In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door mr. W. van der Sande, heeft verzocht om wijziging van de bestaande zorgregeling, die oorspronkelijk was vastgesteld in een beschikking van 26 september 2017. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. S.J. Nijssen, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen in haar voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet wordt nageleefd en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder de schoolgang van [minderjarige] en de afhankelijkheid van leerlingenvervoer.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2025 is gebleken dat beide ouders het erover eens zijn dat [minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid en structuur, mede vanwege zijn ADHD en gedragsproblematiek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door de man verzochte wijziging van de zorgregeling, waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen van donderdag uit school tot maandagochtend voor school bij de man verblijft, het meest in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen en de gewijzigde zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De rechtbank heeft geen dwangsom opgelegd, omdat zij erop vertrouwt dat beide ouders de gewijzigde regeling zullen naleven.