Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 mei 2025 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Ik stel vast dat ik u meerdere keren heb gevraagd naar de herkomst van gelden, en dat u deze vraag heeft beantwoord door te stellen dat u deze gelden heeft geleend, alsmede dat u ten bewijze hiervan leningsovereenkomsten heeft overgelegd. Nu blijkt dat deze leningsovereenkomsten zijn vervalst, dient te worden geconcludeerd dat u mijn vragen bewust niet naar waarheid heeft beantwoord en dat u derhalve niet aan uw informatieverplichting van artikel 47 AWR heeft voldaan.”
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen met zaaknummers 23/1441 en 23/1442 ongegrond;
- verklaart de beroepen met zaaknummers 23/1443 en 23/1444 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar welke betrekking hebben op de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw 2010;
- vernietigt de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw 2010;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 552;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 198;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 aan hem moet vergoeden.