In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om tijdelijke voogdij over een minderjarige, na het overlijden van de moeder. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige uitoefende, is op 27 januari 2025 overleden. De vader is onbekend. De moeder had in een testament aangegeven dat mevrouw [naam] als voogd zou worden aangewezen, maar zij is momenteel niet in staat om deze rol te vervullen. Hierdoor is er een gezagsvacuüm ontstaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant tijdelijk als voogd aan te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat alle belanghebbenden achter dit verzoek staan en dat het noodzakelijk is om een voogd te benoemen die belangrijke beslissingen kan nemen over de minderjarige. De kinderrechter heeft het verzoek toegewezen en de GI benoemd tot tijdelijk voogd, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.