Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- de kennisgeving sepot van 31 augustus 2024;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- de overige stukken in het raadkamerdossier.
2.De beoordeling
“Vertrokken, onbekend waarheen”. Hieruit zou evenzeer kunnen worden afgeleid dat op het moment van het opmaken van het sepot verzoeker al was vertrokken. Omdat op grond van bovenstaande niet kan worden vastgesteld wanneer verzoeker van de sepotbeslissing op de hoogte is geraakt, kan de aanvang van de termijn niet worden vastgesteld en kan daarom evenmin worden geconcludeerd dat verzoeker niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden dit verzoek heeft ingediend. De rechtbank verklaart verzoeker daarom ontvankelijk in het verzoekschrift.
3 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 390,00, bestaande uit kosten voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
€ 1.070,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Loev Advocaten, onder vermelding van “[kenmerk]”.