ECLI:NL:RBZWB:2025:2681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11599074 VV EXPL 25-18 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot een werknemer en zijn nieuwe werkgever

In deze zaak heeft de werknemer, die in dienst was bij Autobedrijf Van Mossel B.V., een kort geding aangespannen om schorsing van een overeengekomen concurrentiebeding te vorderen. De werknemer was per 1 september 2022 in dienst getreden en had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 maart 2025, met de intentie om bij een nieuwe werkgever aan de slag te gaan. Van Mossel voerde aan dat het concurrentiebeding van toepassing was en dat de werknemer niet mocht overstappen naar de nieuwe werkgever. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vordering en dat er voldoende kans was dat het concurrentiebeding in een bodemprocedure gedeeltelijk vernietigd zou worden. De kantonrechter heeft daarom de vordering van de werknemer toegewezen en het concurrentiebeding gedeeltelijk geschorst, zodat de werknemer zijn werkzaamheden bij de nieuwe werkgever mocht aanvaarden. Van Mossel is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werknemer geen recht had op een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW, omdat er geen sprake was van slecht werkgeverschap.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11599074 \ VV EXPL 25-18
Vonnis in kort geding van 24 april 2025
in de zaak van
[de werknemer],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de werknemer] ,
gemachtigde: mr. M. Voogt,
tegen
AUTOBEDRIJF VAN MOSSEL B.V.,
te Waalwijk,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Van Mossel,
gemachtigde: mr. N. Mauer.

1.De zaak in het kort

Partijen hebben een geschil over de toepasselijkheid en vernietigbaarheid van een overeengekomen concurrentiebeding. [de werknemer] vordert als werknemer in dit kort geding schorsing van het concurrentiebeding. Vooruitlopend op een aannemelijke (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding in een eventuele bodemprocedure zal de kantonrechter de schorsingsvordering in die zin toewijzen dat het [de werknemer] wordt toegestaan om zijn werkzaamheden bij [de nieuwe werkgever] aan te vangen. Hieronder legt de kantonrechter dit voorlopige oordeel nader uit.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- de mondelinge behandeling van 2 april 2025
- de pleitnota van [de werknemer]
- de pleitnota van Van Mossel.

3.De feiten

3.1.
Van Mossel is onderdeel van de Van Mossel Automotive Group. Deze groep voert onder meer dealerbedrijven van verschillende automerken, schadeherstelbedrijven en leasebedrijven.
3.2.
[de werknemer] is op 1 september 2022 bij Van Mossel in dienst getreden als [functie 1] . Per 1 september 2023 is de functie van [de werknemer] gewijzigd naar [functie 2] . [de werknemer] was werkzaam op de vestiging van Van Mossel [autotype 1] [locatie] . Het laatst verdiende loon van [de werknemer] bedroeg € 4.668,74 bruto per maand.
3.3.
Tussen partijen is – bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst en bij het wijzigen van de functie – een concurrentiebeding overeengekomen. De laatste versie van het concurrentiebeding luidt als volgt:

Artikel 1. Beperkende bedingen
Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever niet toegestaan om direct
dan wel indirect, tegen vergoeding dan wel om niet:
a.concurrentiebeding
werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die vergelijkbaar is met, aanverwant is aan en/of anderszins concurreert met de onderneming van werkgever, (mede) leiding te geven aan een dergelijke onderneming en/of daarin een aandeel van welk aard dan ook te hebben. Dit beding is daarbij beperkt tot dergelijke ondernemingen voor zover die hun activiteiten uitoefenen binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging van werkgever waar werknemer regulier werkzaam is;
(…)
Dit beding geldt tijdens het dienstverband en ook gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de dag dat het dienstverband eindigt (om welke reden dan ook).
(…)
Artikel 3. Boetebeding
Indien werknemer het bepaalde in artikel 1 en/of 2 overtreedt, verbeurt werknemer ten gunste van werkgever een direct opeisbare boete van € 5.000,00 per overtreding en van
€ 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan waarop de overtreding voortduurt. De boete doet niet af aan het recht van werkgever om nakoming te verlangen en/of schadevergoeding te vorderen.
3.4.
Op 23 januari 2025 heeft [de werknemer] zijn arbeidsovereenkomst met Van Mossel opgezegd per 1 maart 2025. [de werknemer] was op dat moment voornemens om aansluitend bij [de nieuwe werkgever] B.V. (hierna te noemen: [de nieuwe werkgever] ) in dienst te treden op de vestiging van [de nieuwe werkgever] te [plaats 2] .
3.5.
Partijen verschillen van mening over reikwijdte en de de vernietigbaarheid van het concurrentiebeding. (De gemachtigden van) partijen hebben hierover gecorrespondeerd, maar dat heeft niet tot een oplossing geleid.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[de werknemer] vordert – samengevat – schorsing van het concurrentiebeding en veroordeling van Van Mossel tot het betalen van een voorschot op een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW.
4.2.
Van Mossel voert verweer. Van Mossel concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [de werknemer] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [de werknemer] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [de werknemer] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
Van Mossel vordert – samengevat – om [de werknemer] te verbieden het concurrentiebeding te overtreden.
4.5.
[de werknemer] voert verweer. [de werknemer] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Van Mossel, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Van Mossel, met veroordeling van Van Mossel in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Toetsingskader kort geding
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [de werknemer] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de aard van de vordering meebrengt dat [de werknemer] een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Van Mossel voert nog aan dat [de werknemer] zich tegenover [de nieuwe werkgever] kan beroepen op loondoorbetaling op grond van artikel 7:628 BW. Zij wijst in dat kader op een e-mailbericht van 27 februari 2025 waarin staat dat [de nieuwe werkgever] op de hoogte is van het concurrentiebeding tussen [de werknemer] en Van Mossel. Dat maakt het oordeel van de kantonrechter echter niet anders, mede omdat uit datzelfde e-mailbericht ook volgt dat [de nieuwe werkgever] ervan uitgaat dat [plaats 2] buiten het geografische bereik van het concurrentiebeding valt.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
In het kader van de inhoudelijke beoordeling zal de kantonrechter de volgende vragen beantwoorden:
- Is er sprake van een rechtsgeldig concurrentiebeding?
- Vallen de werkzaamheden die [de werknemer] bij [de nieuwe werkgever] wil gaan uitoefenen onder het concurrentiebeding?
- Is er aanleiding om het concurrentiebeding te schorsen, vooruitlopend op een aannemelijke (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding in een bodemprocedure?
Concurrentiebeding geldig?
5.4.
Vooralsnog is de kantonrechter van oordeel dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is. In artikel 7:653 lid 1 BW is bepaald dat een concurrentiebeding alleen geldig is als a) de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en b) het concurrentiebeding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer. Aan deze vereisten is voldaan. Immers, uit productie 1 bij dagvaarding blijkt dat [de werknemer] voor onbepaalde tijd in dienst was van Van Mossel. Bovendien is het concurrentiebeding schriftelijk overeengekomen en was [de werknemer] op dat moment meerderjarig.
Werkzaamheden onder het concurrentiebeding?
5.5.
Verder is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat de werkzaamheden die [de werknemer] bij [de nieuwe werkgever] wil gaan uitoefenen onder het concurrentiebeding vallen. Immers, Van Mossel en [de nieuwe werkgever] zijn in ieder geval op bepaalde gebieden concurrenten van elkaar. Weliswaar is Van Mossel een [autotype 1] dealer, terwijl [de nieuwe werkgever] een [autotype 2] dealer is, maar dat een klant overstapt tussen die merken is allerminst ondenkbaar. Bovendien verkopen zowel Van Mossel als [de nieuwe werkgever] occasions van andere merken, waarbij ook overlap bestaat.
5.6.
[de werknemer] heeft nog aangevoerd dat [de nieuwe werkgever] buiten het geografische bereik van het concurrentiebeding valt. In dat kader voert [de werknemer] aan dat de reisafstand tussen Van Mossel [locatie] en [de nieuwe werkgever] ruim 70 kilometer is. Echter, het geografische bereik is in het concurrentiebeding als volgt omschreven: “
binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging van werkgever waar werknemer regulier werkzaam is”. Tussen partijen is niet in geschil dat de straal tussen Van Mossel [locatie] en [de nieuwe werkgever] 46,39 km bedraagt, oftewel minder dan 50 kilometer. Er zijn vooralsnog geen (voldoende) aanwijzingen dat het geografische bereik van het concurrentiebeding anders uitgelegd moet worden. Daarom gaat de kantonrechter er in dit kort geding van uit dat de werkzaamheden die [de werknemer] bij [de nieuwe werkgever] wil gaan uitoefenen onder het concurrentiebeding vallen.
Schorsing concurrentiebeding vooruitlopend op vernietiging?
5.7.
De kantonrechter ziet aanleiding om het concurrentiebeding gedeeltelijk te schorsen. Daarom zal de kantonrechter het concurrentiebeding schorsen, maar alleen zodanig dat het [de werknemer] (voorlopig) is toegestaan zijn werkzaamheden bij [de nieuwe werkgever] aan te vangen. Hieronder zal de kantonrechter deze beslissing uitleggen.
5.8.
In een bodemprocedure kan de rechter het concurrentiebeding (gedeeltelijk) vernietigen als “
in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld [1] ”. De kantonrechter oordeelt het op grond van het volgende redenen aannemelijk dat de bodemrechter het concurrentiebeding gedeeltelijk zal vernietigen.
5.9.
Een concurrentiebeding strekt alleen ter bescherming van het bedrijfsdebiet van een werkgever. Hierbij kan volgens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedacht worden aan de bescherming van “
afzetmogelijkheden van een bedrijf op grond van goodwill, bijzondere kennis en inzichten (knowhow) en de zakelijke relaties. [2] ” Volgens Van Mossel heeft [de werknemer] (bijzondere) kennis van haar (aftersales-)werkwijze waardoor bij een overstap van [de werknemer] naar [de nieuwe werkgever] het bedrijfsdebiet van Van Mossel wordt aangetast. Echter, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter heeft Van Mossel de aantasting van haar bedrijfsdebiet onvoldoende aannemelijk gemaakt. Van Mossel heeft gewezen op de kennis die [de werknemer] heeft opgedaan van de bedrijfsstrategie en bedrijfsprocessen van Van Mossel, maar deze kennis is naar het oordeel van de kantonrechter te algemeen en te weinig toegespitst op de functie van [de werknemer] als [functie 2] . Op het gebied van aftersales wijst Van Mossel nog op de kennis die [de werknemer] heeft over het service buddy systeem van Van Mossel, maar hoe dit het bedrijfsdebiet van Van Mossel schendt heeft Van Mossel naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter in deze procedure onvoldoende geconcretiseerd. Daarbij is van belang dat het moet gaan om bijzonder kennis. Het is immers gebruikelijk dat een werknemer bij de ene werkgever kennis en ervaring opdoet, die hij bij een volgende werkgever kan gebruiken. Dat is nog niet voldoende om een aantasting van het bedrijfsdebiet aan te nemen. Daarvoor is vereist dat de betreffende werknemer op de hoogte is van essentiële en specifieke informatie die de volgende werkgever kan gebruiken in de concurrentiestrijd met de vorige werkgever. De kantonrechter oordeelt het vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat hiervan sprake is.
5.10.
Voor zover de bodemrechter van oordeel is dat het bedrijfsdebiet van Van Mossel wel in enige mate wordt aangetast, geldt het volgende.
Uit het onder 4.8 weergegeven criterium volgt dat de bodemrechter bij de beoordeling van een vordering tot vernietiging van een concurrentiebeding een belangenafweging moet maken.
Van Mossel heeft in dit verband verwezen naar haar concurrentiepositie. Het belang van Van Mossel is om haar concurrentiepositie zo sterk mogelijk te maken. Van Mossel heeft daarbij aangegeven dat zij zich toelegt op schaalvergroting en dat zij niet zozeer de vrees heeft dat zij klanten verliest aan [de nieuwe werkgever] , maar dat het voor haar moeilijker wordt om klanten bij [de nieuwe werkgever] weg te halen.
De kantonrecht overweegt dat daar tegen over staat het belang van [de werknemer] om gebruik te maken van het grondrecht op een vrije arbeidskeuze [3] . Bovendien heeft [de werknemer] bij een overstap naar [de nieuwe werkgever] een aanzienlijke vermindering van reistijd. Verder is in het kader van de belangenafweging relevant dat [de nieuwe werkgever] maar net (3,61 kilometer) binnen de overeengekomen straal van 50 kilometer vanaf Van Mossel [locatie] valt. Daar komt nog bij dat de voor (potentiële) klanten relevante reisafstand ruim verder is dan 50 kilometer. Dat beperkt de mogelijke aantasting van de concurrentiepositie van Van Mossel aanzienlijk. Bovendien speelt een aantasting van de concurrentiepositie bij een [functie 2] in mindere mate dan bij bijvoorbeeld een verkoper. Dat geldt temeer nu Van Mossel [locatie] en [de nieuwe werkgever] zich in hoofdzaak richten op andere merken. Al met al verminderden deze omstandigheden de kans dat de overstap van [de werknemer] naar [de nieuwe werkgever] Van Mossel klanten kost, terwijl [de werknemer] zwaarwegende belangen heeft om bij [de nieuwe werkgever] aan de slag te gaan.
Conclusie
5.11.
Concluderend is de kantonrechter vooralsnog van oordeel dat de belangenafweging van artikel 7:653 lid 3 aanhef en onder b. BW in het voordeel van [de werknemer] zal uitpakken. Daarop vooruitlopend zal de kantonrechter de schorsingsvordering op de in de beslissing weergegeven wijze toewijzen. Daarbij benadrukt de kantonrechter dat dit slechts een voorlopige voorziening is, waaraan de bodemrechter niet gebonden is en waarvan hoger beroep ingesteld kan worden.
5.12.
Dat [de werknemer] recht heeft op een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW heeft [de werknemer] naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat Van Mossel bezwaar maakt tegen de indiensttreding van [de werknemer] bij [de nieuwe werkgever] levert geen slecht werkgeverschap op. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn als Van Mossel misbruik maakt van recht, maar daarvan is niet gebleken. Daarom zal het in deze procedure gevorderde voorschot op een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW afgewezen worden.
5.13.
Van Mossel is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de werknemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.354,04
in reconventie
5.14.
De vordering in reconventie houdt in grote mate verband met de vordering in conventie, in die zin dat de vorderingen als het ware elkaars spiegelbeeld zijn. Het feit dat de schorsingsvordering in conventie zal worden toegewezen, brengt dan ook mee dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
5.15.
Van Mossel is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [de werknemer] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
407,00
(factor 0,5 × 814,00)
Totaal
407,00

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding gedeeltelijk, in die zin dat het [de werknemer] is toegestaan om zijn werkzaamheden bij [de nieuwe werkgever] aan te vangen,
6.2.
veroordeelt Van Mossel in de proceskosten van € 1.354,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van Van Mossel af,
6.6.
veroordeelt Van Mossel in de proceskosten van € 407,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
6.7.
veroordeelt Van Mossel tot betaling van de kosten van betekening als Van Mossel niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:653 lid 3 onder b. BW
2.Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1196
3.Artikel 19 lid 3 GW