Beoordeling door de rechtbank
8. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Op het perceel rust de bestemming ‘agrarisch met waarden’ met de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’.
Deze bestemming (artikel 4.1 van de planregels) staat alleen een intensieve veehouderij toe op gronden waaraan ook de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ (iv) is toegekend. Vast staat dat aan het [perceel] niet de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ is toegekend.
Tussen partijen is niet in geschil dat de voorgenomen bedrijfsvoering van eiseres op het perceel niet is aan te merken als een ‘grondgebonden veehouderij’, maar als een intensieve veehouderij. De strijd met het bestemmingsplan is dus niet in geschil.
Door eiseres wordt ook niet betwist dat de gevraagde omgevingsvergunning alleen kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3°, van de Wabo en dat dit alleen kan nadat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.
De ontwerpkaders, en wat er verder nog aan de aanvraag vooraf is gegaan
9. Het initiatief van eiseres om haar vleeskalverenhouderij uit te breiden met een tweede locatie, is niet begonnen bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Eiseres is hierover al sinds 2018 met de gemeente Etten-Leur in gesprek. Aanvankelijk was het de bedoeling om het initiatief mogelijk te maken door middel van bestemmingsplanherzieningen voor de locaties [perceel] en [adres 2] . In dat kader heeft er ook een omgevingsdialoog plaatsgevonden. Het dossier geeft er blijk van dat het college aanvankelijk inderdaad een positieve grondhouding had ten opzichte van het initiatief en ook procedures in gang heeft gezet om mee te kunnen werken aan het initiatief.
De rechtbank stelt vast dat de ‘Ontwerpkaders bestemmingsplanherziening [perceel] en [adres 2] ’ een belangrijke rol spelen in het geding. Het college heeft deze ontwerpkaders opgesteld en op 14 maart 2019 voorgelegd aan de gemeenteraad. In een begeleidende brief aan de raad heeft het college vermeld dat het initiatief van eiseres ruimtelijk aanvaardbaar is en in de ontwerpkaders is vermeld dat wordt voorgesteld om in principe medewerking te verlenen aan het initiatief. Het college heeft de gemeenteraad tot en met 27 maart 2019 in de gelegenheid gesteld om aan te geven of behandeling van de ontwerpkaders in de gemeenteraad gewenst is.
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de gemeenteraad, door niet te reageren op de brief van het college, stilzwijgend heeft ingestemd met de ontwerpkaders, en daarmee een gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat aan het initiatief zou worden meegewerkt.
11. De AbRSheeft op 29 mei 2019 een richtinggevende uitspraak gedaan over de toepassing van het vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht. In de uitspraak zet de AbRS uiteen welke drie stappen moeten worden doorlopen als een beroep wordt gedaan op het vertrouwensbeginsel. Bij de eerste stap moet de vraag worden beantwoord of de uitlating en/of gedraging, waarop de betrokkene zich beroept, kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend.
In de uitspraak van 29 mei 2019 wordt ook verwezen naar een eerdere uitspraak van de AbRS van 30 mei 2012, waaruit volgt dat het vertrouwensbeginsel niet met zich brengt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd. Daartoe is vereist dat bij afweging van de betrokken belangen, waarbij het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, geen zwaarder wegende belangen aan het honoreren van de verwachtingen in de weg staan. Die zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en meer specifiek, veel voorkomend in het omgevingsrecht, belangen van derden.
De rechtbank zal hierna beoordelen of het college, dan wel de gemeenteraad, een toezegging heeft gedaan aan eiseres zoals hiervoor bedoeld.
12. Eiseres vindt dat met het opstellen van de ontwerpkaders en het stilzwijgend instemmen van de ontwerpkaders door de gemeenteraad is toegezegd dat aan haar initiatief zou worden meegewerkt. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Het feit dat de gemeenteraad de ontwerpkaders niet voor bespreking heeft geagendeerd, maakt nog niet dat hieruit kan worden afgeleid dat de raad hiermee stilzwijgend heeft ingestemd. Weliswaar blijkt uit de ontwerpkaders een positieve grondhouding van het college ten opzichte van het initiatief van eiseres, maar een toezegging is daarin niet gedaan. Het college heeft in zijn verweerschrift terecht opgemerkt dat de ontwerpkaders niet direct betrekking hebben op de gevraagde omgevingsvergunning, maar op een voorgenomen bestemmingswijziging. Het college heeft bovendien terecht opgemerkt dat de ontwerpkaders zagen op het realiseren van bedrijfsbebouwing van maximaal 5.000 m², terwijl de omgevingsvergunning is gevraagd voor 5.800 m² aan bedrijfsbebouwing. Eiseres heeft ter zitting opgemerkt dat die 5.000 m² alleen bedoeld is voor gebouwen direct ten dienste van de intensieve veehouderij, maar dat ziet de rechtbank in de ontwerpkaders niet bevestigd. Vermeld is – onder meer – dat een maximale bebouwingsoppervlakte van 5.000 m² de absolute grens lijkt te zijn. Verder moet worden geconstateerd dat in de ontwerpkaders ook de nodige voorbehouden staan met betrekking tot besluitvorming, bijvoorbeeld dat nog moet worden onderzocht of het initiatief past binnen de provinciale regelgeving en andere wet- en regelgeving. De rechtbank volgt het college dan ook in zijn standpunt dat de ontwerpkaders geen blijk geven van een welbewuste standpuntbepaling en dat daarin dan ook geen toezeggingen zijn gedaan.
13. Eiseres beroept zich verder op een e-mail van 24 november 2017 van een gemeenteambtenaar aan eiseres met als onderwerp: ‘ [perceel] ’. De rechtbank volgt het college ook hier in zijn standpunt, dat in deze e-mail geen toezeggingen zijn gedaan. In de e-mail wordt uiteengezet welke mogelijkheden het bestemmingsplan wel en vooral ook niet biedt. De e-mail wordt afgesloten met de volgende (door eiseres gearceerde) zinnen:
“De enige mogelijkheid die er in [plaats] is, is op zoek gaan naar een bestaand agrarisch bedrijf met de functie-aanduiding (iv). Mochten jullie daar nog vragen over hebben, dan horen we dat graag.”.
Daarmee is niet toegezegd dat, als eiseres zo’n bestaand agrarisch bedrijf vindt, er (ongeclausuleerd) aan een bestemmingswijziging voor het [perceel] zou worden meegewerkt.
14. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
15. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onbegrijpelijk en onjuist is gemotiveerd. Eiseres wijst op de ‘Nota zienswijzen [perceel] ’, waarin bij de meeste van haar argumenten is vermeld dat deze ‘terecht’ zijn aangevoerd.
16. Het college heeft in zijn verweerschrift voor meerdere argumenten toegegeven dat het bestreden besluit op die punten ontoereikend of onjuist is gemotiveerd.
Het college acht het bij nader inzien aannemelijk dat de bestaande infrastructuur het aantal verkeersbewegingen naar en van de inrichting kan afwikkelen.
Voor de emissiereductie van de toegepaste luchtwassers is uitgegaan van een reductie van 45%, en niet van 85% zoals in het bestreden besluit is vermeld.
Onvermeld is gebleven dat het waterschap Brabantse Delta op 14 juli 2021 een positief wateradvies heeft afgegeven.
Onvermeld is gebleven dat het ontwerpplan niet in strijd is met de regels voor de Groenblauwe mantel uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov).
De gehanteerde afkapgrens van 25 kilometer voor stikstofneerslag in de uitgevoerde stikstofberekening kan geen negatieve gevolgen hebben voor het initiatief.
Het initiatief voldoet (op dit moment) aan de staleisen van artikel 2.66 van de Iov.
17. Partijen zijn het er dus over eens dat het bestreden besluit op meerdere punten ontoereikend of onjuist is gemotiveerd. Dat moet leiden tot het oordeel dat het college in strijd heeft gehandeld met het motiveringsbeginsel en dat het bestreden besluit om die reden voor vernietiging in aanmerking komt.
Het beroep is dus reeds hierom gegrond. De rechtbank zal hierna beoordelen welke consequenties aan de gegrondverklaring van het beroep moeten worden verbonden.
Volgens het college resteren er nog meerdere argumenten waarop het bestreden besluit kan standhouden.
Strijd met Omgevingsvisie
18. Een belangrijk argument is dat de gemeenteraad heeft overwogen dat het initiatief van eiseres niet past in de ‘Omgevingsvisie Etten-Leur ’ die op 11 juli 2022 is vastgesteld. De locatie [perceel] ligt namelijk in een gebied dat in de Omgevingsvisie is aangemerkt als ‘het noordelijk open kleigebied’. De gemeenteraad heeft in de Omgevingsvisie tot uitdrukking willen brengen dat binnen de gemeente Etten-Leur vrijwel alleen daar nog grootschalige landbouw in de vorm van akkerbouw en melkveehouderijen kan worden uitgeoefend en dat deze grond ook daarvoor gereserveerd moet blijven. In aansluiting daarop heeft het college overwogen dat de verplaatsing van een intensieve veehouderij van de [adres 2] (een gebied waar historisch gezien intensieve veehouderijen gevestigd zijn) naar dit kleigebied niet wenselijk is.
Eiseres stelt in beroep dat het in de Omgevingsvisie vooral om
nieuwvestigingvan intensieve veehouderijen gaat en dat deze de verplaatsing van een bestaande intensieve veehouderij van de [adres 2] naar de [perceel] niet uitsluit. Om die reden ziet eiseres niet in dat er sprake is van strijd met de Omgevingsvisie. En voor zover er wel sprake is van strijd met de Omgevingsvisie, heeft de gemeenteraad volgens eiseres geen rekening gehouden met alle feiten en omstandigheden van het geval en onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval niet van de Omgevingsvisie kan worden afgeweken.
19. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de locatie [perceel] in het noordelijk open kleigebied ligt. De vestiging van een intensieve veehouderij op deze locatie is in strijd met de Omgevingsvisie, ongeacht of er sprake is van nieuwvestiging of van bedrijfsverplaatsing. Dat sluit ook aan bij de aan de gronden toegekende bestemming, die geen intensieve veehouderij toestaat. Eiseres merkt op zich terecht op dat de Omgevingsvisie de verplaatsing van een intensieve veehouderij niet geheel uitsluit. Daarvoor is echter wel medewerking van de gemeenteraad nodig. De gemeenteraad heeft in de afweging om wel of niet mee te werken een ruime mate van beoordelingsvrijheid. De rechtbank moet zich bij het toetsen van dat besluit om die reden terughoudend opstellen.
De rechtbank vindt in dit geval het besluit om geen verklaring van geen bedenkingen af te geven niet onredelijk. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de gemeenteraad geen rekening heeft gehouden met alle feiten en omstandigheden. De gemeenteraad heeft voldoende gemotiveerd waarom hij het belang bij het behoud van het noordelijk open kleigebied voor grondgebonden akkerbouw en veehouderijen zwaarder vindt wegen dan de persoonlijke financiële belangen van eiseres en de omstandigheid dat door de voorgenomen bedrijfsverplaatsing elders een geurbelastende situatie wordt opgelost.
20. De rechtbank komt op basis daarvan tot de conclusie dat de gemeenteraad de gevraagde verklaring van geen bedenkingen heeft mogen weigeren. Het college kon vervolgens niet anders dan de omgevingsvergunning weigeren. Anders dan eiseres nog heeft aangevoerd, is geen sprake van een situatie dat de weigering van de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen af te geven, evident ten onrechte was. Het college heeft die weigering dus terecht niet naast zich neergelegd. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat dit een voor eiseres ongewenste en teleurstellende uitkomst is en dat dit voor haar onrechtvaardig voelt, gelet ook op de positieve voortekenen, maar dat betekent niet dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand kunnen blijven.
21. Dan resteren er nog vier argumenten waarop het college vindt dat de geweigerde omgevingsvergunning en verklaring van geen bedenkingen in stand kunnen blijven.
Het initiatief gaat uit van extern salderen, wat op dit moment niet is toegestaan.
Het initiatief leidt tot een aantasting van het Natuurnetwerk Brabant en de ecologische verbindingszone.
Naar verwachting kan geen natuurvergunning van gedeputeerde staten worden verkregen.
Volksgezondheid: in het door de GGD uitgevoerde gezondheidskundige beoordeling is geconcludeerd dat de emissie van fijnstof, ammoniak en geur toeneemt in de beoogde situatie en dat voor PM10 in de beoogde situatie niet aan de advieswaarde wordt voldaan.
Omdat de rechtbank hiervoor al tot de conclusie is gekomen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand kunnen blijven, kunnen deze argumenten buiten bespreking blijven.