ECLI:NL:RBZWB:2025:2553

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/1925
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en vergoeding proceskosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De invorderingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, maar heeft deze na bezwaar vernietigd en een kostenvergoeding van € 148 toegekend voor het opstellen van het bezwaarschrift. Belanghebbende stelt echter dat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2023, wat de invorderingsambtenaar ontkent. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk een hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat de invorderingsambtenaar terecht heeft afgezien van het vergoeden van proceskosten voor deze hoorzitting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 24 april 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1925
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] ,uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach verbonden aan Fortitudo Legal Concepts B.V.),
en
de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg,de invorderingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van 29 december 2023.
1.2.
De invorderingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.3.
De invorderingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Het verzoek van belanghebbende om kostenvergoeding toe te kennen heeft de invorderingsambtenaar toegewezen. Aan belanghebbende is daarbij een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van in totaal € 148 voor het opstellen van het bezwaarschrift.
1.4.
De invorderingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft gemachtigde [naam 1] , verbonden aan Fortitudo Legal Concepts B.V., deelgenomen namens belanghebbende. Namens de invorderingsambtenaar is verschenen [naam 2] .

2.Feiten

2.1.
De auto met [kenteken] stond op 17 mei 2023 omstreeks 23:23 uur geparkeerd aan de Stevenzandsestraat te Tilburg. Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.2.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Op basis van het bezwaar is de naheffingsaanslag vernietigd wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de invorderingsambtenaar ten onrechte een proceshandeling niet heeft vergoed, waarbij het specifiek gaat om de toewijzing van 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de invorderingsambtenaar terecht een proceshandeling in bezwaar niet vergoed?
3.3.
Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten in de bezwaarfase, indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
3.4.
De invorderingsambtenaar stelt dat hij in bezwaar volledig aan het standpunt van belanghebbende tegemoet is gekomen door de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag te vernietigen. Daarom kon hij gelet op het bepaalde in artikel 7:3, aanhef en onderdeel e, van de Awb, afzien van het horen van belanghebbende, aldus de invorderingsambtenaar.
3.5.
Belanghebbende stelt tegenover het standpunt van de invorderingsambtenaar dat er wel degelijk een hoorzitting in onderhavige zaak heeft plaatsgevonden, te weten op 21 september 2023. Belanghebbende onderbouwt zijn stelling met e-mailberichten die tussen de gemachtigde en de invorderingsambtenaar zijn uitgewisseld op de data 31 augustus 2023 en 5 september 2023. In deze e-mailberichten wordt de gemachtigde uitgenodigd voor een hoorzitting. De e-mailberichten hebben als onderwerp: ‘‘ [onderwerp] ’’. Gemachtigde heeft namens belanghebbende op 5 september 2023 gereageerd op de uitnodiging van de hoorzitting en heeft aangegeven bij de hoorzitting aanwezig te zullen zijn. Gemachtigde benoemt in zijn e-mailbericht verschillende dossiers die tijdens de hoorzitting behandeld zullen worden. De gemachtigde wijkt hiermee af van de onderwerpregel door extra dossiers te noemen die niet in de onderwerpregel zijn vermeld. Belanghebbende stelt dat op dit bericht geen reactie van de invorderingsambtenaar is gekomen. Belanghebbende stelt zich op basis daarvan op het standpunt dat onderhavige zaak ook werd behandeld op de dag van de hoorzitting op 21 september 2023.
3.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu belanghebbende stelt dat er wel degelijk een hoorzitting op 21 september 2023 heeft plaatsgevonden in onderhavige zaak, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat belanghebbende dat aannemelijk maakt.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met zijn stelling en onderbouwing niet aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk een hoorzitting heeft plaatsgevonden in onderhavige zaak in de bezwaarprocedure. Het is namelijk aan de invorderingsambtenaar om de datum en tijd voor de hoorzitting vast te stellen. Het initiatief voor de te behandelen zaken ligt dan ook bij de invorderingsambtenaar. De bewijsstukken die belanghebbende heeft meegestuurd maken niet aannemelijk dat de invorderingsambtenaar voor onderhavige zaak een hoorzitting in de bezwaarfase heeft doen laten plaatsvinden. Het betoog van belanghebbende behelst een werkwijze waarbij de hoorzitting in feite het karakter krijgt van een juridisch inloopspreekuur. Die opvatting vindt geen steun in het recht. De invorderingsambtenaar heeft het initiatief welk zaak, wanneer en op welke plaats en tijd op hoorzitting wordt besproken.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is en het verzoek wordt afgewezen, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.M.I. van Dijk-Saris, griffier, op 24 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.