ECLI:NL:RBZWB:2025:2605
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Van Dam
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van niet-betaalde facturen voor kinderopvang met erkenning van de hoofdsom door de gedaagde
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de stichting LPS Kinderopvang (hierna: LPS) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens niet-betaalde facturen voor kinderopvangdiensten. De partijen hebben op 15 april 2022 een plaatsingsovereenkomst gesloten, waarbij LPS de opvang van de dochter van de gedaagde verzorgde. LPS heeft facturen verzonden ter waarde van € 2.627,94, waarvan slechts € 407,22 is betaald door de gedaagde. Na een aanmaning op 5 juli 2023, waarin de gedaagde werd verzocht het openstaande bedrag te voldoen, bleef een bedrag van € 2.220,72 onbetaald.
LPS vorderde bij de rechtbank een totaalbedrag van € 2.850,56, inclusief hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagde erkende de verschuldigdheid van de hoofdsom, maar wenste een betalingsregeling. De kantonrechter heeft ambtshalve de overeenkomst en de algemene voorwaarden beoordeeld en vastgesteld dat aan de wettelijke informatieplichten is voldaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde het restant van de hoofdsom en de wettelijke rente moet betalen, evenals de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan LPS.
Het vonnis, uitgesproken op 26 maart 2025, veroordeelt de gedaagde tot betaling van € 2.447,50 aan LPS, vermeerderd met wettelijke rente, en € 403,06 voor buitengerechtelijke kosten, alsook de proceskosten van € 1.143,38. De gedaagde moet deze bedragen binnen veertien dagen na aanschrijving voldoen, met de mogelijkheid van betekening indien niet tijdig wordt voldaan.