In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor het kindgebonden budget. Eiseres heeft op 1 februari 2024 een aanvraag ingediend voor het kindgebonden budget over 2022, maar deze aanvraag is door de Dienst Toeslagen afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Eiseres stelt dat zij niet op de hoogte was van de regeling en dat zij daarom niet tijdig heeft aangevraagd. De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Eiseres heeft beroep ingesteld en stelt dat er sprake is van ongelijke behandeling, omdat anderen die recht hebben op zorg- of huurtoeslag automatisch het kindgebonden budget ontvangen.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 behandeld en vastgesteld dat eiseres de aanvraag niet voor 1 september 2023 heeft ingediend, wat in strijd is met de wettelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen geen individuele informatieplicht heeft en dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor het indienen van haar aanvraag. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de wettelijke termijn rechtvaardigen. Eiseres krijgt geen kindgebonden budget en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 april 2025.