ECLI:NL:RBZWB:2025:2745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
11320106 \ CV EXPL 24-4827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van meerwerk door aannemer wegens onvoldoende tijdige communicatie over prijsverhoging

In deze civiele zaak heeft Woodex B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van € 14.639,00 voor meerwerk dat zou zijn uitgevoerd aan de woning van [gedaagde]. De partijen waren overeengekomen dat de werkzaamheden een richtprijs van € 22.000,00 tot € 24.000,00 zouden kosten. Woodex heeft echter niet tijdig aan [gedaagde] gecommuniceerd dat er sprake was van meerwerk en dat dit zou leiden tot een prijsverhoging. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woodex onvoldoende heeft aangetoond dat er daadwerkelijk meerwerk was en dat zij [gedaagde] tijdig op de hoogte heeft gesteld van de noodzaak van een prijsverhoging. Hierdoor is de vordering van Woodex afgewezen. De kantonrechter heeft tevens bepaald dat Woodex de proceskosten moet betalen, die zijn begroot op € 947,00. Dit vonnis is uitgesproken op 30 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11320106 \ CV EXPL 24-4827
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
WOODEX B.V.,
te Baarle-Nassau,
eisende partij,
hierna te noemen: Woodex,
gemachtigde: [gemachtigde] (VODIK Incasso),
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F.C.H. Blom (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.).

1.De kern van de zaak

Woodex heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden aan de woning van [gedaagde] uitgevoerd. Partijen zijn hiervoor bij aanvang van de werkzaamheden een richtprijs van € 22.000,00 tot € 24.000,00 overeengekomen. Woodex vordert betaling van € 14.639,00 voor meerwerk. Woodex heeft [gedaagde] er niet (tijdig) van op de hoogte gesteld dat sprake is van meerwerk en dat hieruit een prijsverhoging voortvloeit. De vordering wordt daarom afgewezen. De kantonrechter legt hieronder verder uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024 en de daarin opgenomen stukken;
- de aanvullende producties 7 en 8 van Woodex;
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Woodex heeft in opdracht van [gedaagde] vanaf eind 2023 werkzaamheden aan de woning van [gedaagde] uitgevoerd.
3.2.
In een Whatsapp-bericht van 26 oktober 2023 schrijft Woodex aan [gedaagde] het volgende:

Lijstwerk woonkamer, kast en ombouw garderobe hal en interieur kastenkamer rond de 7k. inclusief montage. Vloer (massief eiken) nieuw geschaafd, geborsteld en verouderd inclusief ondervloer, leggen, afwerking olie en plinten rond de 5 k. Keuken kasten en schouw inclusief montage maar exclusief apparatuur, wasbak, kranen en werkblad schat ik tussen de 10 en 12k (..)
3.3.
[gedaagde] heeft Woodex op verschillende data contant voor de werkzaamheden betaald. Op 10 mei 2024 was door [gedaagde] in totaal een bedrag van € 30.850,00 contant aan Woodex betaald.
3.4.
Op 1 juli 2024 heeft Woodex een factuur voor een bedrag van € 14.639,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
3.5.
Per brief van 3 juli 2024 heeft de gemachtigde van Woodex [gedaagde] verzocht het openstaande bedrag van € 14.639,00 te betalen.
3.6.
[gedaagde] heeft de factuur niet betaald.
3.7.
In augustus en september 2024 hebben de gemachtigden van partijen per e-mail gecorrespondeerd. Dit heeft niet tot een oplossing geleid.

4.Het geschil

4.1.
Woodex vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.616,00 (€ 14.639,00 aan hoofdsom, € 56,00 aan wettelijke rente en € 921,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en proceskosten.
4.2.
Woodex legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Gedurende de uitvoering van het werk door Woodex werden door [gedaagde] vele aanvullende werkzaamheden verzocht, die niet in de oorspronkelijke prijsindicatie waren inbegrepen. Woodex heeft de kosten van deze aanvullende werkzaamheden telkens schriftelijk aan [gedaagde] gecommuniceerd. Op 1 juli 2024 werd Woodex medegedeeld dat [gedaagde] er geen prijs op stelde dat Woodex de laatste dingen zou afmaken. Daarna is een eindfactuur opgemaakt. [gedaagde] is volgens Woodex nog € 14.639,00 voor de verrichte werkzaamheden verschuldigd.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Woodex, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Woodex, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Woodex in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. In eerste instantie is een prijs van € 22.000,00 tot € 24.000,00 afgesproken. Mondeling is een prijs van € 27.000,00 overeengekomen. Op 24 april 2024 was het totale bedrag volgens Woodex € 31.680,00. [gedaagde] heeft € 30.850,00 betaald en heeft daarmee aan zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst voldaan. Woodex mocht op grond art. 7:752 lid 2 BW niet meer dan 10% bovenop de richtprijs in rekening brengen. Dit percentage is ruimschoots overschreden. Er is geen sprake geweest van meerwerk. Mocht al sprake zijn van meerwerk, dan heeft [gedaagde] hier nooit akkoord voor gegeven.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De overeenkomst tussen partijen
5.1.
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst die zij hebben gesloten volgt uit het Whatsappbericht van 26 oktober 2023 (zie randnummer 3.2). Partijen zijn het er ook over eens dat toen een richtprijs van € 22.000,00 tot € 24.000,00 is afgesproken en dat [gedaagde] Woodex in totaal contant € 30.850,00 voor de verrichte werkzaamheden heeft betaald. Hoewel het contant afrekenen van een dergelijk bedrag - zonder dat daaraan facturen ten grondslag liggen - op z’n minst opmerkelijk te noemen is, neemt de kantonrechter het Whatsappbericht van 26 oktober 2023 en de verrichte betalingen als uitgangspunt.
Prijsverhoging bij meerwerk: het wettelijk kader
5.2.
Partijen zijn het er niet over eens of sprake is van meerwerk en of [gedaagde] nog een bedrag van € 14.639,00 aan Woodex moet betalen. Woodex stelt dat [gedaagde] telkens om extra werkzaamheden heeft verzocht en dat sprake is van meerwerk waarvoor [gedaagde] moet betalen. Volgens [gedaagde] vielen de werkzaamheden onder de gemaakte afspraak en heeft hij verschillende keren aan Woodex kenbaar gemaakt dat het maximale budget € 30.000,00 was.
5.3.
Artikel 7:755 BW bepaalt over meerwerk (onder meer) het volgende: In geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Het is aan Woodex, die zich op de rechtsgevolgen beroept (betaling van € 14.639,00), om voldoende onderbouwd te stellen en (zo nodig) te bewijzen dat sprake is van meerwerk en dat zij [gedaagde] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging.
5.4.
Uit de wetgeschiedenis blijkt dat met deze bepaling is beoogd duidelijk te maken dat toestemming tot meerwerk niet zonder meer toestemming tot een prijsverhoging impliceert. In dat opzicht heeft de wetgever de opdrachtgever bescherming willen bieden. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het aan de opdrachtgever is om, nadat hij tijdig door de aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging of indien hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, desgewenst contact op te nemen met de aannemer. Er kan dan worden gesproken over de omvang van de prijsverhoging en vervolgens kan de opdrachtgever beslissen of hij de gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wil opdragen. [1]
Meerwerk en tijdig wijzen op prijsverhoging onvoldoende door Woodex onderbouwd
5.5.
De kantonrechter oordeelt allereerst dat Woodex onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] om toevoegingen in het overeengekomen werk (meerwerk) heeft gevraagd die niet binnen de tussen partijen gemaakte afspraak van 26 oktober 2023 passen. Woodex heeft niet duidelijk gemaakt wanneer het door haar gestelde meerwerk is overeengekomen. Uit de door Woodex overlegde lijst met kostenposten (productie 3 bij dagvaarding) die in april 2024 door Woodex aan [gedaagde] is verstrekt en de factuur van 1 juli 2024 valt bovendien niet af te leiden welke posten meerwerk zijn en waarom het om meerwerk gaat. Tijdens de zitting is namens Woodex toegelicht dat de eerste drie posten (kastenkamer/garderobe, vloer begane grond en keuken) uit het overzicht van april 2024 op 26 oktober 2023 zijn overeengekomen en dat de rest meerwerk is. Alleen bij de post kastenkamer (€ 2.092,00) staat ‘meerprijs’ vermeld, maar Woodex heeft niet toegelicht welke extra werkzaamheden ten opzichte van de opdracht van 26 oktober 2023 hiermee in rekening zijn gebracht. Voor wat betreft de verschillende kostenposten waaronder achterwand keuken (€ 1.422,00), schuifdeuren eik (€ 4.234,00) onderhoudspakketten (twee keer € 94,00) en uitfrezen spoelbak (€ 180,00) valt niet zonder meer in te zien dat dit meerwerk is. Zeker in de situatie - zoals hier aan de orde - dat niet evident is dat sprake is van meerwerk, had het op de weg van Woodex gelegen hierover duidelijk in de richting van [gedaagde] te communiceren. Dat is niet gebeurd.
5.6.
Daarbij komt dat toen [gedaagde] in de visie van Woodex om extra werkzaamheden verzocht die niet binnen de gemaakte afspraak vielen, Woodex [gedaagde] kenbaar had moeten maken dat dit een prijsverhoging tot gevolg had. Dit geldt temeer omdat Woodex tijdens de zitting heeft bevestigd dat zij ervan op de hoogte was dat het maximale budget van [gedaagde] voor wat partijen op 26 oktober 2023 waren overeengekomen € 30.000,00 was. Onvoldoende gebleken is dat Woodex aan [gedaagde] heeft laten weten dat sprake is van meerwerk en dat dit een prijsverhoging tot gevolg heeft. Uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie kan dat niet worden afgeleid. Het sturen van een kostenoverzicht in april 2024, zonder nadere specificatie van deze kosten, is hiervoor ook onvoldoende. Dat sprake was van meerwerk waarvoor een prijsverhoging noodzakelijk was, hoefde [gedaagde] gelet op wat er op 26 oktober 2023 was afgesproken niet uit zichzelf te begrijpen. Uit het overzicht en de toelichting van Woodex tijdens de zitting blijkt bovendien dat op het moment van het opmaken van dat overzicht alle kosten die volgens Woodex meerwerk zijn, op dat moment al waren gemaakt. Doordat Woodex [gedaagde] er niet van op de hoogte heeft gesteld dat sprake is van meerwerk en dat dit een prijsverhoging tot gevolg heeft, heeft [gedaagde] niet met Woodex kunnen overleggen over de omvang van de prijsverhoging om vervolgens te beslissen of hij de gewenste toevoegingen door Woodex wel wilde laten uitvoeren. Zoals hiervoor overwogen (randnummer 5.4) is dat nu juist de ratio achter art. 7:755 BW. Het gevolg is dat Woodex geen verhoging van de prijs kan vorderen.
Geen waarschuwing voor overschrijding richtprijs met meer dan 10%
5.7.
Verder heeft [gedaagde] een beroep gedaan op art. 7:752 lid 2 BW. In dit artikel staat kort gezegd dat als een richtprijs was bepaald, deze richtprijs met niet meer dan 10% mag worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever zo tijdig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd om hem de gelegenheid te geven het werk alsnog te beperken of te vereenvoudigen. Woodex legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van meerwerk en niet dat sprake is van overschrijding van de oorspronkelijk overeengekomen richtprijs. Dat betekent dat art. 7:752 lid 2 BW niet van toepassing is.
Conclusie: afwijzing vordering
5.8.
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat Woodex onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van meerwerk en dat zij [gedaagde] heeft gewezen op een prijsverhoging vanwege meerwerk. Dat betekent dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen en dat de vordering van Woodex zal worden afgewezen.
Woodex moet de proceskosten betalen
5.9.
Woodex is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
5.10.
Zoals [gedaagde] heeft verzocht, wordt dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Woodex af,
6.2.
veroordeelt Woodex in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Woodex niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoten

1.HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:989.