In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een minderjarige betrokkene, geboren in 2006. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat, en verschillende zorgverleners zijn gehoord. De betrokkene verblijft in een crisisopvang en heeft te maken met ernstige psychische problemen, waaronder suïcidaliteit en hechtingsproblematiek. De behandelende artsen hebben aangegeven dat de betrokkene acuut suïcidaal is en dat er een aanzienlijk risico op levensgevaar bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met het rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.