ECLI:NL:RBZWB:2025:2750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
24/2661, 24/2662 en 24/2663 JW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing informeel persoonsgebonden budget voor jeugdhulp met gedeeltelijke toekenning voor persoonlijke verzorging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2025, worden de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een informeel persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp beoordeeld. De rechtbank behandelt drie zaken, waarbij eisers, een gezin met vier kinderen, een pgb aanvragen voor persoonlijke verzorging en begeleiding op basis van de Jeugdwet. De aanvragen zijn in eerste instantie afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, omdat de zorg die de ouders bieden volgens het college niet aantoonbaar beter en effectiever zou zijn dan zorg in natura, en omdat het zou leiden tot overbelasting van de moeder.

Tijdens de zitting op 8 april 2025, waar de vader en de gemachtigde van eisers aanwezig waren, werd duidelijk dat er een geschil bestond over de toekenning van het pgb. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvragen voor persoonlijke verzorging van twee van de kinderen, [eiser 1] en [eiser 2], moet honoreren. De rechtbank stelt vast dat er voldoende bewijs is dat de zorgbehoefte van deze kinderen niet adequaat kan worden vervuld zonder een informeel pgb. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van het college voor zover deze de aanvragen voor persoonlijke verzorging afwezen en kent een pgb toe van respectievelijk 1 uur en 45 minuten per week voor [eiser 1] en 2 uur en 20 minuten per week voor [eiser 2]. Voor de derde eiser, [eiser 3], blijft de afwijzing van het pgb in stand, omdat de rechtbank oordeelt dat de zorgbehoefte niet voldoende is onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat de beroepen van [eiser 1] en [eiser 2] gegrond zijn, terwijl het beroep van [eiser 3] ongegrond is. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van zorgbehoeften en de rol van het college in het toekennen van jeugdhulp.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/2661, 24/2662 en 24/2663 JW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2025 in de zaken tussen

[eiser 1] ( [eiser 1] ), eiser in zaaknummer 24/2661 JW

[eiser 2]( [eiser 2] ), eiseres in zaaknummer 24/2662 JW en
[eiser 3]( [eiser 3] ), eiseres in zaaknummer 24/2663 JW

wettelijk vertegenwoordigd door [eiser 4] (vader),

allen uit [plaats] en hierna gezamenlijk aangeduid als eisers,
(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen(het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag voor een informeel persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet.
1.1.
In twee primaire besluiten van 24 maart 2023 ( [eiser 3] en [eiser 2] ) en een van 30 maart 2023 ( [eiser 1] ) heeft het college eisers’ aanvragen voor een informeel pgb voor jeugdhulp afgewezen. In drie bestreden besluiten van 24 januari 2024 is het college bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Op 24 september 2024 heeft de rechtbank een comparitie gehouden. Hierbij waren aanwezig: vader, de gemachtigde van eisers, en [persoon 1] en mr. R. van der Meijden als gemachtigden van het college. Partijen zijn hierna met elkaar in gesprek gegaan, maar zij zijn er samen niet uitgekomen. Daarom zijn de zaken op verzoek van partijen alsnog op zitting gepland.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: vader, de gemachtigde van eisers, en namens het college [persoon 1] , [persoon 2] (jeugdconsulente) en [persoon 3] (gedragswetenschapper).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft besloten om geen informeel pgb toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.

Feiten en omstandigheden

3. Het gezin van eisers bestaat uit vader, moeder en vier kinderen: [persoon 4] (meerderjarig), [eiser 3] (geboortedatum: [geboortedag 1] 2007), [eiser 1] (geboortedatum: [geboortedag 2] 2009) en [eiser 2] (geboortedatum: [geboortedag 3] 2012).
Zowel vader als de vier kinderen hebben een autismespectrumstoornis. [eiser 3] heeft daarnaast een bovengemiddelde intelligentie, maar sociaal-emotioneel is zij minder ver ontwikkeld. [eiser 1] heeft scoliose, lage spierspanning, Gilles de la Tourette en een algehele ontwikkelingsachterstand. [eiser 2] is zeer prikkelgevoelig en ondervindt problemen in de sociale interactie.
3.1.
Ouders hebben advies ingewonnen bij [bedrijf] . Op 14 april 2022 heeft [bedrijf] een advies uitgebracht voor [eiser 3] en op 15 april 2022 voor [eiser 1] en [eiser 2] . Op 7 oktober 2022 is bij het college een melding gedaan om jeugdhulp voor [eiser 3] , [eiser 1] en [eiser 2] . Het college heeft hier onderzoek naar verricht. Er heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Voor alle drie de kinderen is een integraal plan van aanpak opgesteld. Met het ondertekenen van deze plannen door de ouders zijn volgens het college de aanvragen voor jeugdhulp ingediend.
3.2.
In de primaire besluiten van [eiser 3] en [eiser 2] heeft het college besloten geen voorziening toe te kennen. De zorg die de ouders bieden is volgens het college niet aantoonbaar beter en effectiever dan zorg in natura en daarnaast leidt de zorg tot overbelasting bij moeder. Er kan dan ook geen informeel pgb worden toegekend. Een pgb gaat de ouders niet in staat stellen om beter te voldoen aan de behoeften van de kinderen en het gezin. Daarvoor is de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp nodig.
In het primaire besluit van [eiser 1] is dezelfde overweging van het college opgenomen. Daarbij is echter ook besloten dat hoogspecialistische jeugdhulp voor [eiser 1] noodzakelijk is. Hiervoor is [eiser 1] op 21 maart 2023 aangemeld bij [zorgverlener] . [zorgverlener] zal onderzoeken welke vorm van jeugdhulp ingezet dient te worden en welke aanbieder(s) hierbij betrokken moeten worden.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
3.3.
Bij de bestreden besluiten is het college bij de afwijzing van het informele pgb gebleven. De bezwaren tegen de besluiten van [eiser 3] en [eiser 2] zijn wel gegrond verklaard, in zoverre dat ook zij voor de hoogspecialistische hulp zijn aangemeld bij [zorgverlener] .
Beroepsgronden
4. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten aangevoerd dat het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) niet is gevolgd door het college. Ook stellen zij dat het onacceptabel is dat het college geen concrete jeugdhulp heeft toegekend maar eisers heeft doorverwezen naar [zorgverlener] . Het college schuift hiermee de verantwoordelijkheid die zij op grond van de Jeugdwet heeft af. Bovendien is de juridische status van [zorgverlener] onduidelijk.
Verder stellen eisers dat uit de adviezen van [bedrijf] blijkt dat jeugdhulp noodzakelijk is en toegekend moet worden. De stelling van het college dat de ouders de hulp niet kunnen bieden omdat deze niet beter is dan zorg in natura en leidt tot overbelasting van moeder is niet medisch onderbouwd. [bedrijf] adviseert juist een combinatie van Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG) met ondersteuning door moeder voor de bovengebruikelijke zorg. Die combinatie leidt tot vermindering van druk op moeder. Het is ook logisch dat de geboden bovengebruikelijke hulp door moeder wordt geboden en niet door een derde partij.
Relevante wet- en regelgeving
5. De voor de beoordeling van de beroepen relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet gevolgd kunnen worden in hun stelling dat het stappenplan van de CRvB niet is gevolgd door het college. Uit de integrale plannen van aanpak blijkt dat het college na is gegaan wat de hulpvraag van de kinderen is, tegen welke opgroei- en opvoedingsproblemen zij aanlopen, welke hulp naar aard en omvang volgens het college nodig is en in hoeverre de ouders deze hulp kunnen bieden. Daarmee zijn alle stappen doorlopen.
7. Vader heeft tijdens de comparitie verklaard dat er geen bezwaar bestaat tegen de toekenning van IAG. Ter zitting heeft hij verklaard dat het gezin momenteel nog steeds deze hulp ontvangt. Ook heeft vader tijdens de comparitie verklaard dat hoogspecialistische zorg via [zorgverlener] niet gewenst is. De beroepsgronden die zien op de doorverwijzing naar [zorgverlener] voor de hoogspecialistische jeugdhulp behoeven daarom naar het oordeel van de rechtbank geen verdere bespreking. Uitsluitend in geschil is of het college naast IAG ook een informeel pgb had moeten toekennen voor de bovengebruikelijke hulp die door moeder wordt geboden.
8. De rechtbank stelt op basis van wat er is besproken tijdens de comparitie en ter zitting vast dat partijen elkaar op één punt waar het informeel pgb op zou moeten zien kunnen vinden, namelijk de persoonlijke verzorging van [eiser 1] en [eiser 2] . Naar aanleiding van de comparitie heeft vader een overzicht van de daarbij behorende taken aangeleverd aan het college. Daarbij is aangegeven dat voor het wassen en aankleden bij [eiser 1] 15 minuten per dag nodig zijn (1 uur en 45 minuten per week) en voor [eiser 2] 20 minuten per dag (2 uur en 20 minuten per week). Het college heeft verklaard bereid te zijn deze minuten toe te kennen en daarvoor een informeel pgb te verstrekken. In zoverre kan de gehandhaafde afwijzing van het informeel pgb in de bestreden besluiten die zien op [eiser 1] en [eiser 2] geen stand houden.
9. Eisers stellen dat ook voor de overige door [bedrijf] geformuleerde begeleidingsdoelen een informeel pgb moet worden toegekend. Bij [eiser 3] gaat het om 6 uur en 25 minuten per week om niet overbelast te raken, om om te kunnen gaan met prikkels van de omgeving en om te weten wat er op een dag van haar verwacht wordt. Bij [eiser 1] gaat het om 4 uur en 5 minuten per week om zich te kunnen laten begeleiden als hij boos is en om een planning te kunnen maken voor de volgende dag en die uit te kunnen voeren. Bij [eiser 2] gaat het om 5 uur en 50 minuten per week om geen spanning meer te krijgen van een andere mening of gedachten en om zich vroegtijdig te laten helpen als haar emoties oplopen.
10. Het college heeft het informele pgb voor de genoemde doelen afgewezen op twee gronden: de zorg van moeder zou niet aantoonbaar beter en effectiever zijn dan zorg in natura, en de zorg zou bij moeder leiden tot overbelasting.
10. De eerste afwijzingsgrond volgt uit paragraaf 5.9 van de Nadere Regels gemeente Dongen 2020. Daarin staat dat het college van mening is dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin de inzet de gebruikelijke hulp/zorg overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt dan zorg in natura. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat daar in dit geval geen sprake van is en dat voor de begeleiding van de kinderen, en daarmee om de door [bedrijf] geformuleerde begeleidingsdoelen te kunnen behalen, professionele hulp nodig is. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat vader tijdens de comparitie en ter zitting heeft verklaard dat de kinderen al enige tijd niet meer naar school gaan en dus permanent thuis zitten. Daarnaast heeft het college er terecht op gewezen dat er geen verbetering in de situatie van de kinderen is opgetreden, integendeel. Ter zitting heeft vader verklaard dat [eiser 3] inmiddels helemaal gestopt is met school en dat men bezig is om voor [eiser 2] een ontheffing van de leerplicht te verkrijgen. Het college heeft dan ook kunnen stellen dat de zorg van moeder niet doeltreffend (genoeg) is.
12. Nu de eerste afwijzingsgrond stand houdt en de afwijzing van het informele pgb kan dragen, behoeft de tweede afwijzingsgrond (overbelasting van moeder) naar het oordeel van de rechtbank geen nadere bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

13. De beroepen die zijn ingesteld tegen de bestreden besluiten voor [eiser 1] en [eiser 2] (24/2661 en 24/2662) zijn gegrond en deze besluiten zullen worden vernietigd voor zover het college daarin heeft geweigerd een informeel pgb toe te kennen voor de persoonlijke verzorging van de kinderen. De primaire besluiten zullen in zoverre worden herroepen. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat voor de persoonlijke verzorging van [eiser 1] en [eiser 2] een informeel pgb moet worden toegekend van respectievelijk 1 uur en 45 minuten per week en 2 uur en 20 minuten per week met ingang van 7 oktober 2022 (de datum waarop eisers zich bij het college hebben gemeld met hun verzoek om jeugdhulp, zie artikel 4.2, derde lid, van de Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2023).
14. Omdat de beroepen in de zaken 24/2661 en 24/2662 gegrond zijn, dient ook het in die procedures betaalde griffierecht te worden vergoed. Ook krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend en heeft aan de hoorzitting deelgenomen. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,00. Voor de bezwaarfase dient het college € 1.294,00 aan eisers te vergoeden. Dit bedrag hoeft alleen vergoed te worden in de zaak van [eiser 1] , omdat het college al een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de in bezwaar gemaakte proceskosten in de zaak van [eiser 2] .
De gemachtigde is verschenen bij de comparitie. Daarvoor wordt 0,5 punt toegekend. Daarnaast heeft hij een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,00. Voor de beroepsfase dient het college € 2.267,50 aan eisers te vergoeden. Vanwege de samenhang tussen de zaken hoeft dit bedrag slechts eenmaal te worden vergoed.
15. Het beroep dat is ingesteld tegen het besluit voor [eiser 3] (24/2663) is ongegrond. Het griffierecht in die procedure hoeft niet te worden vergoed en er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Zaaknummer 24/2661 en zaaknummer 24/2662
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten voor zover het college daarin heeft geweigerd een informeel pgb toe te kennen voor persoonlijke verzorging;
  • herroept in zoverre de primaire besluiten en bepaalt dat met ingang van 7 oktober 2022 een informeel pgb wordt toegekend voor 1 uur en 45 minuten per week ( [eiser 1] ) en voor 2 uur en 20 minuten per week ( [eiser 2] );
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 102,00 aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 3.561,5‬0 aan proceskosten.
Zaaknummer 24/2663
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 6 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage: relevante wet en regelgeving
Jeugdwet
Artikel 2.3
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
4. Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
Artikel 2.9
De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:
a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
b. over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;
c. de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 wordt vastgesteld, en
d. voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.
Artikel 8.1.1
1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.
3. Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2023
Artikel 4.2, eerste en derde lid
1. Jeugdigen en/of diens ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp in de zin van de Algemene wet bestuursrecht mondeling, telefonisch, schriftelijk of digitaal indienen bij het college.
3. Het college neemt het besluit op een aanvraag uiterlijk binnen 8 weken, waarbij als startdatum het eerste contact als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 geldt.
Artikel 5.1, vijfde lid
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:
Voor persoonlijke verzorging en begeleiding.
Bij de inzet van een persoon uit het sociale netwerk beoordeelt het college de passendheid van deze inzet.
Deze persoon heeft aangetoond dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.
Nadere Regels gemeente Dongen 2020
Paragraaf 5.9
Een jeugdige kan de wens uitspreken om zijn sociale netwerk in te willen zetten. De voorwaarden hiertoe zijn opgenomen in de verordening. Het college is van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin de inzet de gebruikelijke hulp/zorg overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt dan zorg in natura.
Paragraaf 5.11
De jeugdige kan de individuele voorziening betrekken van een informele zorgverlener onder de volgende voorwaarden:
  • Het gaat om de individuele voorzieningen persoonlijke verzorging en/of begeleiding;
  • De beoogd informeel zorgverlener geeft aan dat de zorg aan cliënt niet leidt tot eigen overbelasting.
De individuele voorziening beschermd wonen mag niet worden uitgevoerd door een informele zorgverlener.