ECLI:NL:RBZWB:2025:266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/02/429358 / FA RK 24-5640
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1952 in [geboorteplaats]. De rechtbank heeft de aanvraag van de officier van justitie voor een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden toegewezen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 december 2024 bij de rechtbank binnenkwam, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 december 2024. Tijdens deze behandeling werd door de advocaat van betrokkene betoogd dat de eerdere beoordeling van de wilsbekwaamheid niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank was van mening dat er onvoldoende motivatie was voor de vaststelling van wilsonbekwaamheid en heeft het verzoek aangehouden om een aanvullende verklaring over de wilsbekwaamheid te verkrijgen.

Op 13 januari 2025 vond een nadere mondelinge behandeling plaats, waarbij betrokkene, haar advocaat mr. M.W. Dieleman, en haar behandelend psychiater aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek schizofrenie, en dat deze stoornis ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien eerdere behandelingen niet effectief waren gebleken. De rechtbank heeft daarom de gevraagde zorgmachtiging verleend, met de noodzaak voor verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/429358 / FA RK 24-5640
Datum uitspraak: 13 januari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1952 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 2 december 2024;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 december 2024;
  • een aanvullende verklaring over de wilsbekwaamheid van betrokkene van 2 januari 2025.
1.2.
Op 23 december 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij heeft de advocaat van betrokkene bepleit dat de beoordeling van de wilsbekwaamheid van betrokkene niet met enige zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden en dat de motivering van de wilsonbekwaamheid van betrokkene niet voldoet aan de eisen die de Wvggz hieraan stelt. De advocaat heeft daarop een verzocht om een nieuwe actuele schriftelijke beoordeling van de wilsbekwaamheid van betrokkene. De rechtbank was tevens van oordeel dat de wilsbekwaamheid niet deugdelijk dan wel onvoldoende was gemotiveerd en heeft daarop het verzoek aangehouden, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullende verklaring te laten opstellen over de wilsbekwaamheid van betrokkene .
1.3.
De nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 januari 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.W. Dieleman;
  • de heer [naam 1] , psychiater, behandelaar;
  • de heer [naam 2] , zoon en curator van betrokkene. Deze was telefonisch aanwezig.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 19 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan dat ze niet begrijpt dat er een nieuwe zorgmachtiging is aangevraagd. De medicatie die ze krijgt neemt ze vrijwillig. Het is volgens betrokkene voor haar ook niet mogelijk om te stoppen of te minderen met deze medicatie, omdat het depotmedicatie betreft. Betrokkene heeft wel de wens om te minderen met de medicatie. Dit omdat de dosering achtmaal hoger is dan dat ze gewend is en ze hierdoor kans loopt op somatische ziektes.
4.2.
De advocaat van betrokkene stelt dat de aanvullende verklaring over de wilsbekwaamheid van betrokkene geen antwoord geeft op de gestelde vraag over de wilsbekwaamheid. In de aanvullende verklaring staat dat betrokkene niet wilsbekwaam is als er sprake is van een acute psychose. Dat is volgens de advocaat geen nieuws, maar de vraag of ze ten tijde van de mondelinge behandeling wilsbekwaam is, blijft onbeantwoord. Betrokkene begrijpt dat het een lastige situatie is voor haar omgeving, maar ze vindt niet dat er een noodzaak is voor een zorgmachtiging. Er is een zelfbindingsverklaring opgesteld geweest en deze heeft een tijd gewerkt, van 2021 tot en met 2024. Het klopt dan ook niet dat het niet goed ging met betrokkene. De laatste opname is vrijwillig geweest, maar daar is het toch misgelopen. Er is een verschil van inzicht over de dosering van de medicatie. Betrokkene wil graag een lagere dosis omdat ze bang is voor bijwerkingen, vooral op de lange termijn. Dat is een lastig evenwicht voor de behandelaar, maar de vraag daarbij is of je betrokkene helemaal buitenspel moet zetten door een zorgmachtiging. De advocaat is van mening dat men dat niet moet doen en dat gewerkt moet worden met een zelfbindingsverklaring, wat in het verleden gewerkt heeft en waarmee kan worden ingegrepen wanneer nodig. Een zelfbindingsverklaring ligt in feite al klaar en betrokkene is ten volle bereid om deze meteen te ondertekenen. De advocaat onderkent verder dat er sprake is van een psychische stoornis en dat daaruit ernstig nadeel ontstaat.
4.3.
De behandelaar van betrokkene geeft aan dat betrokkene dingen soms anders ziet dan dat dit door de zorg wordt gezien. Betrokkene kan, in tegenstelling tot wat ze zelf zegt, stoppen met depotmedicatie als ze dat weigert. De ervaring van de behandelaar is dat dat eerder ook gebeurd is. Bij enkel een vermindering van de dosering is de kans van psychische decompensatie al aanzienlijk groter. Ten aanzien van de aanvullende verklaring stelt de behandelaar dat hij eruit heeft begrepen dat er op dit moment sprake is van wilsonbekwaamheid vanwege het minimaliseren van de ernst van de stoornis. Verder spreekt de behandelaar namens het hele zorgteam als hij zegt dat de zelfbindingsverklaring niet heeft gewerkt. De zelfbindingsverklaring heeft de vorige opname ook niet kunnen voorkomen. Er was destijds al lang een advies aan betrokkene verstrekt om de medicatie te verhogen. Dit heeft betrokkene toen niet gedaan en daarop heeft een opname moeten volgen. Daarom is daar nu niet nogmaals voor een zelfbindingsverklaring gekozen. Als betrokkene mindert met de medicatie is het met een zelfbindingsverklaring niet mogelijk om de medicatie-inname weer terug op peil te krijgen. Tijdens decompensatie is er sprake geweest van suïcidaliteit. Daarnaast is ze dan ook niet meer bereikbaar en zijn er zorgen dat ze buiten de flat gaat rondzwerven.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van twaalf maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Bij betrokkene is er sprake van schizofrenie.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
5.4.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene vanuit haar psychose minder eet en op die wijze fors afvalt. Verder vertoont zij stalkingsgedrag naar haar kinderen en kleinkinderen. Hierdoor put ze haar naasten uit. Daarnaast vertoont zij ook ongepast gedrag en put ze zichzelf uit. Tevens verzorgt betrokkene zichzelf tijdens een psychotische episode niet meer goed. Ook heeft betrokkene zich herhaaldelijk suïcidaal geuit.
5.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Eerdere behandelingen op vrijwillige basis hebben herhaaldelijk geleid tot het afhouden van zorg of het stoppen of minderen van de medicatie. Betrokkene heeft ook nu aangegeven met de medicatie te willen stoppen dan wel de dosering te willen verlagen. Uit de aanvullende verklaring van psychiater [naam 3] volgt dat betrokkene niet in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen inzake de behandeling van de psychiatrische ziekte en niet consistent wilsbekwaam is. Ook tijdens de remissie van de psychotische klachten is in beperkte mate sprake van enige ziekte besef en ziekte inzicht. Aangegeven wordt dat betrokkene de ernst van de paranoïde psychotische episodes minimaliseert en alleen bereid is medicatie te accepteren op haar voorwaarden. Dit beeld wordt door de rechtbank ook gezien op de zitting. Betrokkene zou het liefst de dosering willen verlagen en mogelijk ook stopzetten in verband met de somatische ziektes/bijwerkingen die zij volgens haar zou krijgen door de medicatie. Uit de overgelegde stukken en hetgeen de behandelaar ter zitting naar voren heeft gebracht, is dit echter geen gewenste situatie omdat dit kan leiden tot decompensatie en dit in het verleden al vaker is voorgekomen. Het beroep op wilsbekwaam verzet wordt afgewezen.
Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
5.7.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
5.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank volgt de argumenten van de behandelaar dat een zelfbindingsverklaring in het verleden onvoldoende heeft gewerkt. Om die reden ziet de rechtbank dat niet als een alternatief voor de zorgmachtiging.
5.9.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1952 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in paragraaf 5.6 en 5.7 kunnen worden getroffen;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
13 januari 2026;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2025 door mr. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 20 januari 2025.
!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.