ECLI:NL:RBZWB:2025:2755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433031 / FA RK 25-1331
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene met psychische stoornis

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1996. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een wijziging van een eerder verzoek voor een machtiging van drie maanden naar zes maanden. De rechtbank heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en verschillende zorgverleners aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en een dissociatieve stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor haar veiligheid en welzijn. Ondanks de wens van de betrokkene om terug te keren naar haar woonlocatie, oordeelt de rechtbank dat verplichte zorg noodzakelijk is om haar te beschermen tegen zichzelf en anderen. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 3 oktober 2025. Deze beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 17 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433031 / FA RK 25-1331
Datum uitspraak: 3 april 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats],
verblijvende te [accommodatie] [afdeling],
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 maart 2025;
  • het op 3 april 2025 van het CIZ ontvangen gewijzigd verzoekschrift.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 april 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam 1], regiebehandelaar;
  • mevrouw [naam 2], mentor van betrokkene;
  • mevrouw [naam 3], regiebehandelaar van de verblijfslocatie van betrokkene.
Tevens was aanwezig mevrouw [naam 4], begeleidster van betrokkene.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft op 14 februari 2025 een rechterlijke machtiging verleend tot en met 14 mei 2025.

3.Het verzoek

Door het CIZ is oorspronkelijk verzocht een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van drie maanden te verlenen. Bij aanvullend verzoekschrift, ontvangen op 3 april 2025, heeft het CIZ haar verzoek aldus gewijzigd, dat zij nu verzoekt een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf te verlenen voor de duur van zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat zij niet langer opgenomen wil zijn in het kader van een rechterlijke machtiging. Zij wil het liefst terugkeren naar de 24-uurs woonlocatie van [accommodatie] aan de [adres] te [plaats 1] en daar voor zichzelf zorgen. Wel is zij bereid zorg in de vorm van medicatie en andere nazorg te blijven accepteren en daaraan mee te werken, maar alleen als dat ambulant en in een vrijwillig kader plaats vindt.
4.2.
De behandelend rechter houdt de ter zitting aanwezigen voor dat de rechtbank bij beschikking van 14 februari 2025 op een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden een rechterlijke machtiging heeft verleend voor een periode van drie maanden. Daartoe is in die beslissing overwogen dat een termijn van drie maanden passend is, aangezien de medische verklaring is opgesteld zonder dat de onafhankelijke psychiater de betrokkene heeft onderzocht en het noodzakelijk is dat er binnen deze termijn een diagnostisch onderzoek bij betrokkene plaats vindt. In reactie daarop is door de regiebehandelaar van de verblijfslocatie van betrokkene naar voren gebracht dat de aanvraag voor een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van drie maanden op initiatief van [accommodatie] en niet het CIZ tot stand is gekomen, mede omdat op dat moment het behandelperspectief van betrokkene lastig viel in te schatten. Inmiddels heeft zij moeten vaststellen dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een psychotisch toestandsbeeld. Daarom is verplichte zorg, waaronder opname en toediening van medicatie, nog steeds noodzakelijk ter afwending van het door haar psychische aandoening veroorzaakt ernstig nadeel. Betrokkene kan vanuit haar psychische problematiek en beperkte verstandelijke mogelijkheden onvoldoende inschatten wat adequaat gedrag is in sociale situaties en zij weet daar niet naar te handelen. Die situatie maakt haar onverminderd kwetsbaar voor beïnvloeding door anderen. Gebleken is dat betrokkene nog altijd contacten met mannen onderhoudt, dit betekent dat haar veiligheid nog steeds in gevaar is. Ondanks dat in dit stadium er geen mogelijkheden zijn voor onderzoek specifiek gericht op de verstandelijke vermogens van betrokkene wordt geprobeerd op basis van observatie een beter beeld van haar psychische gesteldheid te krijgen. Achteraf bezien concludeert zij dat een verzoek voor een rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden meer passend is bij de situatie van betrokkene en haar behandelperspectief.
4.3.
De (andere) regiebehandelaar sluit zich aan bij hetgeen door de regiebehandelaar van de verblijfslocatie van betrokkene naar voren is gebracht. Aanvullend merkt zij op dat ten aanzien van betrokkene sprake is van een ziektebeeld met een diffuus karakter en dat de behandeling daarom is bedoeld om met behulp van medicatie, het bieden van traumabehandeling, structuur en een dagprogramma de situatie van betrokkene te herstellen. Dit lijkt, naar het zich nu laat aanzien, een langduriger traject te worden dan aanvankelijk werd aangenomen.
4.4.
De mentor geeft aan dat zij ziet dat de opname en de behandeling van betrokkene bij [accommodatie] in [plaats 2] tot dusver voorzichtig zijn vruchten afwerpt. Maar, zij deelt de zorgen die door de beide regiebehandelaren over de huidige toestand van betrokkene naar voren zijn gebracht. Hoezeer zij ook de wens van betrokkene om het liefst per direct naar haar woonlocatie te [plaats 1] terug te keren begrijpt, ziet zij ook de noodzaak op dit moment in van voortgezette verplichte zorg, in de eerste plaats ter bescherming van betrokkene tegen haar risicovol gedrag voor zichzelf en om verder richting geleidelijke stabilisatie te kunnen werken.
4.5
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt duidelijk laat blijken zo snel mogelijk naar de 24-uurs woonlocatie van [accommodatie] te [plaats 1] te willen terugkeren. Zij verkeert volledig in onzekerheid omtrent haar perspectief. Hetgeen tijdens de mondelinge behandeling over de te verwachten behandelduur is besproken maakt dit voor haar mogelijk nog ingewikkelder. Betrokkene heeft bovendien laten blijken te willen meewerken, voor zover nog noodzakelijk, aan depotmedicatie en nazorg als dat in een vrijwillig kader en ambulant wordt geboden. Met deze toelichting stelt hij zich namens betrokkene primair op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Als de rechtbank daarover anders mocht oordelen ligt een wijziging door het CIZ van het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging ten aanzien van de duur, zoals mondeling besproken, in de rede. In het laatst genoemd geval refereert hij zich ten aanzien van dat gewijzigd verzoek subsidiair aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent een rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat ten aanzien van betrokkene sprake is van een verstandelijke handicap met een psychische stoornis, te weten cognitief verval door onder meer psychotische decompen-saties, waardoor sprake is van functioneren op zwakbegaafd dan wel licht verstandelijk beperkt niveau en sociaal emotioneel functioneren op een leeftijd van tussen de 1,5 - 3 jaar en daarnaast schizofrenie, een dissociatieve stoornis en een hechtingsstoornis.
5.3.
Ook is de rechtbank op grond van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat het gedrag van betrokkene, dat voortvloeit uit deze aandoening en stoornis leidt tot ernstig nadeel in de vorm van:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat betrokkene onder invloed van een ander raakt;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
Betrokkene geeft geen blijk van ziekte-inzicht. Zij is niet in staat in te schatten hoe zij zich in het dagelijks verkeer moet gedragen. Daardoor brengt zij zichzelf met haar gedrag in risicovolle situaties en is zij kwetsbaar voor misbruik door anderen. Er is daarnaast sprake van automutilatie.
5.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Zij heeft duidelijk gemaakt alleen nog medicatie en nazorg te willen accepteren en daaraan mee te willen werken, indien deze ambulant en in een vrijwillig kader wordt geboden. Gelet daarop oordeelt de rechtbank dat de zorg en behandeling, die betrokkene in de visie van haar behandelaren nog nodig heeft om voldoende te stabiliseren en een beter zicht op haar ziektebeeld te krijgen niet anders dan in een verplicht kader kan worden geboden.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.6.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank, overeenkomstig het door het CIZ gewijzigde verzoek, een rechterlijke machtiging verlenen voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats];
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 oktober 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 17 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.