ECLI:NL:RBZWB:2025:267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430224 / FA RK 24-6068
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene met vasculaire dementie

Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1936. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij betrokkene, haar advocaat mr. S.J. Nijssen, en enkele familieleden aanwezig waren. Betrokkene verzet zich tegen opname in een zorginstelling, terwijl de behandelaar aangeeft dat de thuishulp niet voldoende is om de zorgbehoefte van betrokkene te dekken. De advocaat van betrokkene pleit voor afwijzing van het verzoek, maar erkent dat aan de wettelijke vereisten voor een machtiging is voldaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek vasculaire dementie, wat leidt tot ernstig nadeel zoals levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank concludeert dat opname noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder bezwarende alternatieven zijn en betrokkene zich verzet tegen opname. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Bethlehem, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430224 / FA RK 24-6068
Datum uitspraak: 13 januari 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1936 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats],
advocaat mr. S.J. Nijssen te Goes.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, mr. S.J. Nijssen;
  • mevrouw [naam 1], casemanager, behandelaar;
  • de heer [naam 2], zoon van betrokkene;
  • mevrouw [naam 3], dochter van betrokkene.
1.3.
Tevens was de echtgenoot van betrokkene aanwezig, deze is echter niet gehoord.

2.Het verzoek

2.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene geeft aan dat zij het niet nodig vindt om opgenomen te worden in een zorginstelling. Het gaat goed zoals het gaat. Betrokkene vraagt zich hardop af waarom daar verandering in gebracht moet worden.
3.2.
De behandelaar van betrokkene stelt dat het opschalen van de thuishulp, indien dat door betrokkene zou worden geaccepteerd, er niet voor zorgt dat de overbelasting van de echtgenoot wordt weggenomen. Dat zou slechts invloed hebben op de verzorging van betrokkene. Zij heeft 24-uurs zorg en toezicht nodig. Dit kan in de thuissituatie door een opschaling van de thuiszorg ook niet geboden worden. Dagopvang wordt door betrokkene geweigerd, waardoor een rechterlijke machtiging vanwege het ontbreken van alternatieven voor de noodzakelijke zorg noodzakelijk is.
3.3.
De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van het verzoek. Daarbij vermeldt hij dat hij inziet dat aan de wettelijke vereisten voor het afgeven van een rechterlijke machtiging is voldaan. De advocaat heeft tijdens gesprekken met de familie gehoord dat hetgeen in de stukken staat vermeld slechts een klein deel van het gehele plaatje is.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. Bij betrokkene is er sprake van vasculaire dementie.
4.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
4.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat bij betrokkene het cognitieve verval de afgelopen maanden progressief is toegenomen. Zij is niet meer in staat om zelfstandig te functioneren. Zo heeft zij onder meer hulp nodig bij de regulatie van haar diabetes, zelfzorg en huishoudelijke taken. Door een gebrekkig ziekte-inzicht is adequate begeleiding bij diabetesregulatie moeilijk. Daarnaast kan betrokkene niet meer alleen blijven en raakt zij in paniek, zelfs bij een korte afwezigheid van haar echtgenoot. Tevens neigt betrokkene tot zeer vroeg opstaan. Dit, in combinatie met de voortdurende zorg en de regelmatig optredende boosheid en agitatie, leidt bij de echtgenoot tot uitputting en verstoring van zijn welzijn. Betrokkene kan ook boos of agressief worden richting andere familieleden, vooral uit onbegrip of in situaties waarin iets haar niet bevalt.
4.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Dit verzet uit betrokkene zowel verbaal als non-verbaal.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Het opschalen van de thuiszorg kan het ernstig nadeel niet wegnemen. Daarnaast weigert betrokkene het om naar een dagopvang te gaan.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1936 in [geboorteplaats];
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
13 juli 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2025 door mr. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 20 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.