ECLI:NL:RBZWB:2025:2721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
C/02/431853
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tijdelijke voogdij na overlijden van de moeder met onbekende vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om tijdelijke voogdij over een minderjarige, na het overlijden van de moeder. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige uitoefende, is op 27 januari 2025 overleden. De vader is onbekend. De moeder had in een testament aangegeven dat mevrouw [naam] als voogd zou worden aangewezen, maar zij is momenteel niet in staat om deze rol te vervullen. Hierdoor is er een gezagsvacuüm ontstaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant tijdelijk als voogd aan te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat alle belanghebbenden achter dit verzoek staan en dat het noodzakelijk is om een voogd te benoemen die belangrijke beslissingen kan nemen over de minderjarige. De kinderrechter heeft het verzoek toegewezen en de GI benoemd tot tijdelijk voogd, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431853 / FA RK 25-748
Datum uitspraak: 28 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over voogdij
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Zeeland-West-Brabant, Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2023 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam] ,geboren op [geboortedag 2] 1980 te [geboorteplaats 2] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: mevrouw [naam] of testamentair voogd,
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Brabant Etten-Leur,
hierna te noemen de GI.,
gevestigd te Etten-Leur,
[grootmoeder (mz)] ,
hierna te noemen: grootmoeder (moederszijde),
wonende te [woonplaats 2] ,
[de oom (mz)] ,
hierna te noemen: de oom (moederszijde),
wonende te [woonplaats 2] ,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- het schriftelijke verzoek van de Raad met bijlagen, ontvangen op 6 februari 2025.

2.De feiten

2.1.
[de moeder] , geboren op [geboortedag 3] 1985 te [geboorteplaats 3] , is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De moeder is op 27 januari 2025 te Bergen op Zoom, overleden.
2.3.
De vader van [minderjarige] is onbekend.
2.4.
Op 23 maart 2023 is door de moeder vastgelegd dat zij wenst dat na haar overlijden mevrouw [naam] als voogd zou worden aangewezen over [minderjarige] .
2.5.
[minderjarige] verblijft sinds 17 december 2024 bij grootmoeder en oom (moederszijde).

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de GI te belasten met de (tijdelijke) voogdij over [minderjarige] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
In de overgelegde stukken en tijdens de zitting brengt de Raad -kort samengevat- ter onderbouwing van het verzoek het volgende naar voren. De Raad acht het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer wordt aangesteld die zal worden belast met de (tijdelijke) voogdij over [minderjarige] . De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . Vader is onbekend. De moeder is op 27 januari 2025, na een suïcidepoging medio december 2024, overleden. Uit het gezagsregister volgt dat op 29 maart 2023 is vastgelegd dat de moeder wenste dat na haar overlijden mevrouw [naam] als voogd zou worden toegewezen over [minderjarige] . Mevrouw [naam] begeeft zich momenteel in een roerige periode in haar privésituatie waarbij zij zelf veel ballen in de lucht moet houden. Dit maakt dat zij op dit moment niet in staat is om uitvoering te geven aan de wens van de moeder met betrekking tot de aanvaarding van de voogdij, maar dit op een later moment wil aanvaarden. Hierdoor is er op dit moment niemand die belangrijke (gezags)beslissingen over [minderjarige] kan nemen en is er een gezagsvacuüm ontstaan. [minderjarige] woont feitelijk al sinds 17 december 2024 bij grootmoeder en oom. Deze situatie is voor nu prima, maar niet houdbaar voor de langere termijn. De oom werkt veel in wisselende ploegendiensten en is niet altijd thuis. De zorg voor [minderjarige] komt dan op grootmoeder neer. Gelet op haar leeftijd en haar gezondheid vraagt dit (lichamelijk) teveel van de grootmoeder. De grootmoeder en de oom hebben alle vertrouwen in mevrouw [naam] als voogd. De Raad onderschrijft dit vertrouwen en heeft er ook vertrouwen in dat mevrouw [naam] geschikt is al beoogd voogd. Het is echter belangrijk dat er tot het moment van aanvaarding (gezags)beslissingen over [minderjarige] kunnen worden genomen en dat er praktische zaken geregeld kunnen worden. Ook om de familie en mevrouw [naam] te ontlasten en hun goede band te behouden. Daarnaast dient er te onderzocht te worden wat de beste plek is voor [minderjarige] om op te groeien, met daarbij de wensen van de grootmoeder, de oom en mevrouw [naam] in acht genomen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank – indien van de ouders diegene overlijdt die het gezag over de kinderen alleen uitoefent – bepalen dat de overlevende ouder of een derde met het gezag over de kinderen wordt belast. De moeder oefende alleen het gezag uit over [minderjarige] . De moeder is overleden. De vader van [minderjarige] is onbekend.
4.2.
Op grond van artikel 1:296 BW kan de rechtbank een voogd benoemen wanneer een gezagsvoorziening nodig is in afwachting van het begin voogdij overeenkomstig artikel 1:280 BW, voor de duur van de omstandigheden.
4.3.
Tijdens de zitting is komen vast te staan dat alle belanghebbenden (de testamentair voogd, de grootmoeder en de oom) achter het verzoek van de Raad staan. De GI heeft zich bereid verklaard om uitvoering te geven aan het verzoek van de Raad.
4.4.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat sprake is van een verdrietige situatie nu de moeder van [minderjarige] onder heftige omstandigheden is overleden wat een grote impact heeft op alle nabestaanden. De moeder heeft alles goed willen regelen en heeft daarom op 29 maart 2023, na instemming, mevrouw [naam] als voogd aangewezen overeenkomstig artikel 1:292 BW. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge toelichting ter zitting volgt dat het op dit moment niet mogelijk is voor mevrouw [naam] om aan deze wens te voldoen. Mevrouw [naam] begeeft zich op dit moment in een roerige periode in haar privésituatie, wat maakt dat het op dit moment te veel voor haar zou zijn. Ook maakt zij zich zorgen over de beslissingen die moeten worden genomen over [minderjarige] waardoor de situatie met de familie onbedoeld op scherp kan komen te staan en dit is onwenselijk in de toch al precaire situatie. Dit maakt dat sprake is van een gezagsvacuüm nu de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] was belast. Zowel mevrouw [naam] als de familie van de moeder willen uiteindelijk wel uitvoering geven aan de laatste wens van de moeder. De grootmoeder en de oom hebben vertrouwen in mevrouw [naam] . Op dit moment verblijft [minderjarige] bij zijn grootmoeder en zijn oom. Deze situatie is voor nu prima, maar niet voor de langere termijn. De grootmoeder is op leeftijd met daarbij de benodigde lichamelijke uitdagingen, waardoor de volledig zorg voor [minderjarige] te zwaar voor haar is. Door de ploegendiensten van de oom komt de zorg echter veelal op de grootmoeder neer. De Raad heeft hierin aanleiding gezien om voor nu te verzoeken om de GI tijdelijk te benoemen als voogd over [minderjarige] en de rechtbank begrijpt dit verzoek als bedoeld in artikel 1:296 BW. Met de hulp van de GI kan worden bekeken welke plek voor [minderjarige] op termijn het beste voor hem is en waar hij kan en waar hij zal gaan wonen. De GI kan dan voor nu belangrijke (gezags)beslissingen nemen over [minderjarige] en alle betrokkenen ondersteunen in de (praktische) afwikkeling na het overlijden van de moeder. Wanneer de rust is wedergekeerd kan er op een later moment worden bekeken of er mogelijkheden zijn om de voogdij over te dragen aan mevrouw [naam] , als zijnde burgervoogd.
Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek van de Raad toewijst zoals verzocht en de GI tot tijdelijk voogd zal benoemen als na te melden in het dictum.
4.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
benoemt Stichting Jeugdbescherming Brabant locatie Etten-Leur (ex artikel 1:296 BW) tot tijdelijk voogd over:
[minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats 1];
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr Van de Kraats, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025, in aanwezigheid van Akkermans-Bruijs als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze mondelinge beslissing is vastgesteld op 30 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.