ECLI:NL:RBZWB:2025:2685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
432021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opname convenant in beschikking voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen. De partijen, een vrouw en een man, hebben een convenant opgesteld en verzocht om dit convenant op te nemen in een beschikking. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afspraken in het convenant zich niet lenen voor opname in het dictum van de beschikking, zoals vereist door artikel 822 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft de verzoeken van partijen afgewezen, waarbij zij opmerkte dat de gemaakte afspraken wel bindend zijn voor de partijen onderling. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open, en enkel cassatie in het belang der wet kan worden ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Van Triest, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. Krijger-de Keuning.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/432021 FA RK 25-822
datum uitspraak: d.d. 25 april 2025
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.J. Jurgers te Bergen op Zoom,
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 20 februari 2025 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de brief d.d. 10 maart 2025 van mr. Jurgers;
- de brief d.d. 11 maart 2025 van mr. Baas;
- het F9-formulier d.d. 25 maart 2025 van mr. Baas met het door partijen ondertekende convenant;
- het F9-formulier d.d. 26 maart 2025 namens mr. Jurgers.
1.2. De mondelinge behandeling van de zaak op 20 maart 2025 heeft op verzoek van partijen ter bevordering van hun mediationtraject geen doorgang gevonden.

2.De verzoeken en de beoordeling daarvan

2.1.
Uit genoemde F9-formulieren van 25 maart 2025 van mr. Baas en 26 maart 2025 van mr. Jurgers, blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Zij hebben een convenant voorlopige regelingen opgemaakt en beide partijen verzoeken thans het convenant op te nemen in de beschikking voorlopige voorzieningen.
2.2.
De rechtbank overweegt dat de afspraken zoals neergelegd in het door partijen opgemaakte convenant zich niet lenen voor opname in het dictum van deze beschikking, zulks gelet op de limitatieve opsomming van de te treffen voorlopige voorzieningen in artikel 822 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Dit laat echter onverlet dat de gemaakte afspraken voor partijen onderling bindend zijn.
2.3.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de verzoeken afwijzen.
2.4.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open. Ingevolge artikel 824 lid 1 Rv kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

3.De beslissing

3.1.
wijst af het verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025 in tegenwoordigheid van mr. Krijger-de Keuning, griffier.