In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om per 21 april 2023 een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiseres, die sinds 2019 een WW-uitkering ontving, had zich op 23 april 2021 ziekgemeld en een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Eiseres betwistte deze beslissing en voerde aan dat haar medische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar dochter en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat de medische rapporten van UWV-artsen voldoende rekening hielden met de klachten van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd, ondanks de bezwaren van eiseres over de accordering van de rapportages door een geregistreerd verzekeringsarts.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV vanwege een motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag blijft staan. Eiseres krijgt haar griffierecht terug en het UWV moet de proceskosten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.