ECLI:NL:RBZWB:2025:2593

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/02/432758 / JE RK 25-433
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in een jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de procedure gevoerd met gesloten deuren, waarbij de ouders van de minderjarige en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige zelf gehoord en zijn mening meegenomen in de beoordeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 2020 onder toezicht staat en dat er eerder een regeling was vastgesteld voor de zorg- en opvoedingstaken. De GI heeft verzocht om wijziging van deze regeling, waarbij de contactmomenten tussen de moeder en de minderjarige opnieuw zijn besproken. De kinderrechter heeft de wijziging van de regeling toegewezen, waarbij de moeder en de minderjarige minimaal eenmaal per twee weken begeleid contact hebben voor de duur van 120 minuten. De regie over de uitbreiding van deze regeling ligt bij de GI. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de continuïteit van de omgangsregeling wordt gewaarborgd en dat er aandacht is voor de traumabehandeling van de minderjarige.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 18 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/432758 / JE RK 25-433
Datum uitspraak: 15 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. F. Pool te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 februari 2025, ontvangen op 7 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 29 februari 2020 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, met ingang van 29 februari 2020 en tot 14 maart 2020. De voorlopige ondertoezichtstelling is door de kinderrechter bij beschikking van 10 maart 2020 verlengd, met ingang van 14 maart 2020 en tot 29 mei 2020.
2.2.
Bij beschikking van 25 mei 2020 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld, met ingang van 25 mei 2020 en tot 25 mei 2021. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 18 november 2024, tot 25 november 2025.
2.3.
Bij beschikking van 25 oktober 2021 heeft de rechtbank de ouders belast met het gezamenlijk gezag over de [minderjarige] .
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 juni 2022 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
  • bepaalt dat de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014, zijn hoofdverblijf heeft bij de man;
  • bepaalt dat de vrouw en voornoemde [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken minimaal gerechtigd zijn tot het hebben van begeleid contact met elkaar eenmaal per twee weken voor de duur van 75 minuten, waarbij de regie wat betreft de uitbreiding van deze regeling in handen ligt van de GI.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 20 juni 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] wordt geschorst en de regie met betrekking tot het contactherstel en het hervatten van de vastgestelde regeling bij de GI ligt, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI haar verzoek gewijzigd. De GI verzoekt de door de kinderrechter op 20 juni 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de moeder en [minderjarige] begeleid contact hebben met elkaar, eenmaal per twee weken voor de duur van 120 minuten, waarbij de regie voor wat betreft de uitbreiding van deze regeling in handen ligt van de GI.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gewijzigd. De GI verzoekt de door de kinderrechter op 20 juni 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de moeder en [minderjarige] begeleid contact hebben met elkaar, eenmaal per twee weken voor de duur van 120 minuten, waarbij de regie voor wat betreft de uitbreiding van deze regeling in handen ligt van de GI.
Op 6 maart 2025 heeft er een herstelgesprek plaatsgevonden tussen de GezinsManager, de jeugdbeschermer en de moeder naar aanleiding van het incident dat heeft plaatsgevonden tussen de partner van de moeder en de omgangsbegeleider van de GezinsManager op 10 januari 2025. Na dit gesprek heeft er een omgangsmoment plaatsgevonden tussen de moeder en [minderjarige] . Op 25 april 2025 staat het volgende omgangsmoment gepland. Na dit omgangsmoment is het de bedoeling dat er eenmaal in de twee weken twee uur begeleid contact zal plaatsvinden tussen de moeder en [minderjarige] . Dit is de regeling die vorige zomer is doorgevoerd en weer opnieuw opgepakt wordt. De GI neemt hierin de wens van [minderjarige] mee en zal mogelijk toewerken naar een contactmoment bij de moeder thuis, zonder de partner van moeder erbij. Ten aanzien van de belcontacten en de fysieke contactmomenten zijn er duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot de partner van de moeder. Verder heeft de GI aangegeven dat [praktijk] de begeleiding tijdens de omgangsmomenten eind mei 2025 zal overnemen van de GezinsManager. Tot slot geeft de GI aan dat [minderjarige] op de wachtlijst staat voor traumabehandeling.
4.2.
Door en namens de moeder heeft de advocaat toegelicht dat het eerder gedane verzoek van de GI niet meer actueel is. Door de GI wordt een schorsing van de contactregeling gevraagd, terwijl dat momenteel niet meer aan de orde is. De advocaat heeft toegelicht dat de zorgregeling uitgebreid moet worden. De moeder heeft al jaren weinig contact met [minderjarige] , terwijl de moeder de afgelopen periode grote stappen heeft gezet. De advocaat stelt voor om de door de kinderrechter op 20 juni 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te herstellen, met een aanpassing dat [minderjarige] en de moeder minimaal gerechtigd zijn tot twee uur contact met elkaar, en dat onder regie van de GI wordt gekeken wat de uitbreidingsmogelijkheden zijn. De advocaat verzoekt om hierbij te kijken naar de mogelijkheid van omgang bij de moeder thuis. Het is van belang dat de continuïteit van de omgangsregeling wordt gewaarborgd, dat de omgangsregeling op korte termijn wordt uitgebreid en dat [minderjarige] gaat starten met traumabehandeling. De moeder wil nog toelichten dat haar partner tijdens het incident geen dreigende uitspraken heeft gedaan. De partner van de moeder is enkel voor haar opgekomen en heeft toen zijn stem verheft. Tot slot verzoekt de moeder de vader om de informatieregeling zoals die is afgesproken, waarbij de vader de moeder eenmaal in de twee weken op de hoogte houdt, weer op te starten.
4.3.
De vader kan zich vinden in het wijzigingsverzoek van de GI. Hij licht toe dat [minderjarige] het fijn vindt om zijn moeder weer te zien. Hij heeft hier baat bij. De vader ziet dat [minderjarige] na een omgangsmoment met zijn moeder vrolijk is en de vader zou het fijn vinden als de zorgregeling – onder duidelijke afspraken – zou kunnen worden uitgebreid. De vader vindt het echter wel belangrijk dat eerst traumatherapie opgestart gaat worden. Dit duurt namelijk veel te lang. Tot slot geeft de vader aan dat het wenselijk is als de huidige vorm en frequentie van de contacten gehandhaafd blijft, te weten de ene week een belmoment tussen [minderjarige] en de moeder vanaf de Zorgboerderij, en de andere week een fysiek contactmoment. De vader geeft dit aan omdat het contactmoment dat nu op 25 april gepland staat met een week is verschoven vanwege Goede Vrijdag op 18 april. Dit is echter ook het weekend dat [minderjarige] een belmoment met de moeder zou hebben. De vader stelt voor dat er op vrijdag 2 mei een extra fysiek contactmoment plaatsvindt tussen [minderjarige] en de moeder en dat vanaf dat moment de fysieke contactmomenten eenmaal per twee weken gaan plaatsvinden, zodat in het andere weekend het belcontact vanaf de Zorgboerderij kan plaatsvinden. Tot slot zegt hij toe de informatieregeling weer uit te gaan voeren.
4.4.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat hij speciaal onderwijst volgt. Ondanks dat er wat drukke kinderen in zijn klas zitten, heeft hij het naar zijn zin op school. Op school heeft hij ook een vertrouwenspersoon waar hij iedere woensdag een gesprek mee heeft. Verder heeft [minderjarige] aangegeven dat hij hoorde dat de partner van zijn moeder de omgangsbegeleidster van de gezinsmanager heeft uitgescholden. Hij vond dit niet fijn en geeft aan dat er vroeger ook veel ruzies waren tussen zijn moeder en haar partner. [minderjarige] hoeft de partner van zijn moeder op dit moment niet te zien. Wel heeft [minderjarige] weer contact met zijn moeder. Hij ziet zijn moeder eenmaal in de twee weken in het gebouw van de GezinsManager. Hij blijft het wel spannend vinden of de partner van zijn moeder erbij is, maar hij vindt het fijn om zijn moeder te zien. Hij zou het ook fijn vinden als de contactmomenten bij zijn moeder thuis zouden kunnen plaatsvinden, maar [minderjarige] wil niet dat haar partner hierbij aanwezig is. Zijn broertje en zusje wel. Ook zijn de videobelmomenten weer al een tijdje van start gegaan. Tot slot heeft [minderjarige] aangegeven dat zijn behandeling nog niet is opgestart.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
Op grond van lid 3 geldt dat zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 253a, tweede lid, onder a, dan wel artikel 377a, tweede lid. Met andere woorden, de in deze beschikking eventueel te bepalen zorgregeling blijft na het einde van de ondertoezichtstelling doorlopen als geldende regeling.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter zal het gewijzigde verzoek van de GI toewijzen omdat zij dit in het belang van [minderjarige] noodzakelijk acht. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat het eerder gedane verzoek van de GI niet aansluit bij de huidige situatie. Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] inmiddels weer is opgestart. De betrokken hulpverleners, die de contacten van [minderjarige] met de moeder begeleiden, hadden eerder dit jaar de zorgregeling stopgezet vanwege een incident wat heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025 tussen de partner van de moeder en de omgangsbegeleider van de GezinsManager. Op 6 maart 2025 heeft er een herstelgesprek plaatsgevonden tussen de omgangsbegeleider van de GezinsManager, de jeugdbeschermer en de moeder en is het contact tussen de moeder en [minderjarige] hersteld. De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat [minderjarige] inmiddels weer contact heeft met zijn moeder en dat er volgens de GI wordt toegewerkt naar de regeling zoals die vorige zomer is vastgesteld, waarbij de moeder en [minderjarige] eenmaal per twee weken twee uur begeleid contact met elkaar hebben.
5.5.
Op basis van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van alle betrokkenen is, en met name in het belang van [minderjarige] , dat de regeling zoals die eerder is vastgesteld door de GI weer gaat gelden. De kinderrechter vraagt hierbij aandacht voor de wens van [minderjarige] om de omgangsmomenten bij de moeder thuis te laten verlopen, zonder dat daar de partner van de moeder bij aanwezig is. De komende periode is het van belang dat de continuïteit van de omgangsregeling wordt gewaarborgd en dat de omgangsregeling onder regie van de GI, waar mogelijk, wordt uitgebreid. Daarbij dient op dit moment de huidige vorm en frequentie van de belmomenten en de fysieke contactmomenten te worden gehandhaafd. Dit betekent dat er de ene week belcontact plaatsvindt vanaf [zorgboerderij] en dat de andere week het begeleide fysieke contactmoment plaatsvindt.
5.6.
Ten overvloede benadrukt de kinderrechter het belang van traumabehandeling voor [minderjarige] . Hier wordt al jaren over gesproken, echter is het nog steeds niet van de grond gekomen. [minderjarige] heeft hier behoefte aan.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de bij beschikking van 20 juni 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt deze als volgt:
bepaalt dat de vrouw en voornoemde minderjarige [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken minimaal gerechtigd zijn tot het hebben van begeleid contact
met elkaar eenmaal per twee weken voor de duur van 120 minuten, waarbij de regie voor wat betreft de uitbreiding van deze regeling in handen ligt van de GI;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025 door mr. Zuijdweg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.