In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor de aanmelding en behandeling van minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.A.P. van Haperen, verzoekt de rechtbank om vervangende toestemming voor de aanmelding van de kinderen bij een zorgaanbieder, omdat de man, de vader van de kinderen, zijn toestemming niet verleent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen, die bij de vrouw verblijven, kwetsbaar zijn en dringend hulpverlening nodig hebben. De man heeft weliswaar aangegeven dat hij instemt met hulpverlening, maar heeft geen medewerking verleend aan de benodigde procedures. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de voorgestelde zorgaanbieder, [stichting] te [plaats 1], geschikt is voor de minderjarigen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De man heeft de minderjarigen erkend en beide ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen overeenstemming tussen de ouders is bereikt over de hulpverlening, wat heeft geleid tot deze uitspraak.