het verkeersongeval is aan verdachte toe te rekenen
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Zij voert aan dat verdachte vlak vóór het verkeersongeval in slaap is gevallen in zijn auto als gevolg van een microslaapje
.Na het ongeval is gebleken dat verdachte lijdt aan een ernstige vorm van het OSAS. Volgens de verdediging is dit syndroom de directe oorzaak geweest van het plotselinge in slaap vallen. De verdediging bepleit dat het ongeval niet te wijten is aan de schuld van verdachte, nu hij ten tijde van het ongeval niet wist of had kunnen weten dat hij leed aan dit syndroom. Hij kon daardoor niet voorzien dat hij in slaap zou vallen. Andere omstandigheden waarom verdachte niet kon of mocht autorijden deden zich niet voor. Hierdoor kan het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden, omdat het bestanddeel ‘schuld’ ontbreekt. De raadsman heeft voorts subsidiair verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de gerechtelijk deskundige op te roepen, ingeval de rechtbank niet tot een vrijspraak van het primair ten laste gelegde komt. De verdediging zou daardoor in de gelegenheid kunnen worden gesteld om vragen te stellen over diens bevinding dat het zeer waarschijnlijk is dat er bij de verdachte ten tijde van het ongeval er sprake was van slaapapneu en hoe die bevinding zich verhoudt tot de schuld van verdachte aan het verkeersongeval. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit voert de verdediging aan dat dit feit wel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat op 2 mei 2022 op de Vogelweg buiten de bebouwde kom, te Hengstdijk, gemeente Hulst, omstreeks 12:53 uur, een verkeersongeval heeft plaats gevonden. Bij dit ongeval was verdachte betrokken, die als bestuurder van een Toyota Rav4 (verder ‘Toyota’) reed over de Vogelweg, komende uit de richting van Vogelwaarde en gaande in de richting van Hengstdijk. Dit betreft een rechte weg. Verdachte kende deze weg en de omgeving ter plekke goed. Ook was bij dit ongeval [slachtoffer] betrokken, die als bestuurder van een Peugeot 306 cabriolet (verder ‘Peugeot’) reed over de Vogelweg, komende uit de richting van Hengstdijk en gaande in de richting van Vogelwaarde. De Toyota en de Peugeot reden elkaar tegemoet. Het was die dag droog en helder weer. De Vogelweg bestaat uit één rijbaan, die door middel van een dubbele doorgetrokken as-markering is verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in één richting. Eén rijstrook voor verkeer gaande in de richting van Vogelwaarde en één rijkstrook voor verkeer gaande in de richting van Hengstdijk. Er geldt ter plaatste een maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur. Verdachte reed met een (indicatieve) snelheid van 83 kilometer per uur en versnelde in de 4,95 seconden voorafgaand aan de botsing tot een (indicatieve) snelheid van 94 kilometer per uur. Op enig moment belandde de Toyota van verdachte door flauw naar links te sturen op de linkerrijstrook, bestemd voor het verkeer in tegengestelde rijrichting, waar op dat moment de Peugeot van [slachtoffer] naderde. De Peugeot reed naar aanleiding hiervan de linker grasberm in. Vervolgens botste de Toyota met de voorzijde tegen de voorzijde van de Peugeot. Als gevolg van dit verkeersongeval is [slachtoffer] komen te overlijden. De rechtbank overweegt dat uit de voorhanden zijnde informatie in het dossier noch anderszins is gebleken dat het ongeval te wijten is aan een technisch gebrek aan de Toyota, het verkeersbeeld op de bewuste dag op dat tijdstip of omdat verdachte onder invloed van alcohol of verdovende middelen was of aan het bellen was.
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder ‘WVW’).
Aan de schuld van verdachte te wijten? (artikel 6 WVW)
Om een oordeel te kunnen geven of sprake is van bovengenoemde schuld, dient allereerst te worden vastgesteld wat de reden is geweest dat verdachte met zijn auto op de verkeerde weghelft is beland waardoor er met de tegemoetkomende Peugeot in frontale botsing is gekomen. Zowel de verdediging als de officier van justitie gaan ervan uit dat verdachte tijdens het rijden in slaap is gevallen en dat verdachte ten tijde van het ongeval aan het OSAS leed. De rechtbank ziet dat niet anders. Dat verdachte zich niets herinnert van het ongeval en dat uit het onderzoek is gebleken dat hij niet heeft geprobeerd om het ongeval te voorkomen, bijvoorbeeld door te remmen of terug te sturen naar de rechterrijbaan, past naar het oordeel van de rechtbank bij het scenario waarin verdachte tijdens het rijden in slaap is gevallen. Dat verdachte op het moment van het ongeval zeer waarschijnlijk leed aan OSAS, volgt uit de forensische rapportage van slaapdeskundige, dhr. [naam] (longarts-somnoloog) van 8 november 2024.
De officier van justitie en de verdediging verschillen wel van mening of verdachte wist of had moeten weten dat het niet meer verantwoord was om te (blijven) rijden op dat betreffende moment.
De rechtbank volgt hierin het standpunt van de verdediging en acht het aannemelijk dat verdachte ten tijde van het ongeval een zogenoemd microslaapje heeft gehad, veroorzaakt door het OSAS. De slaapdeskundige heeft namelijk in zijn rapportage opgemerkt dat overmatige slaperigheid de meest gerapporteerde en bestudeerde klacht is bij dit syndroom. Ook merkt de deskundige op dat er bij OSAS regelmatig microslaapjes optreden, die soms niet langer dan enkele seconden duren en een gevolg zijn van de verstoorde nachtrust als gevolg van het syndroom. Tijdens deze microslaapjes is er sprake van een verminderde aandacht voor de omgeving, verminderde reacties op prikkels en input en is er vaak sprake van hoofdknikken.
De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat verdachte – bij gebreke van andere aan te wijzen oorzaken - door dit microslaapje de controle over het stuur heeft verloren en dat dit uiteindelijk tot het ongeval heeft geleid. De rechtbank stelt ook vast dat dat verdachte zich ten tijde van het ongeval niet bewust was en zich ook niet bewust had hoeven zijn van het OSAS en het als gevolg daarvan zich kunnen voordoen van een dergelijk microslaapje en de gevaren die dat met zich mee kon brengen, omdat verdachte pas na het ongeval is gediagnosticeerd met het OSAS.
Het standpunt van de officier van justitie dat het voor verdachte voorzienbaar had moeten zijn dat hij achter het stuur in slaap kon vallen en dat hij niet fit genoeg was om auto te gaan rijden die betreffende ochtend, volgt de rechtbank niet. De omstandigheid dat verdachte al 30 jaar deels in de nacht werkt als bakker en daarom erg vermoeid zou zijn en zich enkele weken voor het ongeval met klachten heeft gemeld bij de internist, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat hij zich op de ochtend van het ongeval niet fit genoeg voelde om auto te rijden. Verdachte heeft immers verklaard die nacht goed te hebben geslapen, zich uitgerust te hebben gevoeld en geen vermoeidheidsklachten te hebben ervaren. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat het ongeval te wijten is aan schuld van verdachte. Er is sprake van verontschuldigbare onmacht. Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
Gevaar en/of hinder op de weg veroorzaakt? (artikel 5 WVW)
Indien geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, dient vervolgens door de rechtbank te worden beoordeeld of het rijgedrag van verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt zoals bedoeld in artikel 5 WVW.
Om tot een veroordeling te kunnen komen voor overtreding van artikel 5 WVW is vereist dat de gedragingen van verdachte zodanig zijn geweest dat daardoor gevaar op de weg is veroorzaakt, of kon worden veroorzaakt of het verkeer is gehinderd, of kon worden gehinderd. Verdachte is in zijn auto korte tijd in slaap gevallen. Hij is hierdoor de controle over het stuur verloren en is met zijn auto op de rijstrook van het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen en over een dubbele doorgetrokken streep gereden waarna hij een ernstig ongeval heeft veroorzaakt met dodelijke afloop. Hierdoor was de Vogelweg uren afgesloten. Hij reed hierbij ook harder dan de maximale toegestane snelheid. Door dit gedrag heeft verdachte gevaar en hinder op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiairop 2 mei 2022 te Hengstdijk, gemeente Hulst, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Vogelweg, met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur heeft gereden (te weten ongeveer rond 94 km per uur), en (terwijl hij, verdachte, accelereerde) op de (in twee rijstroken verdeelde) rijbaan van die voornoemde weg onvoldoende rechts gehouden en (deels) gereden op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en niet althans in onvoldoende mate op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer gelet en gekeken en heeft hij, verdachte, niet, althans onvoldoende uitgeweken voor de voor hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto, waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto in (frontale) botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiaire feit uitsluit. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
Strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft voor het subsidiaire feit een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld (AVAS) waardoor verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Achteraf is na onderzoek gebleken dat verdachte lijdt aan een ernstige vorm van het OSAS wat volgens de verdediging de directe oorzaak moet zijn geweest van het plotselinge in slaap vallen van verdachte (een zogenoemd ‘microslaapje’). De verdediging bepleit daarom dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt. De officier van justitie heeft hierover geen standpunt ingenomen, aangezien hij uitgaat van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van de verdediging op AVAS moet worden gehonoreerd, omdat verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Zoals hiervoor overwogen (onder 4.3.2) is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het ongeval leed aan een ernstige vorm van het OSAS. Als gevolg daarvan is hij kort voor het ongeval in slaap gevallen (een zogenaamd microslaapje), waarna het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Nu verdachte pas na het ongeval op de hoogte is geraakt van het feit dat hij leed aan het OSAS, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Dit betekent dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarom ter zake van het onder 4.4 bewezenverklaarde subsidiaire feit bij afwezigheid van alle schuld niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. F.L. Donders en mr. M. van Drunen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 2 mei 2022 te Hengstdijk, gemeente Hulst, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de weg, de Vogelweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur te rijden (te weten ongeveer rond 94 km per uur), in elk geval te rijden met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of heeft hij, verdachte, (terwijl hij, verdachte, accelereerde) op de (in twee rijstroken verdeelde) rijbaan van die voornoemde weg onvoldoende rechts gehouden en/of (deels) gereden op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of
niet althans in onvoldoende mate op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer gelet en/of gekeken en/of heeft hij, verdachte, niet, althans onvoldoende uitgeweken voor de voor hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto, waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto in (frontale) botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto door welk verkeersongeval [slachtoffer] werd gedood;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 mei 2022 te Hengstdijk, gemeente Hulst, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Vogelweg,
met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur heeft gereden (te weten ongeveer rond 94 km per uur), in elk geval gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
(terwijl hij, verdachte, accelereerde) op de (in twee rijstroken verdeelde) rijbaan van die voornoemde weg onvoldoende rechts gehouden en/of (deels) gereden op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of
niet althans in onvoldoende mate op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer gelet en/of gekeken en/of heeft hij, verdachte, niet, althans onvoldoende uitgeweken voor de voor hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto, waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto in (frontale) botsing is gekomen met een voor hem tegemoetkomende personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)