ECLI:NL:RBZWB:2025:274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
10917514 \ CV EXPL 24-420
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur en afwijzing van tegeneis wegens onvoldoende bewijs van schade

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een vordering van [B.V.] tegen [maatschap & maten] wegens een onbetaalde factuur van € 1.108,13 voor de installatie van een cv-ketel en een verdeler. De factuur is niet betaald door [maatschap & maten], die zich beroept op verrekening vanwege vermeende schade door problemen met de cv-ketel. De kantonrechter heeft de procedure op 15 januari 2025 afgerond en de eis van [B.V.] toegewezen, terwijl de tegeneis van [maatschap & maten] werd afgewezen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 21 februari 2024, gevolgd door verschillende stukken en een mondelinge behandeling op 21 augustus 2024. [B.V.] eiste betaling van de onbetaalde factuur, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. [maatschap & maten] voerde aan dat zij door de gebreken aan de cv-ketel extra kosten had gemaakt en tijd had verloren, en vorderde schadevergoeding.

De kantonrechter oordeelde dat [B.V.] zijn verplichtingen niet had geschonden en dat [maatschap & maten] niet voldoende bewijs had geleverd voor hun tegeneis. De kantonrechter wees de vordering van [B.V.] toe en legde [maatschap & maten] de proceskosten op, evenals de wettelijke rente over de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10917514 \ CV EXPL 24-420
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[B.V.],
gevestigd in [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [B.V.] ,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen B.V.,
tegen

1.[maatschap] ,gevestigd in [plaats 2] ,2. [maat 1] ,3. [maat 2] ,beiden wonend in [plaats 2] ,

gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [maatschap & maten] ,
procederend in persoon.

1.Hoe is de procedure verlopen?

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van [maatschap & maten] van 31 mei 2024 met bijlagen;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 13 augustus 2024;
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Op 19 september 2022 heeft [B.V.] in opdracht van [maatschap & maten] een cv-ketel geplaatst. De factuur hiervoor is door [maatschap & maten] betaald. Op 24 oktober 2022 heeft [B.V.] , wederom in opdracht van [maatschap & maten] , een verdeler geplaatst. Op 9 november 2022 heeft [B.V.] voor deze werkzaamheden een factuur van € 1.108,13 naar [maatschap & maten] gestuurd, maar deze is niet betaald door [maatschap & maten] .
2.2.
[B.V.] eist in deze zaak (na vermindering van de eis) betaling van [maatschap & maten] van de factuur van 9 november 2022 van € 1.108,13, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Daarnaast eist [B.V.] vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 166,22. Tot slot eist [B.V.] veroordeling van [maatschap & maten] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald. Volgens [B.V.] komt [maatschap & maten] haar afspraak niet na, omdat [B.V.] de verdeler heeft geplaatst, maar [maatschap & maten] de factuur hiervoor niet heeft betaald.
2.3.
[maatschap & maten] geeft aan dat zij door de verschillende problemen met de cv-ketel aanzienlijk meer gas heeft verbruikt. Daarnaast hebben de problemen met de cv-ketel [maatschap & maten] tijd gekost. [maatschap & maten] is van mening dat zij hierdoor schade heeft geleden van in totaal € 3.955,22. [maatschap & maten] beroept zich op verrekening van de factuur van [B.V.] . Voor het overige bedrag van € 2.847,09 vordert [maatschap & maten] schadevergoeding als tegeneis.

3.Wat oordeelt de kantonrechter over de eis en tegeneis?

3.1.
De eis van [B.V.] wordt toegewezen. De tegeneis van [maatschap & maten] wordt afgewezen. Hierna licht de kantonrechter dit oordeel toe.
Betaling of verrekening
3.2.
Op 24 oktober 2022 heeft [B.V.] in opdracht van [maatschap & maten] een verdeler geplaatst. Hier bestaat geen discussie over. De factuur van 9 november 2022 van € 1.108,13 die hiervoor is gestuurd, is door [maatschap & maten] niet betwist. Daarmee staat vast dat [maatschap & maten] verplicht is deze factuur te betalen, tenzij haar beroep op verrekening slaagt.
Beroep op verrekening slaagt niet
3.3.
De wet bepaalt dat [B.V.] verplicht is om de schade te vergoeden die [maatschap & maten] lijdt als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door [B.V.] , tenzij de tekortkoming niet aan [B.V.] kan worden toegerekend. [1] Voor vergoeding van gevolgschade is niet vereist dat [B.V.] in verzuim is en een ingebrekestelling is daarom niet nodig. Vergoeding van deze schade is meteen opeisbaar. Volgens de hoofdregel van het bewijsrecht moet [maatschap & maten] stellen en, bij voldoende betwisting, bewijzen dat er een verbintenis bestaat, dat er sprake is van een tekortkoming en dat er (gevolg)schade is ontstaan door die tekortkoming. [2]
3.4.
[maatschap & maten] verwijt [B.V.] allereerst dat bij de installatie van de cv-ketel geen reduceerventiel is geplaatst. Of het plaatsen van een reduceerventiel onderdeel was van de afspraken tussen partijen en of het ontbreken ervan als een tekortkoming van [B.V.] moet worden gezien, kan in het midden blijven. Er is namelijk niet gebleken dat [maatschap & maten] hierdoor schade heeft geleden. [maatschap & maten] maakt aanspraak op een vergoeding van verloren tijd, omdat het veel tijd heeft gekost om [B.V.] te bereiken en [B.V.] te bewegen om het reduceerventiel te installeren. [maatschap & maten] vraagt daarom een bedrag van € 250,00. Hoe dit bedrag is opgebouwd, is niet duidelijk. Alleen om die reden al kan dit bedrag niet worden toegewezen. Het enkel noteren van data en het koppelen van een bedrag daaraan is niet voldoende. Bovendien is het feit dat [maatschap & maten] hieraan tijd heeft besteed op zichzelf onvoldoende grond om hiervoor een vergoeding toe te kennen.
3.5.
[maatschap & maten] verwijt [B.V.] daarnaast dat een defecte cv-ketel is geleverd. Vast staat dat er een probleem was met de cv-ketel. De cv-ketel sprong herhaaldelijk op storing. De cv-ketel moest dan worden gereset en functioneerde daarna weer een tijdje. [B.V.] schakelde Remeha in om dit probleem op te lossen. Uit de rapporten van Remeha blijkt dat Remeha de ontstekingstrafo, de ontsteekelectrode en het gasblok heeft vervangen. Verder vermeldt een van de rapporten dat Remeha twee stukken glas uit de cv-ketel heeft verwijderd. Volgens [B.V.] is dit glas door toedoen van [maatschap & maten] in de cv-ketel terechtgekomen. Of dat juist is, kan in het midden worden gelaten. Uit de rapporten van Remeha blijkt namelijk niet dat de aanwezigheid van het glas de oorzaak van het probleem was en/of hierdoor de hiervoor genoemde onderdelen moesten worden vervangen. [B.V.] heeft verder niet onderbouwd dat de aanwezigheid van het glas de oorzaak van het probleem was. De kantonrechter stelt dan ook vast dat [B.V.] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting uit de overeenkomst, namelijk het installeren van een werkende cv-ketel. De vraag is vervolgens of [maatschap & maten] als gevolg van deze tekortkoming gevolgschade heeft geleden.
3.6.
In de eerste plaats maakt [maatschap & maten] aanspraak op vergoeding van extra gaskosten van € 1.318,79. [maatschap & maten] stelt dat er meer gas is verbruikt door de storingen van de cv-ketel. In de bijlage bij de factuur van [maatschap & maten] staat weliswaar dat de propaangastank na 43 dagen leeg was in de ene periode en na 72 dagen in de andere, maar hieruit blijkt niet dat de storingen meer gasverbruik veroorzaakten. Volgens [B.V.] hebben de storingen niet geleid tot meer gasverbruik en is het gasverbruik van verschillende andere factoren afhankelijk. Het lag gelet op deze betwisting op de weg van [maatschap & maten] om aan te tonen dat (alleen) de storingen de oorzaak zijn van het hogere gasverbruik. Een verklaring van bijvoorbeeld een andere cv-installateur had meer duidelijkheid kunnen verschaffen, maar zo’n verklaring ontbreekt.
3.7.
In de tweede plaats lijkt [maatschap & maten] aanspraak te maken op vergoeding van verloren tijd ter hoogte van € 800,00, omdat het veel tijd heeft gekost om [B.V.] te bereiken en [B.V.] te bewegen om de storingen te verhelpen. Ook in dit geval is niet duidelijk hoe dit bedrag is opgebouwd. Om die reden kan dit bedrag niet worden toegewezen. Bovendien heeft de kantonrechter eerder overwogen dat het feit dat [maatschap & maten] tijd heeft besteed aan deze kwestie op zichzelf onvoldoende grond is voor vergoeding van die tijd.
3.8.
Daarnaast maakt [maatschap & maten] aanspraak op € 699,99, omdat de cv-ketel door de reparatie door Remeha van 1 tot en met 2 december 2022 niet werkte. Dit bedrag omvat € 100,00 voor ‘externe verwarmingskanon’, € 499,99 aan petroleum en € 100,00 aan transportkosten. Zonder nadere toelichting of een (eventueel) onderliggende factuur kan de kantonrechter niet vaststellen waar de € 100,00 voor ‘externe verwarmingskanon’ betrekking op heeft. Dit bedrag komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Ook het bedrag van € 499,99 voor petroleum komt niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien [maatschap & maten] ook brandstofkosten had gehad bij gebruik van propaangas. Niet is gesteld en ook niet is gebleken dat verwarmen met petroleum duurder was. Verder komen de transportkosten van € 100,00 niet voor vergoeding in aanmerking. Het is namelijk niet duidelijk hoe dit bedrag is opgebouwd.
3.9.
Tot slot maakt [maatschap & maten] aanspraak op € 200,00 aan vergoeding voor verloren tijd in verband met de verdeler. In het door [maatschap & maten] opgestelde overzicht staat dat de verdeler niet goed is, maar [maatschap & maten] heeft (tijdens de zitting) niet uitgelegd waarom dit zo zou zijn. Deze schadepost komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking, nog daargelaten wat eerder is overwogen over verloren tijd.
3.10.
De conclusie is dat de eis van [B.V.] van € 1.108,13 wordt toegewezen. Gelet hierop wordt de tegeneis van [maatschap & maten] afgewezen.
[maatschap & maten] moet de buitengerechtelijke kosten van [B.V.] vergoeden
3.11.
[B.V.] eist vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de eis wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 166,22 toegewezen.
[maatschap & maten] moet wettelijke handelsrente betalen
3.12.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen over het bedrag van € 1.108,13 met ingang van 23 november 2022, zijnde de vervaldatum van de factuur.
[maatschap & maten] moet de proceskosten van [B.V.] vergoeden
3.13.
[maatschap & maten] moet de proceskosten van [B.V.] betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van [B.V.] worden in conventie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
117,56
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
955,56
3.14.
[B.V.] eist in conventie de wettelijke handelsrente over de proceskosten (als deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn vergoed). De wettelijke handelsrente heeft uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit een handelsovereenkomst. Een verplichting tot vergoeding van proceskosten valt daar niet onder. Daarom wijst de kantonrechter de wettelijke rente (in plaats van de wettelijke handelsrente) toe over deze kosten zoals vermeld in de beslissing.
3.15.
[maatschap & maten] wordt ook in reconventie veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [B.V.] , want de tegeneis van [maatschap & maten] wordt afgewezen. Van het aantal punten met betrekking tot het salaris van de gemachtigde wordt de helft toegekend, omdat de tegeneis voortvloeit uit het verweer tegen de eis van [B.V.] . Het toepasselijke tarief is afgestemd op de hoogte van de tegeneis. Het salaris van de gemachtigde in reconventie bedraagt dus 1 punt x tarief van € 238,00 = € 238,00.

4.Wat is de beslissing van de kantonrechter?

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [maatschap & maten] hoofdelijk om aan [B.V.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.274,35, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.108,13 met ingang van 23 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [maatschap & maten] hoofdelijk in de proceskosten van € 955,56, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.3.
veroordeelt [maatschap & maten] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
wijst de vordering van [maatschap & maten] af,
4.6.
veroordeelt [maatschap & maten] in de proceskosten van € 238,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
4.7.
veroordeelt [maatschap & maten] tot betaling van de kosten van betekening als [maatschap & maten] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.