ECLI:NL:RBZWB:2025:2671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433006 / JE RK 25-470
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met huiselijk geweld en drugsgebruik door de vader

Op 1 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarigen onder toezicht te stellen van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering voor de duur van een jaar. Dit verzoek is gedaan omdat de minderjarigen getuige zijn geweest van huiselijk geweld en drugsgebruik door hun vader, wat hun gevoel van veiligheid en sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigt. De vader is onvoorspelbaar in zijn gedrag, wat leidt tot angst bij de kinderen. De moeder heeft haar zorgen geuit over de effectiviteit van een ondertoezichtstelling, vooral gezien de recente incidenten met de vader, die momenteel gedetineerd is.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie bij de vader. De ouders hebben een complexe scheiding en er is sprake van ernstige communicatieproblemen. De kinderrechter heeft besloten het verzoek van de Raad toe te wijzen, met als doel de veiligheid van de minderjarigen te waarborgen en hen te ondersteunen in hun ontwikkeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433006 / JE RK 25-470
Datum uitspraak: 1 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen: de Raad,
locatie Breda.
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, locatie Eindhoven, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2025;
- het gewijzigd verzoek van Raad, ontvangen op 4 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 april 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een medewerkster namens de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
1.4.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het verzoek van de Raad en het verzoek van de vrouw in de zaak met kenmerk C/02/428903 / FA RK 24-5395 zijn de verzoeken gelijktijdig behandeld. In beide zaken is bij aparte beschikking van heden beslist.
1.5.
De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan hebben zij gebruik gemaakt op 14 april 2025. De kinderrechter heeft de aanwezigen voorgehouden wat de minderjarigen hebben verteld. Zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan. Het geregistreerd partnerschap van de ouders is ontbonden.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het geregistreerd partnerschap van de ouders geboren.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.5.
Bij beschikking van 20 februari 2025, in de zaak die bekend is onder zaaknummer C/02/428906 FA RK 24-5397, heeft de rechtbank bepaald dat de voorlopige zorgregeling is geschorst totdat in de zaak met kenmerk C/02/428903 FA RK 24-5395 een beslissing wordt genomen op het verzoek van de vrouw tot (nadere) vaststelling van de zorgregeling, overeenkomstig het advies van de Raad.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de GI Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg , voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Op 4 april 2025 wijzigt de Raad het verzoek, in die zin dat wordt verzocht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de GI Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Eindhoven voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de Raad, samengevat, het volgende aan. De minderjarigen zijn getuige en mogelijk slachtoffer geweest van huiselijk geweld en drugsgebruik door de vader. Er zijn zorgen over structurele onveiligheid van de minderjarigen. De vader kan snel boos worden en van stemming wisselen en kan daarbij fysiek zijn richting de minderjarigen. Volgens de vader is hij veroordeeld voor kindermishandeling, omdat hij bij [minderjarige 2] een blauw oog heeft veroorzaakt. De minderjarigen hebben verteld dat het gedrag van de vader hen angstig maakt. Daarnaast doet de vader negatieve uitspraken over de moeder en uit hij bedreigingen jegens haar. Naar aanleiding van een incident tussen de vader, de moeder en de stiefvader heeft de vader een straat- en contactverbod opgelegd gekregen. De vader heeft een verplicht reclasseringscontact. Hij zal zich voorlopig eens in de twee weken moeten melden. Hij heeft als bijzondere voorwaarde opgelegd gekregen het meewerken aan diagnostiek en behandeling bij [jeugdzorg] of een andere instelling ter beoordeling van de reclassering. Het (eventueel) middelengebruik van de vader is een onderwerp van gesprek tijdens de meldplichtcontacten.
4.2.
De minderjarigen worden belast met de strijd tussen hun ouders. Tussen hen is sprake van ernstige communicatieproblematiek. De vader ziet niet in wat de strijd tussen de ouders voor de minderjarigen betekent. Hij vindt dat de oorzaak van de problemen bij de moeder ligt. Vanwege de communicatieproblemen kunnen de ouders samen niet tot afspraken komen.
4.3.
De Raad is bezorgd dat wanneer er niets verandert, de veiligheid van de minderjarigen bij de vader niet gewaarborgd kan worden. Door het gedrag van de vader voelen de minderjarigen zich afgewezen. Zij ervaren het gevoel van angst, verwarring en afwijzing. Dit tast het vertrouwen van de minderjarigen in de vader aan. Wanneer de minderjarigen bij de vader zijn, komen zij regelmatig te laat op school en worden zij niet op tijd opgehaald.
4.4.
In het vrijwillig kader is hulpverlening ingezet van [non-profitorganisatie]. Bij [non-profitorganisatie] wordt gezien dat de vader allerlei ideeën heeft over hulpverlening. Ook jegens hulpverlening kan de vader forse uitspraken doen en aanvallend reageren. De vader is wisselend in contact met hulpverlening. Veilig Thuis heeft onvoldoende zicht gekregen op de veiligheid bij de vader, omdat hij onvoldoende meewerkt. Veilig Thuis vindt het nodig dat vader individuele hulp accepteert en hulp krijgt voor zijn (drugs)problematiek. Ondanks eerdere hulpverlening in het vrijwillig kader is er onvoldoende verandering gebracht in de leefomgeving van de minderjarigen. De Raad heeft geen zorgen over de thuissituatie van de moeder. Bij de moeder zijn de minderjarigen veilig.
4.5.
De Raad concludeert dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij zijn onvoldoende veilig in de opvoedsituatie bij de vader, dit vanwege onvoorspelbaar gedrag van de vader, omdat de vader onvoldoende bij de minderjarigen kan aansluiten en de minderjarigen angst en stress ervaren en zij geen vertrouwen hebben in de vader. Hoewel de ouders hulpverlening accepteren, zijn zij niet in staat om
binnen het vrijwillige kader de zorgen weg te nemen. Daarbij komt ook dat er op dit moment geen contact is tussen de man en de minderjarigen. In de afgelopen periode is er veel gebeurd. Hoe het contact tussen de vader en de minderjarigen verder vormgegeven kan worden, moet binnen de ondertoezichtstelling worden bezien.
4.6.
In aanvulling op de in het raadsrapport geformuleerde doelen dient ook als doel te gelden dat de vader hulpverlening krijgt voor zijn eigen problematiek en dient de moeder te worden ondersteund in het vormen van een positief vaderbeeld.
5.
Het standpunt van belanghebbenden en informant
5.1.
Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij zich verzet tegen een ondertoezichtstelling. De moeder heeft er geen vertrouwen meer in dat een ondertoezichtstelling effect zal hebben. Hoewel de moeder in gesprek met de Raad heeft gezegd achter een ondertoezichtstelling te kunnen staan, hebben recente incidenten door de vader hierin verandering gebracht. De vader zit nu gedetineerd. Hij moet in mei 2025 voorkomen. De moeder weet niet welke strafrechtelijke gevolgen de vader zal ondervinden. Mogelijk moet hij voor langere tijd de gevangenis in. Wanneer dat het geval is, heeft een ondertoezichtstelling geen meerwaarde. Daarnaast heeft de vader in een brief en een filmpje op social media de laatste dag van zijn leven aangekondigd, heeft hij een tuinhuisje in brand gestoken en is kennelijk de brandweer uitgerukt omdat hij de gaskraan in de woning open heeft laten staan. Hoewel de moeder de door de Raad beschreven zorgen deelt, heeft zij ook ervaringen uit het verleden. Eerdere ondertoezichtstellingen hebben er niet toe geleid dat de vader heeft meegewerkt aan wat nodig werd geacht. Ook eerder was er geen zicht op de opvoedingssituatie bij de vader. Dit stuk is uiteindelijk bij een eerdere ondertoezichtstelling losgelaten. De moeder hoopt dat er rust komt voor haarzelf en de minderjarigen en dat de juiste hulpverlening kan worden ingezet. Wanneer de kinderrechter besluit om de ondertoezichtstelling te verlenen, is het passend om over een half jaar een toetsmoment te gelasten omdat er daarna duidelijk is of en hoe lang de vader nog gedetineerd is.
5.2.
Door de GI wordt, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad. De GI hoort dat er hulpverlening nodig is voor de minderjarigen en voor de moeder zelf. Zij moeten leren omgaan met het gedrag van de vader. De minderjarigen moeten weerbaar worden gemaakt tegen de vader. De GI ziet in de ondertoezichtstelling voor de moeder een meerwaarde, zodat de GI het stokje van de moeder kan overnemen en er door de GI hulpverlening kan worden ingezet. De moeder wordt daarmee een stuk ontlast. De GI heeft geen wachtlijst. Wanneer tot een ondertoezichtstelling wordt beslist, kan er binnen een week contact worden opgenomen met de ouders.

6.De beoordeling

Oproeping van de vader
6.1.
Allereerst constateert de kinderrechter dat de vader correct is opgeroepen. De oproepingen zijn hem via aangetekende post en gewone post toegestuurd. Uit controle van de gemeentelijke basisadministratie is gebleken dat de vader woonachtig is op het adres waarnaar de oproepingen zijn verzonden.
Wat zegt de wet?
6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
6.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij zijn getuige en mogelijk slachtoffer geweest van huiselijk geweld en drugsgebruik door de vader. Daarbij komt ook dat de minderjarigen opgroeien in een onveilige en gespannen omgeving bij de vader. Zijn gedrag is onvoorspelbaar en dit heeft in het verleden geleid tot fysieke agressie en dreigende uitingen. De vader wisselt snel van emoties en dat leidt tot onduidelijkheid bij de minderjarigen. De vader kan grenzeloze uitspraken doen, ook richting de minderjarigen, en heeft eerder bedreigingen geuit richting de moeder. Dit maakt dat de minderjarigen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd en zij een gevoel van onveiligheid kunnen ervaren.
6.4.
Daarnaast is er onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij de vader. Hij geeft hierin onvoldoende openheid van zaken. Ook mogelijk drugsgebruik kan tot gevaar leiden en voor onveiligheid zorgen. Tijdens de mondelinge behandeling is ter sprake gekomen dat de vader gedetineerd zit, hij zijn tuinhuis in brand heeft gezet en hij gedachten over zelfdoding heeft geuit. Evenals de Raad maakt de kinderrechter zich grote zorgen over de vader en zijn huidige gedrag.
6.5.
Gezien wordt dat de oudercommunicatie ernstig is verstoord en dat de minderjarigen worden belast met de strijd tussen hun ouders. Tussen de ouders is sprake van een complexe scheiding, waarvoor eerder intensieve hulpverlening is ingezet. Ondanks dat er op dit moment geen contact is tussen de ouders, wordt er wel negatief over de andere ouder gepraat waar de minderjarigen bij zijn. De minderjarigen kunnen hierdoor ook geen onbelast contact hebben met hun beide ouders. Op dit moment mogen ouders geen contact met elkaar hebben vanwege een contactverbod. Dit maakt het lastig om afspraken te maken.
6.6.
Hoewel de ouders open staan voor hulpverlening heeft dit in het vrijwillig kader niet geleid tot een verbetering van de situatie. Sterker nog, de problematiek van de vader lijkt te zijn toegenomen. Naar het oordeel van de kinderrechter hebben de ouders een gedwongen kader nodig om verdere stappen te zetten in de hulpverlening. Zonder regievoering van de GI acht de kinderrechter de ouders daartoe niet in staat. Gelet op de huidige situatie is het van belang dat de vader hulp krijgt voor zijn (drugs)problematiek en dient er inzicht te worden verkregen in de (strafrechtelijke) stand van zaken. Immers, dit heeft effect op het contact tussen de vader en de minderjarigen. Hulpverlening in een gedwongen kader zorgt er tevens voor dat de moeder wordt ontlast en de GI de verdere hulpverlening kan organiseren en de contacten met de vader van de moeder over kan nemen. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, hoopt de kinderrechter dat de moeder de ondertoezichtstelling dan ook ervaart als een ontlasting en als een steun in de rug. De kinderrechter is ervan overtuigd dat door regievoering door de GI er voor de moeder, en daarmee voor de minderjarigen, rust en stabiliteit zal ontstaan. De kinderrechter gaat uit van de toezegging van de GI dat er, nu er geen wachtlijst is, voortvarend zal worden opgetreden en er spoedig een jeugdbeschermer aan het gezin zal worden toegewezen.
6.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kinderrechter het verzoek van de Raad zal toewijzen voor de verzochte duur van twaalf maanden. De kinderrechter acht deze termijn passend en neemt daarbij in aanmerking dat er langdurige inzet van hulpverlening nodig is.
Doelen
6.8.
Als doelen waaraan binnen de ondertoezichtstelling gewerkt dient te worden, worden aangemerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] durven hun gevoelens en behoeften uit te spreken naar de vader;
- De vader kan aansluiten bij de behoeften en belevingswereld van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- Er wordt geluisterd naar de behoeften van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wat betreft het contact met hun vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten het gevoel hebben dat ze onbelast contact kunnen hebben met beide ouders;
- Ouders moeten afspraken met elkaar kunnen maken, zonder dat de kinderen hier mee belast worden;
- De vader werkt aan zijn persoonlijke problematiek en hij ontvangt hiervoor hulpverlening;
- Er komt zicht op de strafrechtelijke zaken van de vader en wat dit betekent voor het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- De moeder wordt ondersteund om bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een positief vaderbeeld te creëren.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6.10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, locatie Eindhoven, met ingang van 1 mei 2025 tot 1 mei 2026;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.