ECLI:NL:RBZWB:2025:2666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
24/8021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgvuldigheidsgebreken bij het opleggen van een bestuurlijke boete in verband met het uitschrijven van minderjarige kinderen uit de BRP

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres beroep aantekende tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. Dit besluit, gedateerd 21 oktober 2024, hield in dat twee kinderen van eiseres ambtshalve uit de basisregistratie personen (BRP) werden uitgeschreven en dat eiseres een bestuurlijke boete werd opgelegd wegens het niet voldoen aan de aangifteplicht. Eiseres betwistte de opgelegde boete en voerde aan dat het college al in 2014 op de hoogte was van de woonplaats van haar kinderen in België, waar zij vanwege haar ziekte niet voor kon zorgen. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte een bestuurlijke boete had opgelegd, omdat het college niet had voldaan aan de zorgvuldigheidsnormen die in de beleidsregels zijn vastgelegd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de boete betreft en herroept het primaire besluit. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar geen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8021

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 21 oktober 2024 (bestreden besluit), waarin het college twee kinderen van eiseres op grond van artikel 2.22 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) ambtshalve uitschrijft uit de basisregistratie personen (hierna: BRP) en eiseres een bestuurlijke boete oplegt vanwege het niet voldoen aan de aangifteplicht van artikel 2.39 van de Wet BRP of artikel 2.43 van de Wet BRP.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft nog een aanvullende reactie toegestuurd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van het college.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart:
  • het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 21 oktober 2024 voor zover dat ziet op de bestuurlijke boete en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit van 8 mei 2024 voor zover dat ziet op de bestuurlijke boete;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden.

Waarom is het beroep gegrond?

3. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte een bestuurlijke boete aan eiseres opgelegd heeft en legt hierna uit waarom.
Wat voert eiseres aan?
4. Eiseres is het er niet mee eens dat zij een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen. Het college wist al in 2014 dat haar kinderen in België wonen. Zij heeft vanaf toen elk jaar een leerplichtvrijstelling gehad van de gemeente omdat haar kinderen op 270 kilometer afstand in België naar school gaan. Zij wonen bij hun vader omdat eiseres niet voor de kinderen kan zorgen in verband met haar ziekte. Daarnaast is in het voornemen alleen een bestuurlijke boete aangekondigd voor haar uitschrijving uit de BRP, die is vervallen in het bestreden besluit, en niet voor de uitschrijving van haar kinderen. Dit is in strijd met het ‘Beleid Bestuurlijke boete BRP gemeente Waalwijk’ (hierna: de beleidsregels).
Wat is het standpunt van het college?
5. Volgens het college is het op grond van artikel 2.39 Wet BRP de verantwoordelijkheid van eiseres om een adreswijziging door te geven. Zij is verwijtbaar in de zin van de beleidsregels. Bovendien zijn de interne systemen binnen de gemeente niet met elkaar gekoppeld, wat ook in lijn is met de privacywetgeving.
Gronden van de beslissing
6. Een bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie. Dit betekent dat de rechtbank een besluit tot het opleggen van een boete indringend en vol moet toetsen. Bij een bestuurlijke boete moet het voor de overtreder kenbaar zijn op grond van welke bepaling de boete is opgelegd. Het college heeft dit ten onrechte nagelaten. In het voornemen wordt geen enkele wettelijke bepaling en alleen de uitschrijving van eiseres genoemd. In het besluit van 8 mei 2024 (primair besluit) wordt artikel 2.39
ofartikel 2.43 van de Wet BRP genoemd en dit geldt ook voor het bestreden besluit. Anders dan het college stelt kunnen deze artikelen niet de grondslag zijn om aan eiseres, als ouder van minderjarige kinderen, een boete op te leggen in verband met de uitschrijving van haar kinderen. Het college heeft dit op zitting ook erkend.
7. Daarnaast schrijven de beleidsregels voor dat het dossier op orde moet zijn, er een rapport moet zijn opgemaakt (waar ook uit moet blijken dat de cautie is gegeven) en moet men gewaarschuwd worden voor een bestuurlijke boete. In de beleidsregels zit ook een stappenplan die gevolgd moet worden om over te kunnen gaan tot het opleggen van een boete, waarbij in ieder geval een voornemen gestuurd moet zijn. Uit het verweerschrift van het college voor de hoorzitting blijkt dat er een huisbezoek heeft plaatsgevonden, dat eiseres en haar vader verklaringen hebben afgelegd en dat er bankafschriften zijn overgelegd. Vast staat dat er alleen een voornemen is gestuurd voor een boete voor de uitschrijving van eiseres, dat de stukken genoemd in het verweerschrift bij de hoorzitting niet in het dossier of in een rapport zitten en dat uit het verslag van de hoorzitting niet blijkt dat de cautie is gegeven. Het college heeft dit op zitting ook erkend.
8. Gezien voornoemde zorgvuldigheidsgebreken, die op zitting ook erkend zijn door het college, kan de boete geen stand houden. De rechtbank komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de bestuurlijke boete en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit, en herroept het primaire besluit voor zover dat ziet op de bestuurlijke boete. Dit betekent dat de kinderen van eiseres met ingang van 4 april 2024 uitgeschreven blijven uit de BRP, maar dat de boete komt te vervallen.
9.1.
Omdat beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Janzing, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.