ECLI:NL:RBZWB:2025:2612

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
430895 FA RK 25-274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jurkovich
  • mr. Van Leuven
  • mr. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar de VAE

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De vrouw, die de moeder is van de minderjarige, heeft verzocht om toestemming om met haar kind te verhuizen naar [woonplaats 1] in de VAE, ter vervanging van de toestemming van de man, de vader. De man heeft aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen de verhuizing, maar heeft later aangegeven onder bepaalde voorwaarden wel toestemming te willen geven. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de voorbereiding en de impact op de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat het in het belang van de minderjarige is om snel duidelijkheid te krijgen over zijn verblijfplaats. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing, met de voorwaarde dat dit na 9 mei 2025 zal plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kan verhuizen, ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430895 / FA RK 25-274
Datum uitspraak: 29 april 2025
beschikking over vervangende toestemming verhuizing,
in de zaak van
[de vrouw], hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N.P.C.C. Langenberg te Breda,
tegen
[de man], hierna: de man,
wonende in [woonplaats 2] .
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2017, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda ,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 14 januari 2025 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier met bijlage van 21 januari 2025 van mr. Langenberg;
- het F9-formulier met bijlage van 22 april 2025 van mr. Langenberg.
1.2
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft de verzoeken behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 15 april 2025. Bij die behandeling zijn gekomen de vrouw met haar advocaat en de man. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] heeft officieel het hoofdverblijf bij de vrouw. Op dit moment
verblijft hij bij de moeder van de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de man, om met de [minderjarige] voor onbepaalde tijd te verhuizen naar [woonplaats 1] in de VAE.
3.2
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw. Hij kan inmiddels wel instemmen met een verhuizing naar [woonplaats 1] maar vindt het in het belang van [minderjarige] dat hij dit schooljaar kan afmaken in Nederland.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
De vrouw legt aan haar verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag.
Tussen de man en [minderjarige] geldt op basis van een beschikking van het gerechtshof in Den Bosch een zorgregeling waarbij er iedere woensdagmiddag na school tot 17.00 uur contact is en eenmaal in de twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur. In de praktijk komt [minderjarige] alleen op woensdagmiddag bij de man. De vrouw is voornemens zich vanaf
1 januari 2025 voor onbepaalde tijd samen met [minderjarige] in [woonplaats 1] te vestigen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de verhuizing van [minderjarige] .
De man heeft aangegeven dat hij toestemming zal geven als de vrouw aan een aantal voorwaarden voldoet. Zij dient informatie te geven over de verblijfplaats van [minderjarige] in [woonplaats 1] , de school waarop hij zal worden geplaatst en of hij dit schooljaar nog in kan stromen. Daarnaast wil de man inzicht in de maandelijkse inkomsten van de vrouw, zodat hij er zeker van is dat de vrouw in staat is in haar levensonderhoud en in dat van [minderjarige] te voorzien.
De vrouw heeft de gevraagde gegevens aan de man doorgegeven. Vanwege haar privacy acht de vrouw het niet noodzakelijk haar inkomensgegevens met de man te delen. Desondanks heeft zij de bijschrijvingen van haar maandelijkse inkomsten van november en december 2024 aan de man verstrekt. De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij in haar eigen levensonderhoud en dat van [minderjarige] kan voorzien. De vrouw heeft aan alle door de man gestelde voorwaarden voldaan en ziet geen reden waarom de man geen toestemming zou verlenen.
Het contact tussen de man en [minderjarige] zal voornamelijk digitaal worden vormgegeven. De man zal wekelijks video-/beeldbellen met [minderjarige] . Daarnaast zal de vrouw de man maandelijks een update geven over belangrijke zaken die zich in het leven van [minderjarige] hebben afgespeeld. Verder zal de vrouw twee keer per jaar met [minderjarige] naar Nederland afreizen, zodat de man twee keer per jaar fysiek contact kan hebben met [minderjarige] . Ook heeft de man het recht fysiek contact te hebben met [minderjarige] voor het geval de man in [woonplaats 1] verblijft. Partijen zullen hierover nadere afspraken met elkaar maken.
Nu de man heeft aangegeven onder voorwaarden toestemming te willen geven, zijn de criteria van de Hoge Raad voor een verhuizing niet direct van toepassing. Desalniettemin voldoet de vrouw hieraan. Het is voor de vrouw noodzakelijk om voor haar werk naar [woonplaats 1] te verhuizen. Haar eigen bedrijf is daar gevestigd en vanaf 1 februari 2025 treedt zij in loondienst als ‘General manager’ bij [bedrijf] ’’ gevestigd te [woonplaats 1] . Het salaris van de vrouw bedraagt dan 75.000,- AED, zijnde € 19.906,58. Het schoolgeld van [minderjarige] wordt door haar werkgever voldaan. De vrouw heeft de verhuizing voldoende doordacht en voorbereid. Zij heeft al een woning ter beschikking en afspraken met scholen gemaakt voor [minderjarige] . Verder is er aan de man compensatie geboden in de eerder genoemde contactregeling. Daarnaast zijn partijen goed in staat onderling te communiceren en te overleggen. De frequentie van het contact zal niet wezenlijk veranderen, enkel de wijze waarop.
[minderjarige] heeft aangegeven dat hij graag met zijn moeder naar [woonplaats 1] verhuist. De omstandigheden in [woonplaats 1] qua school en gezondheidszorg zijn prima. [minderjarige] had in december 2024 al afscheid van zijn school in [plaats] genomen, er van uitgaande dat partijen overeenstemming zouden bereiken over de verhuizing. De man heeft echter toch niet met een verhuizing ingestemd. De vrouw ziet zich daarom genoodzaakt vervangende toestemming te vragen. Zij acht een verhuizing naar [woonplaats 1] in het belang van [minderjarige] .
4.2
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij in beginsel geen bezwaren heeft tegen een verhuizing naar [woonplaats 1] mits alles goed is geregeld voor [minderjarige] . Hij wil zeker weten dat [minderjarige] in [woonplaats 1] naar school zal gaan, dat de vrouw geschikte huisvesting heeft geregeld en dat zij een vast en goed inkomen heeft. De man heeft de vrouw meerdere keren verzocht om hem hierover te informeren maar de vrouw heeft dat toen niet of onvoldoende gedaan. Pas toen zij deze procedure begon, ontving de man de verzochte informatie. Die informatie was ook weer verwarrend want het leek erop dat de vrouw twee inkomens zou hebben. Tijdens de mondelinge behandeling is voor de man wel duidelijk geworden hoe dit zit.
De hele gang van zaken heeft ervoor gezorgd dat het vertrouwen dat de man in de vrouw had, is beschadigd. Ondertussen is het ook zo dat het schooljaar 2024-2025 over een aantal weken afloopt. De man acht het in het belang van [minderjarige] dat hij het schooljaar in Nederland kan afmaken. Hij kan hier dan afscheid nemen van zijn klasgenoten en de leerkracht en in het nieuwe schooljaar starten bij de school in [woonplaats 1] .
4.3
De Raad adviseert de rechtbank – samengevat – als volgt. De Raad constateert dat de ouders bijna overeenstemming hebben bereikt over de verhuizing van [minderjarige] naar [woonplaats 1] . De verhuizing ging op het laatste moment toch niet door en maakte dat [minderjarige] zonder zijn moeder, die de dagelijkse zorg voor hem had, bij zijn oma moest gaan wonen. Ook had [minderjarige] al afscheid genomen op school. Dit alles moet voor [minderjarige] verwarrend zijn geweest en ook de nodige spanningen hebben veroorzaakt bij hem. Hij leeft al een hele tijd in onzekerheid. Het is in het belang van [minderjarige] dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de situatie. Het zou voor hem waardevol zijn als de ouders er toch nog samen uitkomen en dat zij hem samen kunnen vertellen wat zij hebben besloten. Hij weet dan dat beide ouders ingestemd hebben met de verhuizing. Als de ouders er toch niet uitkomen, dan adviseert de Raad de rechtbank om de vrouw toestemming te geven om te verhuizen en om zo spoedig mogelijk een beslissing te nemen.

5.De beoordeling

5.1
Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit brengt mee dat de vrouw voor een verhuizing met [minderjarige] de toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a BW, worden voorgelegd aan de rechter. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
5.2
Overeenkomstig vaste rechtspraak (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 en HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0293) dient de rechter bij zijn beslissing over een kwestie zoals de onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen. In de rechtspraak zijn vervolgens criteria ontwikkeld aan de hand waarvan een verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing kan worden beoordeeld. Deze criteria zijn:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing van de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn omgeving en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Het belang van het kind dient daarbij een eerste overweging te zijn. Hieruit mag niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over de gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat de vrouw bij de school in [woonplaats 1] zal informeren of er voor [minderjarige] dit schooljaar nog een plek is. Als dat het geval is, dan zal de man toestemming geven voor de verhuizing. Op 22 april 2025 heeft de rechtbank een bericht ontvangen van de advocaat van de vrouw waaruit blijkt dat de school in [woonplaats 1] heeft bevestigd dat er dit schooljaar een plek beschikbaar is voor [minderjarige] en dat de man niettemin geen toestemming wil geven voor de verhuizing.
5.4
De rechtbank zal de vrouw vervangende toestemming geven voor een verhuizing met [minderjarige] naar [woonplaats 1] na 9 mei 2025. Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat zij de verhuizing goed heeft voorbereid. Ook heeft de vrouw voldoende maatregelen getroffen om het contact tussen de man en [minderjarige] te waarborgen. Daar komt bij dat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat hij geen bezwaren tegen de verhuizing (meer) heeft, anders dan de termijn waarop de verhuizing zal plaatsvinden. Nu [minderjarige] al zo lang in onzekerheid verkeert over zijn verblijfplaats, vindt de rechtbank het in zijn belang dat daar zo snel mogelijk duidelijkheid over komt. De rechtbank overweegt verder dat [minderjarige] wel de tijd moet krijgen om afscheid te nemen van de man en zijn school. De rechtbank geeft de vrouw daarom toestemming om na 9 mei 2025 met [minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats 1] .
5.5
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – toestemming om met de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2017, na 9 mei 2025 te verhuizen naar [woonplaats 1] , VAE;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Jurkovich, voorzitter, mr. Van Leuven en mr. Pellikaan, allen kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 in aanwezigheid van Van Beijsterveldt als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.