ECLI:NL:RBZWB:2025:2598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
C/02/411880 / FA RK 23-3365
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige informatieregeling en omgangsregeling in een zaak betreffende een minderjarige met ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling en informatieregeling voor een minderjarige, geboren in 2014. De rechtbank heeft de verzoeken van de man, die de vader van de minderjarige is, om een omgangsregeling vast te stellen en om een informatieregeling te treffen, aangehouden in afwachting van de ontwikkelingen in het kader van de ondertoezichtstelling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de minderjarige onder toezicht te stellen, omdat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de spanningen tussen de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige weg te nemen en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet effectief is gebleken. De rechtbank heeft een voorlopige informatieregeling vastgesteld, waarbij de GI de regie heeft over de inhoud en frequentie van de informatie-uitwisseling tussen de ouders. De definitieve beslissing op de verzoeken van de man zal worden aangehouden tot 21 januari 2026, waarbij de GI wordt verzocht om te rapporteren over de stand van zaken in de ondertoezichtstelling en de ontwikkelingen in de situatie van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/411880 / FA RK 23-3365
Datum uitspraak: 25 april 2025
Nadere beschikking betreffende vaststelling omgangsregeling en informatieregeling
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Şeker te Den Haag ,
tegen
[de vrouw] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. V.C. Serrarens te Middelburg,
betreffende de minderjarige:
-[minderjarige]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.
Als informant is in de procedure betrokken:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het nadere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2024, en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- het F9-formulier van mr. Serrrarens van 14 januari 2025, met bijlage;
- de Raadsrapportage van 17 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 21 januari 2025;
- het F9-formulier van mr. Şeker van 24 januari 2025;
- de brief van de Raad van 11 februari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 12 februari 2025.
1.2
De nadere mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025, gelijktijdig met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/430923 JE RK 25-94). Op het verzoek van de Raad is bij separate beschikking van 20 maart 2025 beslist.
1.3
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is de [minderjarige] gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenbeschikking van 5 augustus 2024 heeft de rechtbank het verzoek van de man om hem mede met ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten afgewezen. Voorts heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te verrichten naar en de rechtbank te adviseren over de definitieve omgangs- en informatieregeling. In afwachting van het onderzoeksrapport en het bijbehorende advies van de Raad zijn de behandeling van en de verdere beslissingen in deze procedure aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling op 20 maart 2025.
2.2
De Raad heeft in zijn rapportage van 17 januari 2025 geconcludeerd dat er een ondertoezichtstelling voor [minderjarige] nodig is, omdat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, met name doordat [minderjarige] klem zit tussen haar ouders en is belast met loyaliteitsproblematiek vanwege de forse spanningen tussen de ouders en de strijd die zij met elkaar blijven voeren. De vader is in het verleden meermaals veroordeeld voor huiselijk geweld dat jegens de moeder en in het bijzijn van [minderjarige] en haar halfbroer heeft plaatsgevonden, echter de vader lijkt zijn eigen aandeel in de situatie niet in te zien. Als gevolg van de aanhoudende strijd van de ouders verliezen zij bovendien de belangen van [minderjarige] uit het oog en kunnen zij onvoldoende aansluiten bij haar behoeften. Ondanks dat er naast de kwetsbaarheid van [minderjarige] op dit moment (nog) geen kind-signalen zichtbaar zijn, vormen bovengenoemde zorgen grote risico’s voor haar sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling. De vader is plotseling uit het leven van [minderjarige] verdwenen en sindsdien is er vrijwel geen contact meer tussen hen geweest. De moeder is momenteel ook niet in staat om [minderjarige] daar emotionele toestemming voor te geven. Dit alles leidt ertoe dat [minderjarige] momenteel opgroeit zonder de mogelijkheid om zelf een positief of neutraal beeld van haar vader te vormen. Dit is zorgelijk en kan er toe leiden dat [minderjarige] in de toekomst veel angst en stress gaat ervaren. De tot op heden ingezette hulpverlening in het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. De hulpverlening komt onvoldoende op gang en de casusregisseur krijgt sinds enkele maanden geen contact meer met de moeder. Gelet op al deze omstandigheden heeft de Raad geconstateerd dat het de ouders momenteel onvoldoende lukt om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] op eigen kracht weg te nemen en de benodigde hulpverlening te accepteren en hiervan te profiteren. Daarom heeft de Raad verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden. Ten aanzien van het verzoek van de man met betrekking tot de omgangsregeling adviseert de Raad om deze aan te houden voor een periode van twaalf maanden in afwachting van de ontwikkelingen in het kader van de ondertoezichtstelling en de resultaten van de in te zetten hulpverlening. Tot slot adviseert de Raad de rechtbank om een informatieregeling vast te stellen inhoudende dat de vrouw de man viermaal per jaar per e-mail informeert over hoe het met [minderjarige] gaat (op school, vrijetijd, gezondheid en bijzonderheden) en de man daarbij een duidelijke en recente foto van [minderjarige] toestuurt en waarbij de man de vrouw op feest- en verjaardagen of bij andere bijzondere gebeurtenissen een kaart stuurt voor [minderjarige] .
2.3
Thans liggen nog ter beoordeling voor de verzoeken van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de volgende omgangsregeling te bepalen:
- De eerste twee maanden heeft de minderjarige om de week op zaterdag van 13:00-16:00 contact met de man, tevens elke week op woensdag van 18:30 uur tot
19:30 uur middels videobellen;
- Na twee maanden zal er een zorgregeling gelden waarbij de minderjarige iedere
week van zaterdag 13:00 uur tot 16:00 uur contact heeft met de man, tevens elke
week op woensdag van 18:30 uur tot 19:30 uur middels videobellen.
Zodra man een geschikte woning heeft, stelt de man de volgende regeling voor:
- De minderjarige verblijft om de twee weken van vrijdag na schooltijd tot zondag
16:00 bij de man.
- De vakanties worden bij helfte verdeeld, waarbij zal gelden dat de man de
minderjarige de eerste helft van de vakanties bij zich zal hebben en de vrouw de
tweede helft. Dit zal ieder jaar worden afgewisseld;
- Tijdens Kerst zal gelden dat dit ieder jaar wordt afgewisseld, waarbij zal gelden
dat de minderjarige 24 december van 9:00 uur tot 25 december 13:00 uur bij de
ene ouder verblijft en van 25 december 13:00 uur tot 26 december 9:00 uur bij de
andere ouder. De minderjarige zal in 2023 op 24 december van 9:00 uur tot 25 december 13:00 uur bij de man verblijven en 25 december 13:00 uur tot 26 december
9:00 uur bij de vrouw. Andere feestdagen worden bij helfte verdeeld;
- Oudejaarsavond en nieuwjaarsdag worden ieder jaar afgewisseld. In het jaar
2023 zal de minderjarige de oudejaarsavond met de man en de nieuwjaarsdag
met de vrouw doorbrengen;
- Bij Vaderdag verblijft de minderjarige bij de vader en bij Moederdag verblijft de
minderjarige bij de moeder;
- Tijdens de verjaardag van de moeder verblijft de minderjarige bij de moeder en
tijdens de verjaardag van de vader verblijft de minderjarige bij de vader;
- De verjaardag van de minderjarige wordt ieder jaar afgewisseld. In het jaar 2023
zal de minderjarige haar verjaardag met haar vader doorbrengen;
althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
II. te bepalen dat de vrouw aan de man een dwangsom dient te betalen van €500,00 voor iedere keer dat zij de vastgestelde zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van €50.000,00 is bereikt;
III. te bepalen dat de vrouw de man direct dan wel zo spoedig mogelijk informeert over belangrijke zaken die de minderjarige aangaan in ieder geval een keer in de maand en dat de vrouw met de man tevoren moet overleggen over gezamenlijk te nemen beslissingen, althans dat ze de man hierover moet informeren en/of te consulteren in ieder geval één keer in de maand, voor het geval het verzoek van de man om partijen gezamenlijk met het gezag te belasten wordt afgewezen.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.1
Uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het de rechtbank gebleken dat beide partijen de afgelopen tijd aan de slag zijn gegaan met (het inzetten van) persoonlijke hulpverlening. Ondanks dat dit een positieve, eerste stap is, constateert de rechtbank ook dat de inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader er tot op heden nog niet toe heeft geleid dat de situatie van [minderjarige] is verbeterd of haar ontwikkelingsbedreiging is afgenomen. Het is partijen evenmin gelukt om in het vrijwillig kader de mogelijkheden ten aanzien van het contactherstel tussen [minderjarige] en de man in kaart te brengen. Ook zijn er in de verstandhouding en communicatie van partijen nog geen stappen vooruit gezet. Er is nog steeds sprake van veel wantrouwen tussen hen en er vindt geen communicatie tussen hen plaats. Onder meer vanwege deze ontwikkelingen heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling van 20 maart 2025 het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] toegewezen voor de duur van twaalf maanden. De komende tijd zal de GI strakke regie gaan voeren bij beide partijen, zodat de benodigde stappen met betrekking tot het inzetten en afronden van hulpverlening en het onderzoeken en in kaart brengen van de mogelijkheden ten aanzien van het toewerken naar contactherstel tussen [minderjarige] en de man, kunnen worden gezet. Aan de hand daarvan zal moeten blijken of en zo ja, welke stappen er vervolgens kunnen worden gezet in het contactherstel. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de inzet van een traject tot contactherstel gelet op de ernst van de situatie en de problematiek op dit moment nog niet aan de orde is.
2.4.2
De rechtbank is daarom van oordeel dat de definitieve beslissing op het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man op dit moment nog niet kan worden genomen. De komende tijd zullen partijen zich eerst, onder regie van de GI, moeten gaan inzetten voor de noodzakelijk geachte hulpverlening en het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding en communicatie, en zullen de mogelijkheden met betrekking tot het toewerken naar contactherstel eerst in kaart moeten worden gebracht. De rechtbank acht het daarbij wel van belang dat er de komende tijd wordt gestart met een informatie uitwisseling tussen partijen ten aanzien van [minderjarige] , welke onder regie van de GI zal moeten plaatsvinden. De rechtbank zal derhalve bepalen dat er tussen partijen een voorlopige informatieregeling geldt, waarbij de regie voor wat betreft de inhoud, vorm en frequentie van deze regeling in handen van de GI wordt belegd. De definitieve beslissing op het verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling zal worden aangehouden.
2.4.3
In afwachting van het verloop van de komende periode zal de rechtbank de verzoeken van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling en een informatieregeling aanhouden tot 21 januari 2026 pro forma. Aan de GI verzoekt de rechtbank om uiterlijk op deze datum via een briefrapport de rechtbank, advocaten van partijen en de Raad te voorzien van de actuele stand van zaken in het kader van de ondertoezichtstelling, de ontwikkelingen in de situatie en het verloop en de resultaten van de hulpverlening. Advocaten van partijen worden verzocht om dan vervolgens een schriftelijke reactie op het briefrapport bij de rechtbank in te dienen, waarbij zij zich ook uitlaten over het door partijen gewenste verdere procesverloop.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat er tussen partijen een voorlopige informatieregeling geldt, waarbij de regie voor wat betreft de inhoud, vorm en frequentie van deze regeling in handen van de GI wordt belegd;
3.2
houdt de behandeling en beslissingen op de verzoeken van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling en een informatieregeling aan tot
21 januari 2025 PRO FORMA;
3.3
verzoekt de GI om uiterlijk op deze datum te rapporteren over de actuele stand van zaken in het kader van de ondertoezichtstelling, de ontwikkelingen in de situatie en het verloop en de resultaten van de hulpverlening en advocaten van partijen om daar schriftelijke op te reageren en zich uit te laten over het gewenste verdere procesverloop;
3.4
behoudt zich iedere nadere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.