In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met als doel verplichte zorg te bieden aan de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De betrokkene, geboren in 2007, was eerder gestopt met medicatie, wat leidde tot een katatoon toestandsbeeld en ernstige achteruitgang in zijn geestelijke gezondheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2025 zijn de betrokkene, zijn ouders, en een psychiater gehoord. De psychiater benadrukte de noodzaak van gedwongen hulpverlening, gezien de levensbedreigende situatie van de betrokkene bij een terugval. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de gevraagde vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. Struijs, en is op schrift gesteld op 29 april 2025.