Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.Het beslag
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 24 maanden;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. De verdachte, geboren in 1998 en preventief gedetineerd in de P.I. Grave, werd ervan beschuldigd 3600 liter aceton te hebben vervoerd, een stof die gebruikt kan worden voor de productie van MDMA. Tijdens de zitting op 18 april 2025 heeft de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, zijn standpunt toegelicht, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de verdachte dacht AdBlue te vervoeren, een stof die hij kende uit Roemenië.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte op 27 juli 2024 in Breda de aceton had vervoerd. De verdachte had de aceton zelf in de bus geplaatst en was zich bewust van de aard van de lading. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij dacht dat het om AdBlue ging, ongeloofwaardig was. De verdachte had eerder betrokkenheid bij het vervoeren van andere stoffen die bekend zijn als versnijdingsmiddelen voor harddrugs, wat zijn kennis over de lading in twijfel trok.
De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, zonder geldboete. De rechtbank benadrukte de ernst van de georganiseerde drugscriminaliteit en de gevolgen daarvan voor de samenleving. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.