ECLI:NL:RBZWB:2025:2591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/6061 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om per 21 april 2023 een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiseres, die sinds 2019 een WW-uitkering ontving, had zich op 23 april 2021 ziekgemeld en een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Eiseres betwistte deze beslissing en voerde aan dat haar medische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar dochter en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat de medische rapporten van UWV-artsen voldoende rekening hielden met de klachten van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd, ondanks de bezwaren van eiseres over de accordering van de rapportages door een geregistreerd verzekeringsarts.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV vanwege een motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag blijft staan. Eiseres krijgt haar griffierecht terug en het UWV moet de proceskosten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6061 WIA

uitspraak van 29 april 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. H.S. Huisman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om per 21 april 2023 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar dochter [naam] , de gemachtigde van eiseres en namens het UWV mr. N. Regragui.

Feiten en het verloop van de procedure

1. Eiseres is werkzaam geweest als medewerker in de tuinbouw via uitzendbureaus. Sinds 2019 ontving zij een WW-uitkering. Eiseres heeft zich op 23 april 2021 ziekgemeld en later een WIA-uitkering aangevraagd. Die zou moeten ingaan op 21 april 2023, de zogeheten datum in geding.
1.1
Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres gezien op een spreekuur en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook is zij gezien door een sociaal-medisch verpleegkundige. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres meerdere lichamelijke ziekten heeft en mentale problemen. De verzekeringsarts is van mening dat de klachten van eiseres niet volledig medisch objectiveerbaar zijn en dat zij belastbaar is, met inachtneming van een aantal beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 24,88% vastgesteld.
1.2
Het UWV heeft met het besluit van 6 juni 2023 (primair besluit) de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
Vervolgens heeft een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onderzoek gedaan en geconcludeerd dat de door primaire arts opgestelde FML aanpassing behoeft en een nieuwe FML opgesteld op 12 juni 2024. Uitgaande van deze nieuwe FML heeft een arbeidsdeskundige b&b de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 26,72%.
1.4
Het UWV heeft het bezwaar van eiseres met het besluit van 3 juli 2024 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.5
In reactie op het beroep heeft de arts b&b nog een paar aanvullende beperkingen opgenomen in een aangepaste FML van 3 februari 2025. Een arbeidsdeskundige b&b heeft daarna geconcludeerd dat de geselecteerde functies nog steeds passend zijn, zodat dit niet leidt tot een andere uitkomst.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
2.2
Bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid in de WIA is van belang of eiseres medische beperkingen heeft (medische beoordeling) en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven (arbeidskundige beoordeling).
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 21 april 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische beoordeling
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van artsen van het UWV.
Zorgvuldigheid onderzoek
4.1
Eiseres stelt dat niet is voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Bij de medische beoordeling in bezwaar heeft geen controle en akkoordbevinding door een geregistreerd verzekeringsarts plaatsgevonden. Een arts in opleiding is anders dan een geregistreerd verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b was niet aanwezig bij de hoorzitting, terwijl eiseres de medische grondslag had betwist.
4.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig geweest.
De rechtbank constateert dat onder de “medische rapportage in bezwaarschriftprocedure” de naam staat van de arts b&b die bij de hoorzitting aanwezig was. Verder is ook de naam vermeld van een verzekeringsarts b&b, maar uit het rapport blijkt niet dat dit is gecontroleerd en akkoord bevonden door die verzekeringsarts. Dit geldt ook voor de rapportages van 27 januari 2025 en 25 maart 2025.
Ter zitting is door het UWV toegelicht dat ervan moet worden uitgegaan dat de verzekeringsarts b&b het rapport heeft geaccordeerd, omdat het automatiseringssysteem zo is ingericht dat een niet-geregistreerde verzekeringsarts niet kan rapporteren zonder dat een verzekeringsarts naar de zaak heeft gekeken. Pas als een verzekeringsarts naar de zaak heeft gekeken kan er een rapportage uit het systeem komen.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de accordering door een verzekeringsarts duidelijk uit het rapport zelf zou moeten blijken, ziet zij in deze onduidelijkheid geen aanleiding om het medische onderzoek onzorgvuldig te achten.
Daarbij wijst de rechtbank erop dat eiseres in de primaire fase is gezien en onderzocht door een verzekeringsarts. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is in een dergelijk geval niet vereist dat de betrokkene in de bezwaarfase gezien wordt door een verzekeringsarts. [1]
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4.3
Eiseres heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medische klachten en de hieruit voortvloeiende beperkingen. Zij heeft verschillende fysieke gezondheidsklachten, o.a. een verhoogde bloeddruk, hartkrampen en anemie (bloedarmoede). Tijdens de menstruatie is eiseres, door hevig en lang vloeien, extreem vermoeid, zwak en kortademig. Eiseres is ook bekend met COPD, waardoor er sprake is van benauwdheid, met name bij inspanning. Verder is sprake van cervicobrachialgie, diabetes type 2, duizelingen, hypothyreoïdie en degeneratieve klachten in de knieën. Uit al deze aandoeningen kunnen de vermoeidheidsklachten, concentratieklachten, stemmingsstoornissen en de pijnlijke gewrichten worden verklaard. Daarnaast heeft eiseres mentale klachten, na een hartstilstand van haar echtgenoot in december 2020, die zij als zeer traumatisch heeft ervaren. Sindsdien slaapt zij slecht en ervaart klachten van lusteloosheid en somberheid. Zij vindt het lastig tot activiteiten te komen. Ook heeft zij paniekaanvallen en een korter lontje. Eiseres is inmiddels onder behandeling bij een psycholoog.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat uit de medische rapporten van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de medische klachten van eiseres en de onderliggende medische informatie en dat zij daar (uiteindelijk) ook voldoende rekening mee hebben gehouden.
Uit de door eiseres overgelegde medische informatie blijkt niet dat zij op medische gronden in het geheel niet in staat is om te werken, zoals zij zelf stelt. Die medische informatie geeft de rechtbank ook geen aanleiding om te twijfelen aan de beperkingen en de belastbaarheid die de artsen van het UWV hebben aangenomen. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, die meer klachten en beperkingen ervaart dan er uit de informatie van de behandelende artsen en het onderzoek van de artsen van het UWV naar voren komt. Maar volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan aan de (subjectieve) beleving van eiseres geen doorslaggevende betekenis worden gegeven. Bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA zijn alleen de klachten en beperkingen van belang die medisch gezien objectiveerbaar zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is in (met name) de medische rapportage van
12 juni 2024 ook voldoende gemotiveerd waarom er geen urenbeperking wordt aangenomen. De ernst van de psychische problemen (een matige depressie) is onvoldoende om op grond daarvan een urenbeperking aan te nemen. Vanwege die depressie zijn diverse andere beperkingen aangenomen en bovendien is eiseres vanwege de combinatie van aandoeningen aangewezen op fysiek niet zwaar belastend werk. Als rekening wordt gehouden met al deze beperkingen is een urenbeperking daarnaast niet nodig. Deze toelichting is in overeenstemming met de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid.
Niet gebleken is dan ook dat in de FML van 3 februari 2025 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.5
Daarbij tekent de rechtbank wel aan dat deze FML pas in beroep is vastgesteld. Naar aanleiding van wat in beroep is aangevoerd heeft de arts b&b immers nog aanvullende beperkingen aangenomen ten aanzien van trillingsbelasting en traplopen. Daaruit blijkt dat de eerdere FML niet correct was. In zoverre lijdt het bestreden besluit dan ook aan een motiveringsgebrek.
Arbeidskundige beoordeling
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 12 juni 2024, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid:
- medewerker wasverzorging (Sbc-code 111161),
- medewerker logistiek (Sbc-code 111220 en
- montagemedewerker/bestukker (Sbc-code 111180).
Naar aanleiding van de aangepaste FML van 3 februari 2025 en de beroepsgronden heeft de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage van 4 maart 2025 overwogen dat de geduide functies nog immer passend zijn.
5.1
Eiseres betwist dat zij de geduide functies kan uitoefenen, gezien haar beperkingen.
De beroepsgrond over de actualisatiedatum van de geduide functies is ter zitting ingetrokken.
Zijn de geselecteerde functies passend?
5.2
De arbeidskundige beroepsgronden slagen niet. Ter zitting heeft de gemachtigde desgevraagd bevestigd dat wat is aangevoerd over de (on)geschiktheid van de verschillende functies, feitelijk voortkomt uit de stelling dat de beperkingen van eiseres zijn miskend. Zoals hiervoor is overwogen is daarvan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. In de arbeidsdeskundige rapportages is ook voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies gelet op haar beperkingen geschikt zijn voor eiseres. Deze functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5.3
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres 26,72% arbeidsongeschikt is. Tegen deze berekening zijn geen gronden naar voren gebracht, zodat de rechtbank uitgaat van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 21 april 2023.

Conclusie en gevolgen

6. Zoals onder 4.5 is overwogen lijdt het bestreden besluit - vanwege de pas in beroep correct vastgestelde FML - aan een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. Maar nu de extra beperkingen niet van invloed zijn op de geschiktheid van de geduide functies, is de WIA-uitkering wel terecht geweigerd. Daarom zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand laten. Dit betekent dat de afwijzing door het UWV van de aanvraag om een WIA-uitkering in stand blijft.
6.1
Vanwege de gegrondverklaring van het beroep krijgt eiseres het griffierecht terug. Het UWV zal dat moeten vergoeden.
6.2
Het UWV moet ook haar proceskosten vergoeden. Die heeft de rechtbank als volgt berekend: beroepschrift en zitting beide 1 punt x gewicht 1 x € 907,- = € 1.814,00.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 6 juni 2023;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 29 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2463)