ECLI:NL:RBZWB:2025:2663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433573 / JE RK 25-568 , C/02/433577 / JE RK 25-569
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korte verlenging van de ondertoezichtstelling en overdracht naar het vrijwillig kader

Op 18 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen verlengd tot 15 mei 2025, na een eerdere verlenging tot 30 april 2025. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de betrokken partijen, waaronder de gezinsvoogd (GI), de moeder en de (stief)vader, aanwezig waren. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over de situatie van de kinderen en de ouders in overweging genomen, vooral na een incident waarbij de (stief)vader fysiek agressief werd tijdens een borgingsgesprek. Ondanks dit incident, dat door de kinderrechter als onacceptabel werd gekwalificeerd, werd geoordeeld dat de ouders nog een kans verdienen om hun ouderrol op een goede manier te vervullen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er openheid voor hulpverlening in het vrijwillig kader moet zijn en dat er een herstelgesprek tussen de ouders en de GI moet plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de kinderen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
C/02/433573 / JE RK 25-568
(verlenging ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] )
C/02/433577 / JE RK 25-569
(verlenging ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] )
Datum uitspraak: 18 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W. van der Sande te Goes,
De kinderrechter merkt als belanghebbende in de zaak over [minderjarige 2] en als informant in de zaak over [minderjarige 1] aan:
[de (stief)vader],
hierna te noemen: de (stief)vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. W. van der Sande te Goes.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 maart 2025, ontvangen op 27 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de (stief)vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft een brief aan de kinderrechter geschreven. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de (stief)vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] . De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.2.
Bij beschikking van 30 januari 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 30 januari 2024 en tot 30 januari 2025.
2.3.
Bij beschikking van 28 januari 2025 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd voor de duur van drie maanden, te weten met ingang van 30 januari 2025 en tot 30 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI vindt het fijn dat de (stief)vader inziet dat het incident niet wenselijk was en dat dit niet had mogen gebeuren. Desondanks is de GI van mening dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. De GI licht toe dat zij fysieke agressie niet tolereert. In januari 2025 is de ondertoezichtstelling voor drie maanden verlengd. Er zou worden afgeschaald naar het vrijwillig kader mits er een borgingsplan lag. Op 21 maart 2025 heeft de (stief)vader tijdens het borgingsgesprek aangegeven dat hij niet openstaat van bemoeienis van hulpverlening in het vrijwillig kader. De (stief)vader is toen agressief geweest richting de jeugdbeschermer. Dit geeft de onvoorspelbaarheid van de (stief)vader weer. De GI maakt zich zorgen dat de ouders in herhaling en oude patronen vallen, hetgeen een negatieve invloed heeft op de kinderen. De GI maakt zich zorgen over de omstandigheid wanneer de (stief)vader getriggerd wordt in het bijzijn van de kinderen. De ouders staan niet open voor hulpverlening in het vrijwillig kader en de GI maakt zich zorgen dat de hulpverlening voor de kinderen in het vrijwillig kader stagneert door de invloed van de (stief)vader. De komende periode acht de GI het van belang dat de triggers voor de ouders, waardoor ze weer zouden terugschieten in het patroon van gewelddadigheid en afhankelijkheid, in kaart worden gebracht. Daarnaast is het belangrijk om verder in kaart te brengen in hoeverre er (nog steeds) sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. De inzet van het LET zal nader bepaald worden. Hier is nog geen beslissing over genomen en moet intern besproken worden.
4.2.
Door en namens de ouders heeft de advocaat naar voren gebracht dat het onterecht is dat er door de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling wordt verzocht. De (stief)vader is tijdens het borgingsgesprek boos geworden. Hij heeft toen een tafel omgegooid. Zoals de (stief)vader heeft aangegeven is het incident niet goed te praten, maar de advocaat geeft aan dat er maar één kant van het verhaal wordt belicht en dat het van belang is om de gehele context te schetsten. Tijdens de vorige zitting is het duidelijk geworden dat het goed gaat tussen de ouders, ook onderling. Zij streven dezelfde doelen en intenties na. Om die reden is tijdens de vorige zitting besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden om zo te werken aan een borgingsplan. Na afloop van de zitting was er geen contact met de GI mogelijk. Door de GI werd na drie maanden een gesprek ingepland, wat plaatsvond op 21 maart 2025. Met de ouders was niet gecommuniceerd waarover het gesprek zou gaan. De ouders gingen naar het gesprek met het idee dat dit het afsluitende gesprek was. Tijdens het gesprek werd door de GI tegen de ouders verteld dat zij nog moesten tekenen voor de inzet van [jeugdhulp] . De ouders waren zich er niet van bewust dat [jeugdhulp] een regiefunctie heeft, want in het verleden kwam [jeugdhulp] wekelijks bij de ouders over de vloer. De GI heeft niet duidelijk gecommuniceerd wat de inzet van [jeugdhulp] inhoudt. De GI heeft enkel aangegeven dat dit de enige manier is waarop de ondertoezichtstelling kon worden afgesloten dus dat de ouders maar moesten tekenen. De (stief)vader heeft toen geprobeerd om weg te lopen uit de situatie en om de advocaat te bellen maar dit was niet toegestaan door de GI. De (stief)vader mocht enkel bellen in aanwezigheid van de GI. De ouders wisten op dat moment nog steeds niet waar zij voor moesten tekenen. De GI heeft toen uitlatingen gedaan als in dat er hulpverlening zou komen en dat het goedschiks of kwaadschiks (verlenging van de ondertoezichtstelling) kon verlopen. Naar aanleiding van deze opmerkingen van de GI is de (stief)vader opgestaan en heeft hij een tafel omgegooid. De (stief)vader is toen weggelopen. De moeder wilde haar excuses aanbieden en het gesprek voortzetten maar de gezinsvoogd wilde niks meer met partijen te maken hebben. De moeder heeft na het incident nog een bericht gestuurd naar de GI waarin zij aangeeft dat het vervelend is hoe het is gelopen en dat de moeder graag nog een keer in gesprek gaat. Hier is geen reactie op gekomen. De moeder voelt zich onterecht behandeld. Zij heeft het gevoel dat zij verantwoordelijk wordt gehouden voor het incident en dat zij ervoor wordt gestraft. De advocaat vindt het gedrag wat de GI heeft vertoond niet passend en geeft aan dat er sprake is van misbruik van de gezagsverhouding. Vervolgens heeft de GI het verlengingsverzoek ingediend waarin staat dat de ouders niet open staan voor hulpverlening in het vrijwillig kader, terwijl dat niet het geval is. Ook staat in het rapport beschreven dat de (stief)vader de problematiek van [minderjarige 2] niet onderkent, terwijl hij veel van zijn eigen problematiek in zijn zoon herkent. De (stief)vader vindt het juist belangrijk dat onderzocht gaat worden of er sprake is van kindeigen problematiek of traumagerelateerde problematiek bij [minderjarige 2] . Daarnaast wordt in het rapport van de GI beschreven dat het LET moet worden ingeschakeld, maar de advocaat vindt de inzet van het LET in deze situatie niet passend. Er is geen sprake van een extreem onveilige situatie en de veiligheid van de jeugdbeschermer is niet in het gedrang. De kinderen en de ouders hebben in de afgelopen periode positieve stappen gezet. Met [minderjarige 1] gaat het goed en ook op school gaat het beter. Op 27 mei 2025 heeft zij een intake bij de Viersprong. De ouders zijn bereid om hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren en vinden het ook geen probleem dat [jeugdhulp] regie voert. Dit was alleen niet duidelijk met de ouders gecommuniceerd. De ouders vinden het belangrijk dat er alsnog een gesprek komt waarin zij hun excuses kunnen aanbieden. Verder ligt er een borgingsplan en is er niet veel veranderd ten opzichte van de eerdere situatie waardoor de advocaat van mening is dat de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten. De advocaat vindt het een te ver gaande consequentie om enkel door het incident de ondertoezichtstelling te verlengen en het LET in te schakelen.
4.3.
[minderjarige 1] heeft een brief naar de kinderrechter geschreven waarin zij aangeeft dat het goed met haar gaat. Zij vindt het niet eerlijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Op school haalt zij goede cijfers en zij heeft een goede band met haar moeder opgebouwd. Ook gaat het thuis goed, sinds haar stiefvader er niet is. [minderjarige 1] ziet haar stiefvader wanneer zij met haar broertje meegaat naar de bezoekregeling. Op 27 mei 2025 heeft zij een intake bij de Viersprong.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat een korte verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 15 mei 2025. Het resterende deel van het verzoek wordt afgewezen. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.3.
Op 28 januari 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij de ondertoezichtstelling door de kinderrechter voor drie maanden is verlengd, om zo tot een borgingsplan te komen en om toe te werken naar een voortzetting van de hulpverlening in het vrijwillig kader. Zowel de ouders als de GI waren het hiermee eens. Op 21 maart 2025 heeft er tijdens het borgingsgesprek echter een incident plaatsgevonden waarbij de (stief)vader fysiek agressief is geworden. Zowel de GI als de ouders hebben hier een andere beleving van. De (stief)vader erkent dat hij een tafel heeft omgegooid. Dit heeft hij naar eigen zeggen gedaan naar aanleiding van niet passende uitlatingen van de GI. De kinderrechter wil benadrukken dat agressie nooit de oplossing is en dat het incident niet goed valt te praten. Gelet op het verleden van de ouders begrijpt de kinderrechter de zorgen van de GI, maar de kinderrechter is van oordeel dat de ouders nog een kans verdienen. Voor het incident ging het immers goed. Er is vertrouwen bij de ouders om hun ouderrol voor de kinderen op een goede manier samen verder op te pakken en zij staan open voor hulpverlening in het vrijwillig kader en casusregie vanuit [jeugdhulp] .
5.4.
De kinderrechter vindt het van belang dat er in de komende periode een herstelgesprek gaat plaatsvinden tussen de ouders en de GI. Daarnaast moet het borgingsplan door de ouders worden ondertekend. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij [jeugdhulp] op de hoogte stellen van de afgelopen periode en [jeugdhulp] zal inlichten over de nog bestaande zorgen die de GI heeft. De kinderrechter gaat ervan uit dat [jeugdhulp] de casusregie wil overnemen en tijdig zal ingrijpen, indien dat nodig blijkt te zijn. Het is expliciet de bedoeling dat de ondertoezichtstelling de komende periode wordt afgerond. Mocht [jeugdhulp] niet in staat zijn om de zaak over te nemen, verwacht de kinderrechter van de GI een (kort) verlengingsverzoek om te situatie goed te kunnen borgen. Het is belangrijk dat de ondertoezichtstelling wordt afgerond, maar er moet wel sprake zijn van casusregie. Van de ouders verwacht de kinderrechter dat zij de komende periode meewerken aan de hulpverlening in het vrijwillig kader.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 30 april 2025 en tot 15 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 28 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.