ECLI:NL:RBZWB:2025:2579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/02/428251 / FA RK 24/5091
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige in het kader van ouderschap en gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door mr. W. van der Sande, heeft verzocht om wijziging van de bestaande zorgregeling, die oorspronkelijk was vastgesteld in een beschikking van 26 september 2017. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. S.J. Nijssen, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen in haar voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet wordt nageleefd en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder de schoolgang van [minderjarige] en de afhankelijkheid van leerlingenvervoer.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2025 is gebleken dat beide ouders het erover eens zijn dat [minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid en structuur, mede vanwege zijn ADHD en gedragsproblematiek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door de man verzochte wijziging van de zorgregeling, waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen van donderdag uit school tot maandagochtend voor school bij de man verblijft, het meest in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen en de gewijzigde zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De rechtbank heeft geen dwangsom opgelegd, omdat zij erop vertrouwt dat beide ouders de gewijzigde regeling zullen naleven.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/428251 / FA RK 24/5091
Datum uitspraak: 25 april 2025
Beschikking over wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. W. van der Sande in Goes,
tegen
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. S.J. Nijssen in Goes,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012, hierna: [minderjarige],
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 1 november 2024 ontvangen verzoekschrift van de man, met bijlagen;
- het op 27 maart 2025 ontvangen verweerschrift van de vrouw, tevens houdende een zelfstandig verzoek.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 1 april 2025. Bij die behandeling zijn aanwezig geweest partijen met hun advocaten. Ook was tijdens die behandeling een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
1.3
Voorafgaand aan deze mondelinge behandeling heeft de rechter met [minderjarige] over het verzoek gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige] haar heeft verteld.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige].
2.3
Bij beschikking van 26 september 2017 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de rechtbank – onder meer en voor zover hier van belang – bepaald dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte ouderschapsplan van 28 juli 2017 deel uitmaken van de beschikking. Partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot maandagmiddag na school bij de man verblijft en dat [minderjarige] iedere woensdag vanaf 17.00 uur tot donderdagochtend bij de man verblijft. Deze tussen partijen overeengekomen zorgregeling is in artikel 3.1 van het bij de beschikking van 26 september 2017 aangehechte ouderschapsplan opgenomen.
2.4
Eveneens is bij de beschikking van 26 september 2017 het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw bepaald.
2.5
Partijen hebben op 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021 een allonge ondertekend, die geldt als aanvulling c.q. wijziging op het reeds bestaande ouderschapsplan van 28 juli 2017. Partijen zijn hierin overeengekomen dat vanaf medio 2021 een reguliere zorgregeling geldt op grond waarvan [minderjarige] wekelijks bij de man verblijft van woensdag 18.00 uur tot vrijdagmiddag 18.15 uur (na de training) en een keer per veertien dagen aansluitend ook het weekend daarop, in die zin dat [minderjarige] dan tot maandagochtend bij de man verblijft.

3.De verzoeken en het verweer

3.1
De man verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 26 september 2017 en het daaraan aangehechte ouderschapsplan alsmede de allonge door partijen ondertekend op 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021 te wijzigen wat betreft de daarin vastgelegde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en primair te bepalen dat [minderjarige] bij de man zal verblijven om de week van donderdag uit school tot maandagochtend voor school alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen, waarbij het leerlingenvervoer wordt aangepast aan de hand van deze regeling. Subsidiair verzoekt de man voornoemde regeling te wijzigen en een regeling vast te stellen die het meest in het belang van [minderjarige] wordt geacht. De man verzoekt daarbij te bepalen dat de vrouw een dwangsom van € 500,- zal verbeuren voor ieder(e) dag(deel) dat de vrouw de regeling niet nakomt.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man. Zij verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de man af te wijzen.
3.3
De vrouw verzoekt de rechtbank, bij wijze van zelfstandig verzoek, om bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 26 september 2017 en het daaraan aangehechte ouderschapsplan alsmede de allonge van 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021 primair te wijzigen in die zin dat [minderjarige] eens per veertien dagen in het weekend bij de man zal verblijven, waarbij [minderjarige] in overleg bepaalt of hij bij de man zal blijven slapen. Subsidiair verzoekt de vrouw een regeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Er is sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de in de beschikking van 26 september 2017 en het daaraan aangehechte ouderschapsplan alsmede de allonge van 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021 vastgestelde zorgregeling aanpassing behoeven. De huidige zorgregeling wordt al geruime tijd niet nagekomen en [minderjarige] gaat inmiddels naar school in [plaats], waarbij hij afhankelijk is van leerlingenvervoer. Er zit geen structuur en bestendigheid in het contact met [minderjarige], hetgeen het opbouwen van een band bemoeilijkt. De man wil [minderjarige] vaker zien en er voor hem (als vader) zijn. Hij vindt dat hij hier eerder niet de kans voor heeft gekregen. De man wil dan ook dat er een duidelijke zorgregeling wordt vastgesteld. Hierbij gaat het de man om de kwaliteit van het contact, niet om de kwantiteit. Een regeling waarbij het aan [minderjarige] wordt overgelaten of hij naar de man gaat en blijft slapen, vindt de man – mede gelet op de ADHD en (gedrags)problematiek van [minderjarige] en het gebrek aan een constructieve communicatie tussen partijen – niet in het belang van [minderjarige]. Verder stelt de man dat het leerlingenvervoer eenvoudig kan worden aangepast aan de zorgregeling in die zin dat [minderjarige] met het leerlingenvervoer bij de man kan worden opgehaald en thuisgebracht. Met een ‘‘week op, week af-regeling”, zoals [minderjarige] zelf bij de rechter heeft aangegeven, kan de man ook akkoord gaan. Naast dat dit ervoor zorgt dat de vrouw wordt ontlast, heeft [minderjarige] zelf ook regelmatig bij de man aangegeven dat hij vaker bij de man zou willen zijn. Het opleggen van een dwangsom is van belang, nu de vrouw zich herhaaldelijk niet aan de zorgregeling heeft gehouden.
4.2
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. De vrouw stelt dat de man zelf een grote rol speelt in het niet goed verlopen van de zorgregeling. Zo komt de man de afspraken niet na en heeft de vrouw geregeld ruzies en/of onenigheden tussen de man en [minderjarige] moeten oplossen. Verder maakt de vrouw zich zorgen over de manier waarop de man met [minderjarige] omgaat en hoe hij in het bijzijn van [minderjarige] over de vrouw spreekt. Dat werkt averechts en zorgt voor weerstand bij [minderjarige]. Naast dat het praktisch gezien moeilijk is om het leerlingenvervoer aan de zorgregeling te laten aanpassen en [minderjarige] dit eerder zelf ook niet fijn vond, twijfelt de vrouw of de man de benodigde (dag)structuur aan [minderjarige] kan bieden en de zorg voor hem kan dragen als het gaat om medicatie-inname, persoonlijke verzorging en hygiëne. Daarnaast vindt de vrouw het belangrijk dat er wordt geluisterd naar wat [minderjarige] wil. Bij de vrouw heeft [minderjarige] aangegeven dat hij juist niet zo vaak naar de man wil. [minderjarige] komt geregeld ook eerder naar huis. De vrouw vindt het in het belang van [minderjarige] dat er een niet vastomlijnde zorgregeling wordt vastgesteld, waarbij [minderjarige] de benodigde vrijheid ervaart om zelf te kiezen of hij bij de man blijft slapen. De vrouw geeft tijdens de mondelinge behandeling (ook) aan dat [minderjarige] vanwege zijn ADHD en (gedrags)problematiek gebaat is bij duidelijkheid, ritme en structuur. Ten aanzien van de communicatie tussen partijen benoemt de vrouw dat er geen communicatie met de man mogelijk is. Hulpverlening hierin heeft niet tot een verbetering geleid. Het opleggen van een dwangsom is volgens de vrouw niet nodig. Als de rechtbank de zorgregeling wijzigt, zal de vrouw zich aan daaraan houden en de gewijzigde zorgregeling nakomen.
4.3
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat er rust en duidelijkheid komt omtrent de zorgregeling. Het is niet in zijn belang dat aan hem de ruimte wordt gegeven om zelf te kiezen of en wanneer hij bij zijn vader is. De willekeur die er op dit moment is, vindt de Raad niet in het belang van [minderjarige]. De Raad adviseert om een duidelijke zorgregeling vast te stellen, die door partijen consequent wordt nagekomen en dat beide ouders naar [minderjarige] ook uitdragen dat zij achter deze regeling staan. Gelet op [minderjarige] als persoon heeft hij, meer dan leeftijdsgenoten, behoefte aan duidelijkheid en structuur. De Raad vindt de zorgregeling zoals door de man verzocht het meest passend, waarbij het leerlingenvervoer aan die regeling moet worden aangepast. Tot slot licht de Raad toe dat het niet uitmaakt als de (dag)structuur van partijen verschillend is, zolang er in beide opvoedsituaties sprake is van een (dag)structuur is en [minderjarige] weet waar hij aan toe is.

5.De beoordeling

Juridisch kader
5.1
In deze zaak zijn de artikelen 1:253a en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. In artikel 1:253a lid 1 BW staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt. De rechter moet eerst bekijken of de ouders met elkaar afspraken kunnen maken (artikel 1:253a lid 5 BW). In artikel 1:377e BW staat dat de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een bestaande zorgregeling kan veranderen als de omstandigheden zijn veranderd of als de rechtbank die regeling heeft vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens.
5.2
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken of zij er toch onderling uit zouden kunnen komen. Er is toen echter gebleken dat het partijen niet lukt om zelf afspraken te maken. Daarom zal de rechtbank een beslissing nemen op de verzoeken van de man en de vrouw.
Gewijzigde omstandigheden
5.3
De rechtbank is van oordeel dat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek en de vrouw in haar zelfstandig verzoek, omdat de omstandigheden zijn gewijzigd. Anders dan ten tijde van de wijziging van de zorgregeling zoals door partijen overeengekomen bij de allonge van 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021, wordt de zorgregeling op dit moment niet nageleefd en volgt [minderjarige] inmiddels onderwijs in [plaats], waarbij [minderjarige] afhankelijk is van het leerlingenvervoer. Dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden is door partijen ook niet betwist.
Reguliere zorgregeling
5.4
De rechtbank stelt allereerst vast dat de door partijen overeengekomen zorgregeling niet consequent wordt nageleefd en dat [minderjarige] al langere tijd een wisselend contact met de man heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit niet in het belang van [minderjarige] is en om die reden zal de rechtbank beslissen over de wijze waarop de zorgregeling moet worden gewijzigd. Zij zal dit doen op de wijze die zij het meest in het belang van [minderjarige] acht. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [minderjarige] gebaat is bij duidelijkheid, ritme en structuur. Dit mede vanwege ADHD en (gedrags)problematiek. Ook [minderjarige] zelf heeft dit tijdens het gesprek met de rechter aangegeven. De Raad concludeert op basis hiervan dat [minderjarige], meer dan andere leeftijdsgenoten, behoefte heeft aan structuur en duidelijkheid. Een zorgregeling waarbij aan [minderjarige] zelf wordt overgelaten of, en zo ja tot wanneer, hij bij de man verblijft, vindt de rechtbank dan ook niet in het belang van [minderjarige]. Daar komt bij dat de rechtbank vaststelt dat het partijen niet lukt om op een constructieve manier over [minderjarige] te communiceren. Zowel de man als de vrouw hebben dit tijdens de mondelinge behandeling ook aangegeven. De eerder ingezette hulpverlening gericht op onder andere de oudercommunicatie heeft hierin niet tot een verbetering geleid. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een duidelijke zorgregeling die door beide partijen consequent wordt nagekomen, het meest in het belang van [minderjarige] is. Dit zodat zowel partijen als [minderjarige] weten waar zij aan toe zijn en zodat partijen zo beperkt mogelijk met elkaar over de zorgregeling hoeven te communiceren. Het is daarbij erg belangrijk dat partijen naar [minderjarige] uitdragen dat zij achter deze regeling staan.
5.6
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar twijfels geuit over of de man de benodigde (dag)structuur aan [minderjarige] kan bieden en of de man de zorg voor [minderjarige] kan dragen als het gaat om medicatie-inname, persoonlijke verzorging en hygiëne van [minderjarige]. De vrouw heeft aangegeven zorgen te hebben over de opvoedomgeving bij de man. Die zorgen heeft de vrouw onvoldoende concreet gemaakt. Over de concrete invulling van de dag en (dag)structuur merkt de rechtbank verder op dat de (dag)structuur bij de man en de vrouw niet precies hetzelfde hoeft te zijn, zolang beide ouders – ieder op hun eigen manier – duidelijkheid en structuur aan [minderjarige] bieden. Hierbij vindt de rechtbank het belangrijk dat de ene ouder de andere ouder vrijlaat om op zijn of haar eigen manier invulling aan de dag te geven.
5.7
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de wijziging van de zorgregeling zoals door de man is verzocht, het meest passend en in het belang van [minderjarige] is. Die verzochte wijziging van de zorgregeling biedt duidelijkheid en structuur. Dat betekent dat de rechtbank de huidige zorgregeling (zoals vastgelegd in de allonge) zal wijzigen en zal bepalen dat [minderjarige] eens per veertien dagen van donderdag uit school tot maandagochtend voor school bij de man verblijft. Het zelfstandig verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
5.8
Ten aanzien van het leerlingenvervoer is het voor de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat het (laten) aanpassen van het leerlingenvervoer aan de zorgregeling, hoewel praktisch gezien niet handig, wel mogelijk is en dat dit eerder ook is gelukt. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat is gebleken dat partijen in dezelfde woonplaats op slechts enkele minuten van elkaar vandaan wonen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat partijen er zorg voor zullen dragen dat het leerlingenvervoer van [minderjarige] wordt aangepast aan de gewijzigde zorgregeling zoals hierboven is opgenomen, in die zin dat [minderjarige] eens per veertien dagen op donderdag uit school door het leerlingenvervoer naar de man wordt gebracht en eens per veertien dagen op maandagochtend voor school door het leerlingenvervoer bij de man wordt opgehaald. Als juist is dat de vrouw dit met het leerlingenvervoer kan regelen, dan verwacht de rechtbank dat de vrouw hierover contact met het leerlingenvervoer zal opnemen.
Schoolvakanties en feestdagen
5.9
Daarmee komt de rechtbank toe aan het verzoek van de man om de schoolvakanties en feestdagen bij helfte te verdelen. De rechtbank stelt vast dat bij beschikking van 26 september 2017 en het daaraan aangehechte ouderschapsplan is vastgesteld dat de schoolvakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld en dat dit met de allonge van 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021 niet is gewijzigd. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de man met betrekking tot de schoolvakanties en feestdagen afwijzen, nu al in rechte vastligt dat [minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij ieder van de ouders verblijft.
Dwangsom
5.1
Verder gaat de rechtbank er vanuit dat beide ouders de gewijzigde zorgregeling zullen naleven. Om die reden ziet de rechtbank momenteel onvoldoende aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. Dit deel van het verzoek zal dan ook worden afgewezen. De rechtbank merkt hierbij op dat tijdens de mondelinge behandeling namens de vrouw is aangegeven dat de vrouw de door de rechtbank gewijzigde zorgregeling zal nakomen. De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw zich aan deze toezegging zal houden.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11
De rechtbank zal de beslissing over de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
wijzigt de in de allonge van 23 juli 2021 respectievelijk 2 augustus 2021 tussen partijen overeengekomen reguliere zorgregeling en bepaalt dat tussen de hiervoor genoemde [minderjarige] en de man de volgende reguliere regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken geldt:
- [minderjarige] verblijft eens per veertien dagen van donderdag uit school tot maandagochtend voor school bij de man, waarbij wat betreft het leerlingenvervoer hetgeen zoals is opgenomen in rechtsoverweging 5.8 geldt;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Roose, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025 in aanwezigheid van mr. Vork, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.