ECLI:NL:RBZWB:2025:2718

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/3645
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van 7 mei 2025 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, die op 27 februari 2024 het bezwaar van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond verklaarde. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 13 augustus 2023 omstreeks 13:43 uur geparkeerd stond aan de Ring te Burgh-Haamstede zonder dat er een zichtbaar geldig parkeerkaartje achter de voorruit lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de verschuldigde belasting niet is betaald. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een zichtbaar parkeerkaartje voldoende bewijs vormt voor de heffingsambtenaar om de naheffingsaanslag op te leggen. De belanghebbende heeft wel een parkeerkaartje overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende bewijs is, omdat er geen directe link tussen het kaartje en de belanghebbende kan worden aangetoond. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/3645

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 februari 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 1 mei 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met kenteken [kenteken] stond op 13 augustus 2023 omstreeks 13:43 uur stil aan de Ring te [plaats].
2.1.
Aan belanghebbende is op 2 september 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 74,90 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2 en € 72,90 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
4. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening parkeerbelastingen Schouwen-Duiveland 2023 (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Overwegingen
5. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 13 augustus 2023 omstreeks 13:43 uur geparkeerd stond aan de Ring te Burgh-Haamstede en dat deze locatie door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
5.1.
Naheffing is alleen mogelijk indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, waardoor te weinig belasting is geheven. [1] Van belang is dus of de verschuldigde belasting is betaald en niet of op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan. [2] Het enkele feit dat een parkeerticket niet zichtbaar achter de voorruit lag, is dus onvoldoende voor het opleggen van een naheffingsaanslag. De bewijslast dat de verschuldigde belasting niet is betaald ligt bij de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft het brondocument overgelegd waarin wordt aangegeven dat is geparkeerd zonder zichtbaar geldig kaartje en fotomateriaal is bijgevoegd waarop geen parkeerkaartje in de auto zichtbaar is. Nu het parkeerkaartje het bewijs vormt dat de parkeerbelasting is voldaan en dit parkeerkaartje ontbrak, althans niet zichtbaar was, heeft de heffingsambtenaar voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan. Daartegenover staat dat belanghebbende de mogelijk heeft om tegenbewijs aan te dragen.
5.2.
Belanghebbende stelt dat hij de verschuldigde parkeerbelasting wel degelijk heeft voldaan en heeft daarbij een parkeerkaartje overgelegd. Echter, de rechtbank volgt het standpunt van de heffingsambtenaar dat het door belanghebbende achteraf overleggen van een parkeerkaartje op zichzelf onvoldoende bewijs vormt dat belanghebbende heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de parkeerbelasting, doordat een directe link tussen het overgelegde parkeerkaartje en belanghebbende ontbreekt. De rechtbank kan hierdoor niet uitsluiten dat het parkeerkaartje op andere wijze – bijvoorbeeld door een derde - is verkregen. Dit betekent dat meer nodig is dan het enkel achteraf overleggen van een parkeerkaartje om de rechtbank ervan te overtuigen dat aan de betalingsverplichting is voldaan. Nu door belanghebbende echter geen aanvullend bewijs is ingebracht, zoals bijvoorbeeld een bankafschrift van belanghebbende dat overeenkomt met de pinbetaling op het parkeerkaartje, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de verplichting om parkeerbelasting te betalen is voldaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 7 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2.Hoge Raad 11 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1593.