ECLI:NL:RBZWB:2025:2661

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
02-126939-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het voorhanden hebben van grote hoeveelheden harddrugs en witwassen van geld

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2024 in Tilburg werd aangehouden. De verdachte vluchtte uit zijn woning over de daken en liet daarbij een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en contant geld achter. Tijdens de doorzoeking van zijn woning werden grote hoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen, evenals een geldbedrag van ongeveer € 15.000. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van deze drugs en het witwassen van het geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat de drugs en het geld niet van hem waren. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak bevatte ook beslissingen over de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en de teruggave van een auto aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-126939-24
vonnis van de meervoudige kamer van 2 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboortplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. V.A. van Biljouw, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. A. Verhoeven en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 april 2024 (
feit 1) 8 kilo cocaïne, 275 gram heroïne en 159 gram en (
feit 2) 207 gram hash en 400 gram hennep voorhanden heeft gehad en (feit 3) ongeveer € 15.000,= heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een dealer gebruik heeft gemaakt van verdachte en dat verdachte heeft toegestaan dat verdovende middelen in zijn woning aanwezig waren. De raadsman heeft zich daarom gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Dit geldt ook voor het onder 3 tenlastegelegde, nu verdachte met betrekking tot het aangetroffen geldbedrag slechts een beperkte verklaring heeft afgelegd over de herkomst van dat geld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 14 april 2024 gaan politieagenten naar de woning van verdachte, omdat hij nog een forse gevangenisstraf open heeft staan. Na het forceren van een deur van die woning door de agenten vlucht verdachte uit zijn woning over het dak van de buren. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verspreid in de woning van verdachte, in zijn auto en op de vluchtroute van verdachte, aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen werden aangetroffen. Verdachte heeft pas op zitting verklaard dat hij een persoon genaamd “ [naam] ” toestemming had gegeven om die verdovende middelen in zijn woning achter te laten. De rechtbank stelt vast dat verdachte tot aan de zitting niet eerder over die persoon “ [naam] ” heeft verklaard en deze lezing verder ook geen handen en voeten heeft gegeven. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het ook zeer onwaarschijnlijk is dat een onbekende persoon grote hoeveelheden verdovende middelen met een aanzienlijke straatwaarde zo maar in de woning van een gebruiker achterlaat. De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring dan ook ongeloofwaardig en zij is van oordeel dat de in en om de woning van verdachte inbeslaggenomen hard- en softdrugs aan verdachte toebehoren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Over het op de vluchtroute van verdachte aangetroffen geldbedrag van € 13.050,=, het in zijn jas aangetroffen bedrag van € 1.400,= en het in zijn broekzak aangetroffen bedrag van € 560,= heeft verdachte verklaard dat hij dat geld had gespaard en dat het afkomstig was van zijn schoonbroer die hij een bedrag van € 21.000,= had geleend. Zijn schoonbroer zou verdachte vanaf 2022 maandelijks bedragen hebben terugbetaald van € 500,= tot € 1.000,=. Verdachte heeft dit echter op geen enkele wijze onderbouwd, ook niet door eerst op zitting te stellen dat deze afspraak met betalingen uit zijn in beslag genomen agenda zouden blijken. Op grond van de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd, stelt de rechtbank vast dat verdachte een uitkering had van de gemeente Tilburg in de vorm van een lening en dat het voor hem moeilijk was om rond te komen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zowel in Nederland als in [land] veel schulden heeft. In Nederland zou het gaan om een schuld van ruim € 40.000,= en daarnaast nog schulden aan vrienden. Voorts is uit onderzoek gebleken dat het inkomen van verdachte niet voldoende is voor zijn levensonderhoud. De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat het inbeslaggenomen geld spaargeld betrof, ongeloofwaardig is. De verklaring voldoet daarmee niet aan het vereiste dat van een verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het inbeslaggenomen geld niet van misdrijf afkomstig is. Op grond van dit alles acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het onder verdachte inbeslaggenomen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank komt daarmee ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde witwassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 14 april 2024 te Tilburg telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (totaal) ongeveer 8 kilogram cocaïne en
- (totaal) ongeveer 275 gram heroïne en
- (totaal) ongeveer 159 gram amfetamine,
zijnde cocaïne, heroïne en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 14 april 2024 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad (totaal) ongeveer 207 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en (totaal) ongeveer 400 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
op 14 april 2024 te Tilburg een geldbedrag van ongeveer in totaal 15.000 Euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag- onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat het enkel afstraffen van verdachte met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet de juiste oplossing is, ook niet in de visie van de reclassering. Juist nu is het moment daar om verdachte de hulp te bieden die hij nodig heeft, ook omdat hij juist nu in een positieve stroomversnelling zit. De raadsman verzoekt daarom een fors deel van de aan verdachte op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 14 april 2024 gaan agenten van politie naar de woning van verdachte, omdat hij nog een forse gevangenisstraf open heeft staan. Na het forceren van een deur van die woning door agenten vlucht verdachte via een raam uit zijn woning en tijdens die vlucht verliest hij gesealde pakketten verdovende middelen en een pakket met geld. Ook in de woning van verdachte worden hard- en softdrugs aangetroffen en in zijn jas en broek forse bedragen contant geld. In totaal werd ongeveer 8,5 kilo harddrugs, ruim 600 gram softdrugs en een geldbedrag van ongeveer € 15.000,= inbeslaggenomen. De hoeveelheden verdovende middelen, de verpakking van een deel van die verdovende middelen in meer dan 6000 gripzakjes met een gebruikershoeveelheid, het aantreffen van versnijdingsmiddel en het bezit van forse contante geldbedragen in coupures van 50, 20 en 10 euro, vormen voor de rechtbank een indicatie dat verdachte zich ook bezig heeft gehouden met het dealen van harddrugs.
Harddrugs zoals heroïne, cocaïne en amfetamine vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en het opslaan van deze hoeveelheden harddrugs is een onderdeel van de handel in die verdovende middelen en draagt daarom ook bij aan de instandhouding daarvan. Dat betekent dat verdachte met zijn handelen ook heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en dat drugscircuit gaat in het algemeen gepaard met (zware) criminaliteit.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij de bepaling van de hoogte van die straf zal de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafzaken als uitgangspunt nemen. Voor het enkel aanwezig hebben van 8 kilo harddrugs is al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden het uitgangspunt. Daar komt dan nog het voorhanden hebben van de softdrugs en het witwassen van
€ 15.000,= bij. Daarnaast zal de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening houden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij nog op 7 februari 2022 is veroordeeld voor soortgelijke feiten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
De reclassering heeft in het over verdachte uitgebrachte rapport van 10 april 2025 geadviseerd om aan hem een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal echter niet meegaan in de door de reclassering voorgestelde strafmodaliteit en aan verdachte niet een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen. Door pas op zitting met een inhoudelijke verklaring te komen en dan te kiezen voor een ongeloofwaardige verklaring, heeft verdachte niet echt verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Als verdachte zo gemotiveerd is voor een positieve wending in zijn leven en open staat voor hulp kan hij dat laten blijken in het kader van zijn wellicht toekomstige voorwaardelijke invrijheidstelling. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat dit geldbedrag verdachte toebehoort en feit 3 is begaan met betrekking tot dat geld.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen personenauto, merk Suzuki, [kenteken] aan verdachte, aangezien deze personenauto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.3
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een sleutel merk Hyundai en twee lamineermachines, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.4
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten 1 en 2 zijn begaan met betrekking tot die verdovende middelen. Verder zijn die verdovende middelen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: Witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de geldbedragen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2 en 3;
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 18;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 44 en 45;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen verdovende middelen, genummerd: 4 tot en met 17 en 19 tot en met 43,
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 mei 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks 14 april 2024 te Tilburg
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (totaal) ongeveeer totaal 8 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne en/of
- (totaal) ongeveer 275 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattnde heroïne en/of
- (totaal) ongeveer 159 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 14 april 2024 te Tilburg
opzettelijk
aanwezig heeft gehad (totaal) ongeveer 207 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere
substanties waren toegevoegd en/of (totaa) ongeveer 400 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 14 april 2024, te Tilburg
een geldbedrag van ongeveer (totaal) 15.000 Euro, althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig
(eigen)misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )