ECLI:NL:RBZWB:2025:2727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/1958
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen met betrekking tot foutieve inkomensgegevens en betalingsregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie, maar de rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht geen compensatie heeft toegekend. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid en dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. Eiseres had in de jaren 2011 tot en met 2014 kinderopvangtoeslag ontvangen, maar de rechtbank stelt vast dat de besluiten van de Dienst Toeslagen zijn gebaseerd op de compensatieregelingen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de beleidsregels van de compensatieregeling. De rechtbank legt uit dat de fouten in de uitvoering van de kinderopvangtoeslag niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, zoals bedoeld in de Wht. Eiseres had geen verzoek om een betalingsregeling ingediend, en de rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen niet in gebreke is gebleven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen compensatie ontvangt en ook geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Salim),
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder terecht geen compensatie heeft toegekend. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor compensatie op grond van de Wht. Verweerder heeft deze aanvraag met twee aparte besluiten van 14 mei 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. [persoon 1] en mr. [persoon 2] namens verweerder. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn verlengd.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres heeft over de periode 2011 tot en met 2014 kinderopvangtoeslag ontvangen voor een kind.
2.1 Op 24 november 2019 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld voor een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag.
2.2 Verweerder heeft een herbeoordeling gedaan van de toeslagjaren 2011 tot en met 2014.
2.3 In het besluit van 14 mei 2021 (kenmerk UHT-DH5 A) heeft verweerder besloten dat eiseres geen compensatie krijgt, omdat in het geval van eiseres geen sprake is geweest van hardheid bij de toepassing van het toenmalige wettelijke systeem.
Met een besluit van eveneens 14 mei 2021 (kenmerk UHT-DC-I A) heeft verweerder besloten dat eiseres geen compensatie krijgt, omdat in het geval van eiseres geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Verweerder verwijst hierbij naar het oordeel van een commissie van onafhankelijk deskundigen (Commissie van wijzen) van 2 december 2020.
2.4
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Eiseres heeft het bezwaar kunnen toelichten op de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie op 26 oktober 2023.
2.5
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard en de besluiten van 14 mei 2021 in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van eiseres voor compensatie heeft afgewezen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Achtergrond
4. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag zijn in voornoemde jaren fouten gemaakt, waarvan ouders de dupe zijn geworden. Deze toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende herstelregelingen om burgers te compenseren voor deze fouten.
Toetsingskader
5. De rechtbank stelt vast dat de besluiten van 14 mei 2021 zijn gebaseerd op de compensatieregelingen van artikel 49 en artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken. Met ingang van 5 november 2022 is de Wht van kracht. Voornoemde compensatieregelingen zijn met ingang van die datum ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht [1] worden compensatiebeschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
5.1.
De wettelijke regels van de Wht die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Het geschil en de beoordeling daarvan
6. Vast staat dat bij de berekening van de kinderopvangtoeslag van 2011 een onjuist toetsingsinkomen is gehanteerd. Het juiste toetsingsinkomen bedroeg in 2011 en de jaren erna circa € 28.000,- per jaar. Na een telefoongesprek op 28 juli 2011 tussen een medewerker van verweerder en eiseres is uitgegaan van een toetsingsinkomen van € 2.357,- per jaar. Partijen zijn het erover eens dat hier naar alle waarschijnlijkheid sprake is geweest van miscommunicatie of een verschrijving. Hierdoor zijn er in de jaren 2011, 2012 en 2013 te hoge bedragen aan kinderopvangtoeslag betaald. In 2014 is door eiseres doorgegeven dat het toetsingsinkomen te hoog was en is de fout hersteld. Dit heeft geleid tot terugvorderingen over de jaren 2011 (€ 739,-), 2012 (€ 1.069,-) en 2013 (€ 1.615,-).
6.1 Eiseres stelt dat het foutief wijzigen van de inkomensgegevens in 2011 voor rekening van verweerder komt. De onjuiste inkomstengegevens zijn steeds automatisch in de daaropvolgende jaren doorgevoerd, terwijl eiseres altijd tijdig haar aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan. Verweerder had die inkomstengegevens moeten hanteren in plaats van automatische doorvoering van foutieve gegevens. Verweerder heeft hiermee niet de nodige zorgvuldigheid betracht als gevolg waarvan de besluiten tot terugvordering van hardheid getuigen.
Verder stelt eiseres dat aan haar ten onrechte een persoonlijke betalingsregeling is onthouden. Zij verwijst daarvoor naar door haar overgelegde stukken van haar boekhouder. Daarbij is het volgens eiseres een feit van algemene bekendheid dat dossiers van verweerder niet compleet zijn en dat deze dienst zich niet heeft gehouden aan de bepalingen van de Archiefwet.
6.2
Verweerder stelt dat, na de wijziging van het inkomen in 2011, in de jaren 2012 en 2013 automatisch is uitgegaan van het te lage toetsingsinkomen. Verweerder wijst op de verantwoordelijkheid van de ontvanger van kinderopvangtoeslag om de gegeven waarop deze berust te controleren en eventuele onjuistheden en veranderingen door te geven, zodat terugvorderingen voorkomen kunnen worden. Pas in 2014 is er door eiseres een correctie van het inkomen doorgegeven, waarna dit is aangepast. Volgens verweerder is in dit geval niet gebleken van hardheid in de toepassing van het stelsel.
Ten aanzien van de betalingsregeling stelt verweerder dat er over de toeslagjaren 2011 tot en met 2014 geen (afwijzing van) verzoeken van eiseres om een betalingsregeling door verweerder in de systemen zijn aangetroffen. Uit de door eiseres overgelegde aanvullende stukken en de toelichting daarop blijkt ook niet van een (afwijzing van een) verzoek om een betalingsregeling. Verder is niet gebleken is van een verwijt van opzet/grove schuld (O/GS), zodat er ook geen afwijzing van een betalingsregeling kan hebben plaatsgevonden op grond van een onterechte O/GS kwalificatie.
Hanteren van foutieve inkomensgegevens
7. Uit de Wht [2] volgt dat compensatie wordt toegekend aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem vóór 23 oktober 2019 werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiseres daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de hardheid bij de toenmalige Belastingdienst/Toeslagen die heeft geleid tot een terugvordering van kinderopvangtoeslag of tot stopzetting van de voorschotverlening.
7.1
Uit de toelichting op de Wht blijkt dat van hardheid van het stelsel sprake is als de kinderopvangtoeslag op nihil is vastgesteld in plaats van naar rato van het bedrag van de kosten waarvan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft aangetoond dat deze tijdig zijn betaald aan de kinderopvangorganisatie. Ook is er sprake van hardheid van het stelsel bij de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden waarbij de kinderopvangtoeslag in zijn geheel is teruggevorderd en deze terugvordering onevenredig was in verhouding tot de met die terugvordering te dienen doelen. [3] De hardheid van het toegepaste stelsel leidde tot een alles-of niets-benadering.
7.2
De rechtbank overweegt dat van dergelijke situaties in het geval van eiseres geen sprake is. In het geval van eiseres is de kinderopvangtoeslag herzien en teruggevorderd omdat bij de aanvankelijke vaststelling is uitgegaan van een te laag toetsingsinkomen. In de toelichting is daarover expliciet vermeld dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid als de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijke toetsingsinkomen en het inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend. [4] Het feit dat het toetsingsinkomen in 2011 verkeerd (te laag) is genoteerd en niet gebleken is dat eiseres daarvan een verwijt te maken is, brengt nog niet mee dat eiseres gedupeerd is door de hardheid van het stelsel zoals hiervoor beschreven. Dat geldt ook voor het feit dat de foutieve wijziging van het inkomen in de jaren 2012 en 2013 heeft doorgewerkt. De gevolgen daarvan (de terugvorderingen) zijn geen gevolg van de hardheid van het toegepaste stelsel (een alles-of-niets-benadering). Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder wel beschikte over de juiste inkomensgegevens heeft verweerder ter zitting toegelicht dat inkomensgegevens van de Belastingdienst pas bij het definitief worden daarvan worden doorgegeven. Op grond van de wet is het verder aan de ontvanger van de kinderopvangtoeslag om relevante wijzigingen te melden aan verweerder. [5] Eiseres had in de besluiten die zijn gestuurd na het hanteren van het foutieve inkomen kunnen zien dat het inkomen foutief was. Dit staat duidelijk in die besluiten vermeld.
7.3
De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de vaststelling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012 en 2013 en daarmee gepaard gaande terugvorderingen het gevolg is van hardheid van het stelsel zoals bedoeld onder 7 en 7.1.
7.3
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Afwijzen van betalingsregeling
8. Uit de Wht [6] volgt dat een O/GS-tegemoetkoming wordt toegekend aan een aanvrager indien toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, omdat (onder meer) geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend.
8.1 De rechtbank is met verweerder van oordeel dat niet gebleken is van een verzoek om betalingsregeling ten aanzien van de terugvorderingen kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012 en 2013 en van afwijzing van een dergelijk verzoek. De rechtbank legt dat hieronder uit.
8.2
Verweerder stelt dat in het systeem van verweerder niet blijkt van dergelijke verzoeken of afwijzing daarvan. Er is enkel met de brief van 24 september 2018 (productie 52 onder productie 8) uitstel van betaling verleend in verband met een openstaand bedrag voor de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2017. Verweerder stelt terecht dat dit verzoek niet gerelateerd is aan de kinderopvangtoeslag en bovendien geen betrekking heeft op de toeslagenjaren 2011 tot en met 2013, zodat dat in deze procedure niet relevant is.
8.3
Eiseres heeft stukken van haar boekhouder overgelegd. In een brief van 2 april 2014 (productie 13) probeert de boekhouder duidelijkheid te krijgen over de omvang van schulden van eiseres met het oog op een betalingsregeling. De boekhouder spreekt in die brief over openstaande schulden van diverse toeslagen (zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag). Volgens de boekhouder zijn er verschillende betalingen gedaan en wordt gevraagd om een actueel overzicht van openstaande bedragen, zodat een betalingsregeling kan worden afgesproken. Verweerder stelt terecht dat niet gebleken is dat er daadwerkelijk een verzoek voor een betalingsregeling in verband met de terugvordering van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012 en 2013 is gedaan, dan wel een verzoek zou zijn afgewezen. Ook uit de mailwisseling van eiseres en haar boekhouder van 8 augustus 2014 (productie 11) waarin gesproken wordt over een betalingsregeling, kan dit niet worden afgeleid.
8.4
Verder heeft verweerder gesteld dat de openstaande bedragen als gevolg van de terugvorderingen aan kinderopvangtoeslag over deze jaren zijn betaald door eiseres of zijn verrekend met andere toeslagen, zodat er ook geen reden was om een betalingsregeling te treffen voor openstaande bedragen. Verweerder heeft dit standpunt ter zitting afdoende toegelicht aan de hand van de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (Lic-overzichten, producties 48 tot en met 50 onder productie 8).
Zo staat in het Lic-overzicht van 2011 dat het (met de definitieve beschikking van 4 juli 2012) terug te vorderen bedrag van € 739,- op 15 augustus 2012 door eiseres is betaald. In het Lic-overzicht van 2012 staat dat het (met de definitieve beschikking van 16 november 2013) terug te vorderen bedrag van € 1.069,- deels is verrekend op 9 januari 2014 met een toeslag over 2014 (€ 495,-) en deels door eiseres is betaald op 8 december 2014 (€ 574,-). In het Lic-overzicht van 2013 staat dat het (met de definitieve beschikking van 6 januari 2015) terug te vorderen bedrag van € 1.615,- op 23 januari 2015 door eiseres is betaald.
8.5
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanvraag voor compensatie terecht is afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier, op 25 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet hersteloperatie toeslagen:
Artikel 2.1
1. De Dienst Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen; of
de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
2. De compensatie wordt niet toegekend indien de door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn.
3. Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
4. Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, komt niet in aanmerking voor compensatie van schade met betrekking tot een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd.
5. De compensatie en de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade blijven achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien of voor zover aan de aanvrager een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dit luidde ten tijde van de aanvraag van de O/GS-tegemoetkoming, of als bedoeld in artikel 2.6 is toegekend.
Artikel 2.6, eerste lid
De Dienst Toeslagen kent aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag op aanvraag een O/GS-tegemoetkoming toe indien de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de daarop berustende bepalingen of de Wet kinderopvang bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard, omdat aan hem geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.
Artikel 8.6
Beschikkingen ter zake van compensatie (…) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.

Voetnoten

1.Artikel 8.6 van de Wht.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wht.
3.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, 3, p. 71.
4.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, 3, p. 71.
5.Artikel 17, eerste lid, van de Awir.
6.Artikel 2.6, eerste lid, van de Wht.