ECLI:NL:RBZWB:2025:2646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
02-201005-24, 02-101774-24 (gev ttz.), 02-221034-24 (gev ttz.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, belaging, vernieling en mishandeling

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, belaging, vernieling en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 september 2023 tot en met 26 februari 2024 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood en zware mishandeling. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] bedreigd en belaagd, waarbij hij haar herhaaldelijk ongewenste berichten heeft gestuurd en haar persoonlijke levenssfeer heeft geschonden. De verdachte heeft ook een ringdeurbel van [slachtoffer 2] vernield en [slachtoffer 3] mishandeld door haar te slaan en aan haar kleding te trekken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 96 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is er een taakstraf van 180 uur opgelegd en zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een contact- en locatieverbod met betrekking tot [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-201005-24, 02-101774-24 (gev ttz.), 02-221034-24 (gev ttz.)
vonnis van de meervoudige kamer van 1 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te [plaats 1] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De zaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
02-101774-24
feit 1:bedreiging van [slachtoffer 1] ;
feit 2:bedreiging van [slachtoffer 2] ;
feit 3:belaging van [slachtoffer 2] ;
feit 4:vernieling van een ringdeurbel toebehorend aan [slachtoffer 2] ;
feit 5:mishandeling van [slachtoffer 3] ;
02-201005-24
het overtreden van een gedragsaanwijzing door meermaals contact te zoeken met [slachtoffer 2] en zich te begeven in de [straat] ;
02-221034-24
bedreiging van [verbalisant 1] .

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Van alle ten laste gelegde feiten is aangifte gedaan en het dossier bevat voor elk van de feiten voldoende steunbewijs. Daarnaast bekent verdachte een deel van de feiten te hebben gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Wat de bedreiging van [slachtoffer 2] en het overtreden van de gedragsaanwijzing betreft, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Voor de overige ten laste gelegde feiten bepleit de verdediging vrijspraak. Voor de bedreiging van [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 3] ontbreekt voldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Het dossier bevat enkel de aangiftes waardoor niet aan het bewijsminimum wordt voldaan. Bij de belaging van [slachtoffer 2] is geen wederrechtelijke inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, doordat er sprake was van wederzijds contact en het voor verdachte niet duidelijk was dat zij geen contact wenste te hebben. De vernieling van de bel kan niet worden bewezen vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet. Ten slotte kan de bedreiging van [verbalisant 1] niet worden bewezen vanwege het ontbreken van overtuiging dat de bedreiging daadwerkelijk is geuit, nu de collega’s van aangever deze niet hebben gehoord.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis wordt gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bedreiging
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich op verschillende momenten schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, al dan niet op indirecte wijze, van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [verbalisant 1] .
Wettelijk kader
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling voor bedreiging vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Het (voorwaardelijk) opzet van verdachte moet op beide elementen zijn gericht. Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kon opwekken.
02-101774-24 feit 1 - De bedreiging van [slachtoffer 1]
Verdachte wordt verweten dat hij in de periode 21 september 2023 tot en met 26 februari 2024 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling door de ten laste gelegde woorden te uiten tegen [slachtoffer 1] . Dit zou hij hebben gedaan door middel van spraakberichten en tijdens telefonisch contact met [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging. In de aangifte en het aanvullend verhoor noemt hij de teksten die in de tenlastelegging staan. [slachtoffer 1] heeft daarnaast een screenshot van een Whatsappgesprek met verdachte overgelegd waarin uitlatingen met gelijksoortige bewoor-dingen te lezen zijn. Verdachte is bij de politie geconfronteerd met deze bedreigingen en heeft hierop verklaard dat het klopt dat hij verkeerde dingen heeft gezegd tegen [slachtoffer 1] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de hand van deze bewijsmiddelen vastgesteld kan worden dat verdachte de ten laste gelegde woorden heeft geuit.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van de uitlatingen opgenomen onder de eerste vier gedachtestreepjes van het ten laste gelegde feit per definitie bedreigend zijn. De laatste twee gedachtestreepjes kunnen op zichzelf genomen niet als bedreiging in de zin van artikel 285 Sr worden aangemerkt. Echter, gelet op de omstandigheden waaronder deze uitlatingen zijn gedaan, is de rechtbank van oordeel dat ook na het uiten van deze bewoordingen bij [slachtoffer 1] de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, dan wel zwaar mishandeld zou worden. De rechtbank neemt daarbij in beschouwing de inhoud van de uitlatingen in combinatie met het feit dat er al langere tijd sprake is van een aanhoudend conflict. Tegen die achtergrond bezien kunnen de uitlatingen worden opgevat als een juridische bedreiging.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de bedreiging van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
02-101774-24 feit 2- De bedreiging van [slachtoffer 2]
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2023254128, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 267.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 2] van 21 februari 2024 (p. 36-42);
  • de bekennende verklaring van verdachte die hij ter zitting van 17 april 2025 heeft afgelegd.
Wel spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van de bedreigende uitlatingen opgenomen onder gedachtestreepjes 5,7 en 9 van de tenlastelegging, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze uitlatingen zijn gedaan binnen de ten laste gelegde periode.
02-221034-24 - de bedreiging van [verbalisant 1]
Verdachte wordt verweten dat hij zich op 8 juli 2024 schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [verbalisant 1] . Dit zou hij hebben gedaan door tegen [verbalisant 1] , tijdens de uitoefening van zijn beroep, te zeggen dat hij hem zou afmaken en zou neersteken.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen geverbaliseerd welke bedreigende uitlatingen verdachte heeft gedaan. Enkel het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal is voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van dit proces-verbaal. Bovendien wordt het proces-verbaal ondersteund door de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] . Zij waren aanwezig en uit hun processen-verbaal blijkt dat verdachte [verbalisant 1] vasthield en dat verdachte zich na afloop agressief bleef uitlaten in de richting van [verbalisant 1] . Dat zij de bedreigingen niet expliciet hebben gehoord, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Belaging
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij in de periode van 31 maart 2023 tot en met 9 april 2024 [slachtoffer 2] heeft belaagd.
Wettelijk kader
Van belaging is sprake wanneer wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk wordt maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, iets niet te doen, iets te dulden of om die ander vrees aan te jagen. Voor de vraag of sprake is van stelselmatigheid zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van het slachtoffer.
02-101774-24 feit 3: de belaging van [slachtoffer 2]
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de belaging van [slachtoffer 2] wederrechtelijk was. [slachtoffer 2] heeft op 27 februari 2024 aangifte gedaan van belaging waarbij zij aangaf al ruim tien maanden daarvoor, op advies van Sterk Huis, het contact met verdachte te hebben verbroken. Uit de berichten die [slachtoffer 2] heeft overgelegd, blijkt dat zij verdachte meermaals heeft aangegeven geen contact met hem te willen. Ook de instanties die betrokken zijn bij het gezin, zoals Veilig Thuis, hebben verdachte hier meermaals op gewezen. Gelet hierop wist verdachte dat [slachtoffer 2] geen contact met hem wilde hebben. Desondanks bleef verdachte contact zoeken met [slachtoffer 2] . Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, onder meer door haar circa 800 tot 900 e-mails te sturen met daarin dwingende, beledigende en bedreigende teksten en door ongewenst voor de deur te staan. De omstandigheid dat [slachtoffer 2] weleens het initiatief nam tot contact met verdachte, maakt dit oordeel niet anders. Verdachte heeft namelijk samen met [slachtoffer 2] het ouderlijk gezag over het oudste kind. Hierdoor is het hebben van contact noodzakelijk, en bij het nemen van sommige beslissingen over het kind zelfs verplicht.
De rechtbank acht de belaging van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen. Wel kort de rechtbank de bewezenverklaarde periode in, omdat [slachtoffer 2] in haar aangifte heeft verklaard dat de belaging is gestopt toen ramadan begon. Uit openbare bronnen is bekend dat de ramadan in 2024 is gestart op 10 maart 2024. De bewezenverklaarde periode loopt daarom tot 10 maart 2024.
02-201005-24 – Overtreden van de gedragsaanwijzing
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2024154439, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 267.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 9 april 2024 (p. 7-10)
  • het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 2] van 20 juni 2024 (p. 37-39);
  • de bekennende verklaring van verdachte die hij ter zitting van 17 april 2025 heeft afgelegd.
02-101774-24 feit 4: de vernieling van een ringdeurbel toebehorend aan [slachtoffer 2]
Op 17 september 2024 heeft verdachte bij [slachtoffer 2] aan de deur gestaan. Hem wordt verweten dat hij de Ring deurbel heeft beschadigd door deze van de muur te trekken.
De verdediging bepleit vrijspraak vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de vernieling. Verdachte heeft verklaard dat hij wilde aanbellen, maar dat de deurbel los zat en is gevallen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. [slachtoffer 2] heeft namelijk verklaard dat op de camerabeelden van de deurbel is te zien dat verdachte zand op de bel smeert en dat hij vervolgens aan de bel trekt. Het dossier bevat daarnaast een foto van de beschadigde deurbel. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte vol opzet op het beschadigen van de deurbel. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
02-101774-24 feit 5: de mishandeling van [slachtoffer 3]
Verdachte wordt verweten dat hij op 5 september 2021 [slachtoffer 3] heeft mishandeld door op haar oog te slaan en haar aan haar kleding naar de grond te trekken.
De rechtbank acht dit feit op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Bij de aangifte is een e-mail van de huisarts gevoegd waaruit blijkt dat [slachtoffer 3] één dag na de mishandeling bij de huisarts langs is gegaan en daar heeft verteld over de mishandeling. De huisarts heeft letsel geconstateerd passend bij het geweld dat in de aangifte is genoemd, namelijk een zwelling van het gezicht en een hematoom op het linkeroog. Ook de rapportage van de begeleider van [slachtoffer 3] is ondersteunend aan de aangifte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-101774-24
1
op meer tijdstippen in de periode van 21 september 2023 tot en met 26 februari 2024 te [plaats 1] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (telkens) dreigend (telefonisch en in berichten) de
woorden toe te voegen:
- dat hij die [slachtoffer 1] ging afschieten en dat hij die [slachtoffer 1] wilde neersteken en
- 'Kankergangster, nep opa, ik steek jou neer en je vrouw' en
- 'Ja, jouw vrouw komt alleen te staan, jou laat ik verdwijnen' en
- 'Zodra ik jou tegen kom, dan prik ik je' en
- 'Zodra jullie met die instanties klaar zijn, dan kom je er wel achter, geduld is een
schone zaak en jouw ratdochter die komt er wel achter, dan is mijn beurt' en
- 'Je dochter kan wel slecht over mij praten. Je komt er wel achter, geduld is een
schone zaak', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
op meer tijdstippen in de periode van 17 september 2023 tot en met 9 april 2024 te [plaats 1] [slachtoffer 2] (al dan niet indirect) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (telkens) dreigend (telefonisch en in (spraak- en
Whatsapp- en mail)berichten en al dan niet indirect via berichten aan haar vader [slachtoffer 1] ) de woorden toe te voegen:
- "I gonna kill her, you think I am joking" en
- "Ik ga je fucking dochter letterlijk en figuurlijk schieten maat" en
- dat hij die [slachtoffer 2] door haar knieën kapot ging schieten en
- "We gaan zien hoe ik jou helemaal op de kankertering sla maat. Vieze
kankerhoer [naam] . Let maar op. Jouw tijd gaat komen" en
- " [naam] " en
- "Zodra jullie met die instanties klaar zijn, dan kom je er wel achter, geduld is een
schone zaak en jou ratdochter die komt er wel achter, dan is mijn beurt", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij in de periode van 31 maart 2023 tot en met [geboortedag 2] 2024 te [plaats 1] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] ongevraagd en tegen haar wil (veelvuldig) What'sapp- en spraak- en mail-berichten te sturen met een dwingende en (be)dreigende en intimiderende en beledigende en kleinerende inhoud en strekking en
- de woning van die [slachtoffer 2] te bezoeken en aan te bellen en op deuren en ramen te slaan en zich op te houden (na)bij de woning van die [slachtoffer 2] en door de straat van die [slachtoffer 2] te rijden en door de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen althans zonder toestemming te betreden en
- die [slachtoffer 2] persoonlijk te benaderen en familie van die [slachtoffer 2] te benaderen/bellen/berichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
op 17 september 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een ringdeurbel die geheel
aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft beschadigd;
5
op 5 september 2021 te [plaats 1] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het oog te slaan en aan de kleding te trekken en naar de grond te trekken;
02-201005-24
op tijdstippen in de periode van 9 april 2024 tot en met 12 juni 2024 te [plaats 1] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 25 maart 2024, gegeven door de officier van justitie te Zeeland West Brabant door meerdere malen, (indirect) contact te zoeken met [slachtoffer 2] (zijn ex partner);
02-221034-24
op 8 juli 2024 te [plaats 1] [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou afmaken" en "Ik ga jou neersteken".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en aftrek van het voorarrest. De officier van justitie verzoekt aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie vordert daarnaast een taakstraf van tachtig uur, bij niet voltooiing te vervangen door veertig dagen hechtenis. Ook acht de officier van justitie het noodzakelijk een contact- en locatie-verbod op te leggen op grond van artikel 38v Sr voor de duur van twee jaar. Bij elke overtreding staat hier wat de officier van justitie betreft een straf van één week hechtenis tegenover, met een maximum van drie maanden. Deze maatregelen dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt te volstaan met een voorwaardelijke straf met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering behoudens de elektronische monitoring. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve ontwikkeling in het leven van verdachte doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Om te beginnen heeft hij zich gedurende een periode van ongeveer één jaar schuldig gemaakt aan de belaging van [slachtoffer 2] . Nadat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] is beëindigd heeft hij [slachtoffer 2] veelvuldig berichten en e-mails gestuurd. Uit de inhoud van de berichten blijkt dat verdachte zeer dreigende, beledigende en denigrerende teksten heeft geuit tegenover [slachtoffer 2] . Ook heeft verdachte het huis van [slachtoffer 2] bezocht en op de ramen staan kloppen. Hierbij heeft hij zich dusdanig agressief uitgelaten dat de deurbel is vernield. Ondanks dat [slachtoffer 2] en de betrokken instanties verdachte meermaals hebben gevraagd geen contact meer op te nemen met [slachtoffer 2] , is verdachte doorgegaan met het zoeken van contact. Nadat aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer 2] was opgelegd heeft hij indirect, op een slinkse wijze, contact met haar gezocht door kennissen uit zijn naam berichten te laten sturen. Verdachte laat zich niet tegenhouden door een gedragsaanwijzing, wat voor [slachtoffer 2] en haar omgeving een beangstigende gedachte moet zijn. Verdachte heeft met zijn handelen op indringende wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . Hij heeft ook hevige gevoelens van onrust en angst veroorzaakt. Dit blijkt uit de vordering van de benadeelde partij waarin [slachtoffer 2] beschrijft welke impact het handelen van verdachte heeft gehad. Daarnaast blijkt dit uit het feit dat [slachtoffer 2] een awareknop draagt. Het handelen van verdachte heeft een grote impact op het dagelijks leven van [slachtoffer 2] en de kinderen. De kinderen gaan voor hun veiligheid naar een kinderopvang die niet bekend is bij verdachte. Verdachte heeft met zijn handelen enkel oog gehad voor zichzelf en niet voor [slachtoffer 2] , de kinderen en hun omgeving. Extra kwalijk is het dat verdachte zich naast de belaging ook schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 2] en haar vader [slachtoffer 1] . De door verdachte geuite bedreigingen zijn zeer agressief. Verder heeft hij, in het bijzijn van zijn kind, haar zus [slachtoffer 3] mishandeld. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de bedreiging van [verbalisant 1] . [verbalisant 1] heeft zich door het handelen van verdachte onveilig gevoeld. Dit feit getuigt van een gebrek aan respect voor politieagenten, terwijl die gewoon hun werk uitvoeren.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 28 februari 2025. Verdachte is eerder veroordeeld voor vernieling en mishandeling. Dit ziet de rechtbank als een strafverzwarende omstandigheid.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 18 maart 2025. De reclassering schat de kans op recidive en geweld in als gemiddeld tot hoog. Verdachte heeft nog altijd een sterke focus op [slachtoffer 2] . De gang van zaken rondom zijn kind(eren) frustreert hem. Wel ziet de reclassering sinds oktober 2024 een gedragsverandering bij verdachte. Verdachte verblijft bij [instelling] , staat onder bewind en heeft zinvolle dagbesteding. Verdachte houdt zich aan de bijzondere voorwaarden, waaronder het contact- en locatieverbod. Verdachte heeft daarnaast meer inzicht gekregen in zijn eigen rol en beseft dat hij voor contactherstel met de kinderen zich anders zal moeten opstellen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, contactverbod, locatieverbod met elektronische monitoring, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding door [instelling] . De reclassering adviseert deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Volgens de reclassering is een gevangenisstraf uitvoerbaar, maar kan dit de huidige hulpverlening stagneren en zorgen voor motivatieverlies bij verdachte.
De straf
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de strafbare feiten en het leed dat verdachte [slachtoffer 2] en haar omgeving heeft aangedaan, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is. Echter, in dit geval ziet de rechtbank redenen om hiervan af te wijken en aan verachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank neemt daarbij het advies van de reclassering over en acht het niet wenselijk dat de al opgestarte hulpverlening wordt doorkruist, vooral nu bij verdachte een positieve gedragsverandering is waargenomen door de reclassering. Het is bij het opleggen van een straf van belang rekening te houden met de huidige en toekomstige situatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Zij hebben immers samen een kind waarover zij het gezag gezamenlijk uitoefenen. Zij zullen hierdoor aan elkaar verbonden blijven en het is van belang dat deze verstandhouding niet onnodig wordt bemoeilijkt. Het is daarom van belang dat verdachte de bovengenoemde positieve gedragsverandering kan blijven doorzetten.
Alles overwegend acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van 96 dagen opleggen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijke strafgedeelte worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, behoudens de elektronische monitoring. De rechtbank is van oordeel dat de vervangende hechtenis die volgt op het overtreden van het contact- en locatieverbod zoals hieronder genoemd een voldoende afschrikkende werking zal hebben. De rechtbank beveelt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast wordt aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 180 uur, bij niet voltooiing te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Tevens zal de rechtbank aan verdachte een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de straat waar [slachtoffer 2] woonachtig is, te weten de [straat] in [plaats 1] . De rechtbank is van oordeel dat een contact- en locatieverbod noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van [slachtoffer 2] en haar omgeving. Deze maatregel zal worden opgelegd voor de duur van drie jaar. De rechtbank beveelt daarbij dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van drie maanden. Verder zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [slachtoffer 2] zal gedragen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte nog altijd sterk gefocust is op [slachtoffer 2] en zich veel zorgen maakt over de kinderen.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 1]
vordert een schadevergoeding van € 1.105,70 voor het onder 1 ten laste gelegde feit (02-101774-24).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De toegebrachte materiële schade bestaat uit kosten voor medicatie. Deze kosten zijn door de benadeelde partij voldoende gesteld en door de verdediging niet betwist. De door de benadeelde gevorderde materiële schade van € 105,70 acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Primair stelt [slachtoffer 1] dat hij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast, omdat hij onder meer moeilijk slaapt, onrustig en angstig is. Om voor vergoeding van geestelijk letsel in aanmerking te komen, zoals gevoelens van onrust en angst, is volgens vaste rechtspraak meer nodig dan meer of minder sterk psychisch onbehagen. Een nadere en toereikende toelichting dat daarvan sprake is, ontbreekt, zodat [slachtoffer 1] onvoldoende heeft gesteld. Subsidiair stelt [slachtoffer 1] dat verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 1] nadeel toe te brengen in de zin van artikel 6:106, lid 1, sub a BW. [slachtoffer 1] stelt onvoldoende waaruit volgt dat het oogmerk was gericht om [slachtoffer 1] immateriële schade toe te brengen. De omstandigheid dat de bedreiging bewezen kan worden verklaard, wil nog niet zeggen dat het oogmerk van verdachte was om [slachtoffer 1] hiermee immateriële schade toe te brengen. De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten (02-101774-24).
Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 BW. [slachtoffer 2] heeft gesteld dat zij door de belaging en bedreiging onder meer EMDR-therapie moet volgen. De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een causaal verband. [slachtoffer 2] moest immers naar aanleiding van andere incidenten eerder al EMDR-therapie volgen, aldus de verdediging. Gelet op de gemotiveerde betwisting, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de psychische problematiek samenhangt met eerdere incidenten, zodat geen sprake is van een causaal verband tussen de EMDR-therapie en het bewezenverklaarde handelen.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 750,00 voor het onder 5 ten laste gelegde feit (02-101774-24).
[slachtoffer 3] heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat zij nadelige, zichtbare lichamelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Niet weersproken is dat zij als gevolg van het feit een hematoom boven en onder het linkeroog heeft en dat er een zwelling was aan de linkerkant van haar gezicht.
Nu sprake is van lichamelijk letsel komt de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking. Gelet op de aard en ernst van het hiervoor genoemde letsel, de gevolgen daarvan en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, oordeelt de rechtbank dat een vergoeding van een bedrag van € 250,- billijk is. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De vordering van immaterieel nadeel zal tot voornoemd bedrag worden toegewezen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verdachte. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat [slachtoffer 3] voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-101774-24
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3:belaging;
feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
feit 5:mishandeling;
02-201005-24
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
02-221034-24
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 96 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* Meldplicht bij reclassering
dat verdachte zich binnen drie werkdagen meldt na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht;
*Ambulante behandeling
dat verdachte meewerkt aan intake en diagnostiek en zich laat behandelen door GGZ Breeburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
*Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
dat verdachte zolang de reclassering dat nodig acht bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
*Contactverbod
dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 1998 te [plaats 1] ), [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 3] 1965 te [plaats 2] ) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 2001 te [plaats 2] ) heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Op dit verbod mag een uitzondering worden gemaakt wanneer er tussen verdachte en [slachtoffer 2] contact moet zijn in het kader van procedures bij de rechtbank of ontmoetingen bij of gesprekken onder leiding van professionele hulpverleningsinstellingen zoals Veilig Thuis of jeugdbescherming. Bij twijfel beslist het Openbaar Ministerie of Reclassering Nederland.
*Locatieverbod
dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet in een straal van 2 kilometer op het woonadres van [slachtoffer 2] namelijk de [straat] te [plaats 1] (zie bijlage II) bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Maatregelen
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 1998 te [plaats 1] );
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van drie maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen;
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaar zich niet zal ophouden in een straal van 2 kilometer van de [straat] te [plaats 1] (zie bijlage II);
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van drie maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 105,70aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] (feit 1 02-101774-24)), € 105,70 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 250,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] (feit 5 02-101774-24), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 mei 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
02-101774-24
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2023 tot
en met 26 februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] (telkens) dreigend (telefonisch en/of in (spraak)berichten) de
woorden toe te voegen:
- dat hij die [slachtoffer 1] ging afschieten en/of dat hij die [slachtoffer 1] wilde neersteken en/of
- 'Kankergangster, nep opa, ik steek jou neer en je vrouw' en/of
- 'Ja, jouw vrouw komt alleen te staan, jou laat ik verdwijnen' en/of
- 'Zodra ik jou tegen kom, dan prik ik je' en/of
- 'Zodra jullie met die instanties klaar zijn, dan kom je er wel achter, geduld is een
schone zaak en jouw ratdochter die komt er wel achter, dan is mijn beurt' en/of
- 'Je dochter kan wel slecht over mij praten. Je komt er wel achter, geduld is een
schone zaak', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 september 2023 tot
en met 9 april 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] (al dan niet
indirect) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [slachtoffer 2] (telkens) dreigend (telefonisch en/of in (spraak- en/of
Whatsapp- en/of mail)berichten en/of al dan niet indirect via berichten aan haar
vader [slachtoffer 1] ) de woorden toe te voegen:
- "I gonna kill her, you think I am joking" en/of
- "Ik ga je fucking dochter letterlijk en figuurlijk schieten maat" en/of
- dat hij die [slachtoffer 2] door haar knieën kapot ging schieten en/of
- "We gaan zien hoe ik jou helemaal op de kankertering sla maat. Vieze
kankerhoer [naam] . Let maar op. Jouw tijd gaat komen" en/of
- "Maar je neemt wel snel op ... vieze last ik prik je vaandag my kind verjaardag
feestje ik kom zo [naam] " en/of
- " [naam] " en/of
- "Ik laat een zonnetje schijnen op je reet inshallah'" en/of
- "Zodra jullie met die instanties klaar zijn, dan kom je er wel achter, geduld is een
schone zaak en jou ratdochter die komt er wel achter, dan is mijn beurt", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- door die [slachtoffer 2] een mail te sturen met een nieuwsbericht waarin stond dat een
vrouw 36 messteken van haar ex-vriend had gekregen en/of dat die [slachtoffer 2] daarop
moet wachten, dat zij dit binnenkort ook is en/of dat hij een documentaire wil
maken en deze dan aan de kinderen wil laten zien;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2023 tot en met 9 april 2024 te [plaats 1] ,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door:
- die [slachtoffer 2] ongevraagd en/of tegen haar wil (veelvuldig) op te bellen en/of
(What'sapp- en/of spraak- en/of mail-)berichten te sturen met een dwingende
en/of (be)dreigende en/of intimiderende en/of beledigende en/of kleinerende
inhoud/strekking en/of
- de woning van die [slachtoffer 2] te bezoeken en/of aan te bellen en/of op deuren/ramen
te slaan/bonken en/of/althans zich op te houden (na)bij de woning van die [slachtoffer 2]
en/of door de straat van die [slachtoffer 2] te rijden en/of door de woning van die [slachtoffer 2]
binnen te dringen althans zonder toestemming te betreden en/of
- die [slachtoffer 2] persoonlijk te benaderen en/of familie van die [slachtoffer 2] te
benaderen/bellen/berichten te sturen en/of vrienden/kennissen in te schakelen
om berichten en/of filmpjes naar die [slachtoffer 2] te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 2] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 17 september 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk
en wederrechtelijk een ringdeurbel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 5 september 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 3]
heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het oog, althans tegen het gezicht/hoofd, te
slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of aan de kleding te trekken en/of naar de
grond te trekken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-201005-24
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 april 2024 tot en
met 12 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 25 maart 2024, gegeven door de officier van justitie te
Zeeland West Brabant
door meerdere malen, althans eenmaal (indirect) contact te zoeken met [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] (zijnde zijn ex partner) en/of zich te begeven in de [straat] in [plaats 1] ;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-221034-24
hij op of omstreeks 8 juli 2024 te [plaats 1]
[verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou
afmaken" en/of "Ik ga jou neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 285 lid 5 Wetboek van Strafrecht )