Op 15 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij de gezinsvoogdijinstantie (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De pleegouders, de moeder en de vader van de minderjarige waren niet aanwezig, ondanks dat zij correct waren opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij pleegouders verblijft en dat er zorgen zijn over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en de draagkracht van de pleegouders. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar, wat de kinderrechter heeft toegewezen. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat de ontwikkeling van de minderjarige nog niet is gewaarborgd en dat er verdere hulpverlening noodzakelijk is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 29 april 2026.