ECLI:NL:RBZWB:2025:2692
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende rolstoelvoorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2025, in de zaak met nummer BRE 23/11885, heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van VGZ Zorgkantoor B.V. in de proceskosten afgewezen. Verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen een besluit van het Zorgkantoor van 30 oktober 2023, omdat zij inmiddels beschikte over een passende rolstoel. De rechtbank heeft het Zorgkantoor de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het Zorgkantoor stelde dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overwoog dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank moest echter vaststellen of het Zorgkantoor daadwerkelijk aan verzoekster was tegemoetgekomen. Het Zorgkantoor had een rolstoel gevonden die geschikt was voor verzoekster, maar dit werd niet als tegemoetkoming aan het beroep beschouwd, omdat er geen directe relatie was tussen de gronden van het beroep en de handeling van het bestuursorgaan. De rechtbank concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en wees het af.
De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.