ECLI:NL:RBZWB:2025:2678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
24/7444 Wajong
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van eiser met psychische klachten

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak van eiser, die een Wajong-uitkering aanvroeg. Eiser had eerder aanvragen ingediend die door het UWV waren afgewezen, omdat hij volgens hen arbeidsvermogen had. Eiser stelde dat zijn psychische klachten, in combinatie met een progressieve aandoening, hem belemmerden in zijn arbeidsparticipatie. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser geen recht had op de Wajong-uitkering. De rechtbank constateerde een onderzoeks- en motiveringsgebrek in het besluit van het UWV en gaf het UWV de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De rechtbank stelde een termijn van zes weken in voor het UWV om een verzekeringsarts b&b te laten beoordelen of de psychische klachten van eiser in de relevante periode leidden tot verlies van arbeidsvermogen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7444 Wajong

tussenuitspraak van 1 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 september 2024 (het bestreden besluit) van het UWV over de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn moeder, de gemachtigde van eiser, en mr. M. Duric als gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Feiten en omstandigheden

1. Eiser, geboren op [geboortedag] 2001 (18e verjaardag: [geboortedag] 2019), heeft op 27 november 2020 bij het UWV een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend, ter verkrijging van een Wajong-uitkering. Met een besluit van 9 februari 2021 heeft het UWV die aanvraag afgewezen. Geconcludeerd is dat eiser arbeidsvermogen heeft.
Op 1 december 2021 heeft eiser wederom een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Met een besluit van 22 december 2021 heeft het UWV ook die aanvraag afgewezen. Het UWV blijft bij de beslissing van 9 februari 2021.
Ook op 23 augustus 2022 heeft eiser een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Deze aanvraag is met het primaire besluit van 18 oktober 2022 afgewezen. Het UWV blijft nog steeds bij de beslissing van 9 februari 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens het UWV is er geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat moet worden teruggekomen op het besluit van 9 februari 2021. Ook is er geen sprake van verlies aan arbeidsvermogen in de vijf jaar na eisers 18e verjaardag, aldus het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om een Wajong-uitkering aan eiser toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daarvan onderdeel uit.
Medisch onderzoek
4. Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
5. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiser een medische aandoening heeft waardoor hij vanaf zijn 18e verjaardag beperkingen voor arbeid heeft. Bij de eerdere beoordeling is geconcludeerd dat eiser desondanks beschikt over arbeidsvermogen. Eiser stelt nu dat sprake is van verslechtering van zijn medische situatie. Zijn fysieke klachten worden veroorzaakt door een progressieve aandoening (spierdystrofie). De duurzaamheid van de beperkingen die daaruit voortvloeien staat niet ter discussie. Eisers psychische klachten zijn, ook al bestaan deze sinds de kindertijd, niet duurzaam omdat er diverse behandelmogelijkheden voor bestaan. Deze behandelingen hebben zelfs tijdens de bezwaarprocedure plaatsgevonden. De duurzaamheid staat in de Wajong-beoordeling echter niet ter discussie omdat eiser arbeidsvermogen heeft. Hij is zijn arbeidsvermogen niet verloren. Daarop werpt de overgelegde informatie geen ander licht. Ook uit de gegevens van de intelligentietest blijkt niet dat sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. Eiser scoort op werkgeheugen een laag begaafde score en op verwerkingssnelheid een beneden gemiddeld niveau. Andere scores zijn gemiddeld. Er is dus geen sprake van zwakbegaafdheid, zeker niet van een dermate lage intelligentie dat van volledige arbeidsongeschiktheid kan worden gesproken.
Standpunt eiser
6. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het rapport van de verzekeringsarts b&b niet concludent is en niet consistent, omdat deze niet in lijn is met eerdere medische oordelen. Afgaand op de rapportage van de verzekeringsarts van januari 2021 in het kader van de eerste Wajong-aanvraag ging hij ‘met de hakken over de sloot’ voor wat betreft de vraag of sprake was van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts b&b gaat hier niet op in. Als gekeken wordt naar de medische informatie uit de periode 2021-2022, dan blijkt van een ernstig verslechterd beeld. De psychische problematiek speelt al lange tijd en neemt toe, nog los van het progressieve beeld van zijn ziekte en de verslechtering van zijn somatische klachten. De afwezigheid van arbeidsvermogen is daarmee een gegeven. Verder merkt eiser op dat hij anderhalf jaar geleden is gestopt met Prednison vanwege de impact daarvan op zijn psychische gesteldheid. Daardoor is zijn fysieke gesteldheid verder verslechterd. Volgens eiser is er geen sprake (meer) van arbeidsvermogen, welke situatie gezien het progressieve beloop van zijn ziekte ook duurzaam is.
Standpunt UWV
7. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van nieuwe informatie die reden geeft om terug te komen op de eerdere afwijzing van 9 februari 2021. De verzekeringsarts b&b heeft daarnaast geconcludeerd dat er in de vijf jaar na de 18e verjaardag van eiser geen sprake is van verlies aan arbeidsvermogen als gevolg van toegenomen beperkingen vanuit dezelfde ziekteoorzaak. Eiser wordt niet gevolgd in de stelling dat het standpunt van de verzekeringsarts b&b niet concludent en consistent is. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat alle informatie is betrokken bij de medische heroverweging in bezwaar. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiser onveranderd ten minste vier uur per dag belastbaar en in staat om één uur aaneengesloten te werken.
Overwegingen rechtbank
8. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). [1]
9. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij met zijn aanvraag niet heeft beoogd dat teruggekomen wordt van het besluit van 9 februari 2021, maar dat hij een beroep doet op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het gaat hier dus om een Amberbeoordeling.
10. Van een Ambersituatie is sprake als een betrokkene in de vijf jaar na zijn 18e verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen heeft en dat ontbreken van arbeidsvermogen voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als waardoor hij op zijn 18e verjaardag al beperkingen had. In het geval van eiser zou het gaan om beoordeling van de periode van [geboortedag] 2019 tot en met [geboortedag] 2024. Over de periode van [geboortedag] 2019 tot 9 februari 2021 is echter al een oordeel gegeven in het kader van eisers eerste Wajong-aanvraag. Partijen hebben ter zitting desgevraagd bevestigd dat de te beoordelen periode in dit geval loopt van 9 februari 2021 tot en met 23 augustus 2022 (datum van de aanvraag in deze procedure).
11. Voor wat betreft de fysieke klachten die eiser heeft door zijn aandoening geldt dat de verzekeringsarts b&b hier zelf onderzoek naar heeft gedaan. De bevindingen uit dat onderzoek en de aanwezige medische informatie op dat vlak zijn in de beoordeling meegenomen. Hieruit kan niet afgeleid worden dat de eisers fysieke klachten dusdanig zijn verslechterd dat daardoor het arbeidsvermogen verloren is gegaan. Daarnaast heeft eiser de stelling dat zijn fysieke gesteldheid is verslechterd doordat hij is gestopt met Prednison niet met stukken onderbouwd.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser voor de hoorzitting in bezwaar een brief van [revalidatiearts] van 26 april 2024 heeft overgelegd. Dit stuk is niet kenbaar bij de beoordeling betrokken door de verzekeringsarts b&b, aangezien zij hiervan geen melding maakt in haar rapport. In deze brief geeft de revalidatiearts aan dat de vraag of eiser in augustus 2022 voor vier uur per dag belastbaar was in arbeid alleen beoordeeld kan worden op basis van de beschikbare gegevens, waarbij de combinatie van psychische problemen en verminderd uithoudingsvermogen bij eiser een grote rol spelen. Eiser was in die periode niet belastbaar voor oefentherapie, aldus de revalidatiearts. Op deze informatie van de revalidatiearts heeft de verzekeringsarts b&b niet gereageerd.
13. De rechtbank acht daarnaast van belang dat de verzekeringsarts in januari 2021 (ten behoeve van het besluit van 9 februari 2021) heeft gerapporteerd dat er bij eiser sprake was van lichte psychische klachten. Bij de onderhavige aanvraag heeft eiser een brief van [revalidatiearts] van 22 juni 2022 overgelegd, waarin hij eiser verwijst naar de polikliniek psychiatrie in verband met forse angstklachten. Op dat moment stonden eisers angstklachten dusdanig op de voorgrond dat er geen ingang was voor revalidatiebehandeling, aldus de revalidatiearts. Ook heeft eiser een brief van [psychiater] van 11 augustus 2022 overgelegd waarin staat dat eisers angstklachten zeer ernstig zijn en hem belemmeren in zijn gehele functioneren. Zelf naar buiten gaan was in dat stadium absoluut niet mogelijk. Een intensief behandeltraject zou daarom worden opgestart. Naar het oordeel van de rechtbank schetst dit een ander beeld van de ernst van de psychische klachten van eiser in de te beoordelen periode. De verzekeringsarts b&b benoemt deze stukken wel in haar rapportage, maar gaat verder niet op de informatie in. De verzekeringsarts b&b volstaat met de conclusie dat eiser zijn arbeidsvermogen niet is verloren en dat de overgelegde informatie geen ander licht daarop werpt.
14. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een onderzoeks- en motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
15. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om een verzekeringsarts b&b te laten beoordelen of de psychische klachten van eiser (naast de aanwezige fysieke beperkingen) in de periode van 9 februari 2021 tot en met 23 augustus 2022 leiden tot de conclusie dat eiser het arbeidsvermogen is verloren en zo ja, of deze situatie duurzaam is. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
16. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 1 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: wettelijk kader

Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b.na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, vierde lid
Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Artikel 1a:1, achtste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a, eerste lid
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.