In deze uitspraak van 7 mei 2025 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, die op 27 februari 2024 het bezwaar van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond verklaarde. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 13 augustus 2023 omstreeks 13:43 uur geparkeerd stond aan de Ring te Burgh-Haamstede zonder dat er een zichtbaar geldig parkeerkaartje achter de voorruit lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de verschuldigde belasting niet is betaald. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een zichtbaar parkeerkaartje voldoende bewijs vormt voor de heffingsambtenaar om de naheffingsaanslag op te leggen. De belanghebbende heeft wel een parkeerkaartje overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende bewijs is, omdat er geen directe link tussen het kaartje en de belanghebbende kan worden aangetoond. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.