Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting stelt de rechtbank vast dat verdachte de avond van de beroving aanwezig is geweest op de kermis in Breda. Op de beelden van het NS-station in Breda is te zien dat verdachte enige tijd na de beroving op het station arriveert en samen met een groep jongens op de trein wacht. Een aantal van deze jongens is kort na de beroving rennend gezien in de nabijheid van de plek waar de beroving heeft plaatsgevonden. Dit is echter onvoldoende om vast te stellen dat verdachte aanwezig is geweest bij deze beroving, laat staan dat hij hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde afpersing, zodat hij van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;