ECLI:NL:RBZWB:2025:2658

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/248
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de bijbehorende onroerendezaakbelasting na compromis tussen partijen

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023, waarin de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende op 1 januari 2022 was vastgesteld op € 262.000. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, die samenhing met de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de zitting op 25 april 2025 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de vastgestelde waarde van de woning werd verlaagd tot € 260.500. De rechtbank heeft dit compromis geaccepteerd en het beroep gegrond verklaard. Dit houdt in dat de WOZ-waarde en de bijbehorende aanslag OZB verlaagd moeten worden. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan de belanghebbende moet vergoeden en dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 3.108. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 mei 2025 en een afschrift is naar de betrokken partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/248

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 262.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [plaats] voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] als gemachtigde van belanghebbende en namens de heffingsambtenaar mr. [naam 2].

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een tussenwoning (bouwjaar 1950) met een woonoppervlakte van 118 m² gelegen op een perceel van 275 m².

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis met elkaar overeenstemming bereikt. Het compromis houdt in dat de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning wordt verminderd tot een bedrag van € 260.500. Partijen zijn ook overeengekomen dat recht bestaat op een proceskostenvergoeding conform de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank ziet geen aanleiding om te af te wijken van hetgeen partijen hebben afgesproken en zal dienovereenkomstig beslissen en het beroep gegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de waardebeschikking moet worden verlaagd. De aanslag OZB volgt de waardebeschikking, dus ook deze moet worden verlaagd. De heffingsambtenaar dient dit uit te voeren.
3.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
3.2.
Belanghebbende krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 647, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907, elk punt met een wegingsfactor 1.
Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.
3.3.
De vergoeding van proceskosten en griffierecht moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [1]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 260.500;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 2 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30a, vierde en vijfde lid, van de Wet WOZ.