Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
- 1x in de 14 dagen een weekend van vrijdag na school tot maandag voor school;
- De kinderen verblijven in de even weekenden bij vader.
- Vakanties van 1 week (voorjaarsvakantie en herfstvakantie);
- Ene jaar de voorjaarsvakantie bij vader, de herfstvakantie bij moeder. Andere jaar
- Vakanties van 2 weken (meivakantie en kerstvakantie);
- Ene jaar de eerste week van mei- en kerstvakantie bij vader, de tweede week van mei- en kerstvakantie bij moeder. Andere jaar andersom;
- Vaderdag: kinderen verblijven bij de man vanaf zaterdag 19:00 uur tot de daaropvolgende maandagmorgen naar school;
- Moederdag: kinderen verblijven bij de vrouw vanaf zaterdag 19:00 uur tot de
- Verjaardag van de kinderen: deze worden gevierd bij die ouder bij wie het jarige kind conform de verdeling van de zorg – en opvoedtaken verblijft, waarbij de andere ouder wel in de gelegenheid wordt gesteld om het kind te feliciteren;
- Verjaardag ouders: de kinderen zullen op de verjaardag van de ouder bij die ouder
4.De standpunten
- De minderjarigen zijn eerder meer bij de moeder verbleven. Deze situatie is voor hen bekend en het verblijf bij de moeder is destijds goed verlopen. Er was sprake van minder emotionele belasting. [minderjarige 3] heeft bovendien vooral de moeder als opvoeder meegemaakt.
- Er is iets meer vertrouwen in de opvoedvaardigheden van de moeder.
- Er is iets meer vertrouwen in de emotieregulatie van de moeder. De vader heeft in het verleden hulpverlening stopgezet als de emoties te hoog opliepen. De vader legt de schuld dan bij de moeder of instanties en is niet in staat om te kijken naar zijn eigen aandeel en de mogelijkheden die hij zelf heeft.
- Ook zouden de moeder en haar partner minder moeite hebben met het pubergedrag van [minderjarige 1] .
- Daarnaast heeft de GI een iets betere samenwerking met de moeder.
- Ook zou de moeder, in tegenstelling tot de vader, de medische adviezen ten aanzien van de minderjarigen opvolgen.
- [minderjarige 1] zou met haar vriendin kunnen blijven afspreken en de hulpverlening vanuit [jeugdzorg] kunnen voortzetten. [minderjarige 2] zou naar één voetbalvereniging kunnen gaan en makkelijker kunnen afspreken met vrienden.
- Het is onjuist dat het in verleden goed ging met de minderjarigen bij de moeder thuis. Er zijn al jaren lang veel zorgen over hen. Daarbij komt dat de minderjarigen gewend zijn aan de huidige week-om-weekregeling die inmiddels al twee jaar geldt.
- De GI zou meer vertrouwen hebben in de opvoedvaardigheden van de moeder. Het is de vader onduidelijk waar dit op is gebaseerd. Bij opvoeden hoort volgens de vader het hanteren van duidelijke regels. Gebleken is dat [minderjarige 1] recent zorgelijk veel schoolverzuim heeft, inmiddels 97 uur. Daarbij heeft de vader onweersproken gesteld dat dit schoolverzuim met name heeft plaatsgevonden op de dagen dat [minderjarige 1] bij de moeder verblijft. De moeder is nu ook door de GGD uitgenodigd voor een gesprek hierover, niet de vader. Het schoolverzuim is echter niet meegenomen in de rapportages en evenmin in de afweging van de GI, terwijl dit een belangrijk punt is. Voorts vindt de vader dat het negatief praten over de andere ouder ook onder opvoedvaardigheden valt. De minderjarigen geven aan dat de moeder dat veel meer doet dan de vader. Er wordt bij de moeder thuis zelfs gescholden over vader. Bij de vader is daar geen sprake van. Hij is wel eerlijk in zijn mening over de moeder als de minderjarigen daar naar vragen.
- De GI zou meer vertrouwen hebben in de emotieregulatie van de moeder. De vader heeft lange tijd veel stress gehad vanwege financiële problemen als gevolg van juridische procedures en de gezamenlijke schuld van ouders, waar de vader volledig voor heeft moeten opdraaien. Daardoor zat de vader inderdaad hoog in zijn emoties. De schuld is inmiddels afgerond en daardoor is er bij de vader meer rust ontstaan. De GI is daar niet van op de hoogte nu zij al lange tijd weinig betrokkenheid tonen.
- Het is voorts onjuist dat de stiefmoeder moeite zou hebben met het pubergedrag van [minderjarige 1] . De stiefmoeder heeft er moeite mee dat, wanneer er zich iets voordoet in de week dat de minderjarigen bij vader zijn, daar gesprekken over worden gevoerd en veel tijd en moeite in wordt gestoken. De moeder haalt dit vervolgens allemaal onderuit. Daarbij benoemt de vader dat juist hij degene is die de problemen die ontstaan bij de moeder steeds oplost. Dat was het geval bij de recente aangifte van bedreiging door [minderjarige 1] . Dit gebeurde in de week dat [minderjarige 1] bij de moeder was, echter de moeder heeft hier niets aan gedaan. Vervolgens heeft [minderjarige 1] in het bijzijn van de stiefmoeder haar excuses aangeboden. De moeder heeft de vader hier ook niet van op de hoogte gesteld; dat laat zij aan [minderjarige 1] over.
- De GI zou een betere samenwerking hebben met moeder. De vader heeft sinds september 2024 geen contact meer kunnen krijgen met de jeugdbeschermer; zij was eerst lange tijd ziek en vervolgens niet bereikbaar. [minderjarige 1] krijgt ook geen contact met de jeugdbeschermer. Daarbij komt nog dat de voorgestelde wijziging ziet op het belang van de minderjarigen. Dit argument kan niet leidend zijn.
- Ten aanzien van het opvolgen van medische adviezen benoemt de vader dat hij stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat de medicatie van [minderjarige 2] op school wordt gegeven. Dat vindt de vader prima. Voor [minderjarige 1] heeft de kinderarts geadviseerd om te stoppen met de medicatie, omdat [minderjarige 1] zich daar niet prettig bij voelt. Dit is in overleg met GI gebeurd. De vader volgt dus wel degelijk de medische adviezen op.
- Tot slot kan [minderjarige 1] ook bij de vader haar vriendin blijven zien en de hulpverlening vanuit [jeugdzorg] voortzetten. [minderjarige 2] kan ook naar één voetbalvereniging gaan en met zijn vrienden blijven afspreken. Bij de vader mogen de minderjarigen juist met al hun vrienden afspreken, bij de moeder mag dat niet. Bovendien benadert de moeder de ouders van de vrienden van de minderjarigen en zegt zij hen dat de minderjarigen niet met hun kinderen mogen afspreken als zij bij de vader zijn. De moeder manipuleert de vriendschappen van de minderjarigen op deze wijze en dat is erg zorgelijk. [minderjarige 2] gaat tot slot naar twee voetbalclubs, omdat de vader niet mocht komen kijken bij de voetbalvereniging in het dorp van de moeder. Deze situatie is ook door toedoen van de moeder ontstaan.
5.De beoordeling
feitelijkverandert. Bij de beoordeling van een verzoek tot wijziging van de zorgregeling toetst de kinderrechter enkel aan het belang van het kind.
voorlopigtoewijzen, zodat de situatie tijdig kan worden geëvalueerd. Aandachtspunten daarbij zijn onder meer:
- Voelen de minderjarigen zich voldoende vrij om contact te onderhouden met de vader en diens familie op de momenten dat de minderjarigen bij de moeder zijn? Dit houdt ook in dat [minderjarige 1] doordeweeks en in het weekend dat zij bij de moeder verblijft in de gelegenheid wordt gesteld om haar pony te verzorgen;
- Belasten de ouders (en zijn/haar partner) de minderjarigen door zich negatief uit te laten over de andere ouder?
- De schoolgang van [minderjarige 1] ;
- Wordt de zorgregeling nagekomen?
- Komen de minderjarigen meer tot rust?
- Hoe ervaren de minderjarigen de gewijzigde opvoedsituatie?
- Wat zijn de wensen van de minderjarigen ten aanzien van de zorgregeling?
- Is de voorlopige zorgregeling in het belang van de minderjarigen?
- Welke mogelijkheden zijn er om de minderjarigen uit het loyaliteitsconflict te halen?
- Hebben de minderjarigen daar (aanvullende) hulpverlening bij nodig, en zo ja, welke?
6.De beslissing
voorlopigeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
voorlopigbij de vader verblijven gedurende één weekend per veertien dagen in de even weken, vanaf vrijdag na school tot maandagochtend voor school, en de vakanties en feestdagen
voorlopigtussen de ouders worden verdeeld conform het verzoek van de GI (rechtsoverweging 3.1), totdat hierover anders of definitief is beslist;
mr. [advocaat], advocaat te [plaats] .
twee weken vóór de nadere mondelinge behandeling op [datum 3] 2025 om [uur], schriftelijk verslag dient te doen aan de kinderrechter, de GI, de Raad, de moeder, de vader en zijn advocaat;
tot de nadere mondelinge behandeling op [datum 3] 2025 om [uur]ten overstaan van de kinderrechter mr. Dijkman voor de duur van ongeveer 90 minuten, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator en de schriftelijke update van de GI, een en ander zoals is overwogen in rechtsoverweging 5.11. en 5.12.;
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.