In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden aan betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis en een problematisch drugsgebruik vertoont. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is om een adequate afweging van zijn belangen te maken, wat leidt tot wilsonbekwaamheid. De rechtbank heeft in haar beoordeling de medische verklaring en de toelichting van de casemanager meegenomen, die aangaf dat betrokkene de controle over zijn drugsgebruik verliest en recentelijk dakloos is geraakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de gevraagde zorgvormen toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie, medische controles en het controleren op gedrag-beïnvloedende middelen. De rechtbank heeft de verzoeken tot opname in een accommodatie en andere vormen van verplichte zorg afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat een opname voorzienbaar is en dit mogelijk een averechts effect zou hebben op de behandelrelatie. De zorgmachtiging is verleend tot en met 15 oktober 2025.